Inhoud  Vernoemde namen  Kampen

Terug op de plaats die ik nooit heb verlaten
Tobias Schiff,
1997, EPO, Antwerpen
Bestelinfo

Eerste druk september 1997
Tweede druk januari 1998
Omslagontwerp: Art & Partners Omslagillustratie: Kunstman Verlag
Foto achterblad: Isabelle Schiff Vormgeving: epo Druk: drukkerij epo

© Tobias Schiff en uitgeverij epo vzw, 1997
Lange Pastoorstraat 25-27
, 2600 Berchem
Tel: 32 (0)3/239.68.74
, Fax: 32 (0)3/218.46.04

isbn 90 6445 020 X
d 1997/2204/22   nugi 642

  Verspreiding voor Nederland: Centraal Boekhuis Culemborg & Scholtens Sittard

Inhoud

Verantwoording uitgever

  1 moeder
  2 sei froh dass du noch lebst
  3 honger
  4 vader
  5 to outsmart it
  6 trein van de dood
  7 Dora
  8 vrijheid
  9 kleine wraak
10 God
11 Mondorf 

Foto’s
Nawoord Paula D’Hondt
Noten


Achterblad

Vernoemde namen
Kampen

Aan mijn vrouw
die met liefde en zelfverloochening
reeds meer dan vijfentwintig jaar
mee de last van mijn ervaring draagt en verdraagt

aan mijn vader Moshe Schiff
vermoord door de Duitse ss’ers en hun handlangers
in Auschwitz-Birkenau
in de gaskamer
op vrijdag 21 januari 1944
hij stierf op 46-jarige leeftijd

aan mijn moeder Regina Templer-Schiff
vermoord door de Duitse ss’ers en hun handlangers
in Auschwitz-Birkenau
in de gaskamer
begin september 1942
zij stierf op 40-jarige leeftijd

aan mijn zus Lunia Schiff
vermoord door de Duitse ss’ers en hun handlangers
in Auschwitz-Birkenau
in de gaskamer
op 15 oktober 1942

zij stierf op 19-jarige leeftijd

en
aan mijn kinderen
Anny
Maurice
Lunia
Dominique
aan mijn kleine laatste Isabelle
en aan al mijn kleinkinderen

aan mijn tante Toni
aan mijn nonkel Maurice
aan mijn ‘kleine zus’ Estelle

Verantwoording van de uitgever

De filmmaker Jean Marc Turine voerde in 1988 in voorbereiding van een film een reeks gesprekken met Tobias Schiff. De opnamen voor de film gebeurden op 20, 21 en 22 december van datzelfde jaar. De film is er. Hij heet Monsieur S. en werd gerealiseerd door Violaine de Villers en Jean Marc Turine. De tijdsduur van 26 minuten werd hen opgelegd door de televisie.

Hoe was het echter mogelijk om in zo’n kort tijdsbestek verslag uit te brengen over het nazi-systeem met zijn diabolische uitwerking? Deed een dergelijke inkrimping geen onrecht aan Tobias Schiffs drieëndertig maanden van gevangenschap, waarvan meer dan veertien in Auschwitz? Werd het essentiële niet uitgesloten: aan een moeilijke getuigenis de tijd besteden die nodig is om ons misschien te laten aanvoelen wat die deportatie geweest moet zijn? Daarom zette Turine alle gesprekken op tekst. Die tekst werd door Hilde Desmet bewerkt en werd de basis voor dit boek.

In een reeks lange gesprekken en werkvergaderingen met Tobias Schiff in het Brusselse Alberthotel hebben wij die teksten gekneed en verder uitgewerkt tot ze een grotere literaire zeggingskracht kregen.

De hier verhaalde gebeurtenissen zijn waar. Ze staan onomstootbaar vast. Wel is het mogelijk dat een datum hier of daar niet exact is. Zelfs een geheugen dat men sinds vijftig jaar traint, kan een zwakheid vertonen.

Ik vond het ook vanzelfsprekend de zinnen te behouden die Tobias Schiff eerst in het Duits zei en daarna vertaalde. Ik opteerde daarvoor omdat ik zo precies mogelijk het ritme van zijn denken en spreken wou bewaren. Het was alsof die taal, eens de taal van het onmenselijke, hem hielp om de herinneringen aan de onderdrukking opnieuw op te roepen, om beter de beulen en de vrienden weer te zien, om beter opnieuw te voelen wat meestal niet kan worden gezegd omdat het onvoorstelbaar is.

Hugo Franssen

‘Langzamerhand wordt het stil, en dan kan ik, uit mijn bed drie hoog, zien en horen dat de oude Kuhn hardop aan het bidden is, met zijn muts op zijn hoofd en zijn bovenlijf heftig heen en weer wiegend. Kuhn dankt God, omdat hij niet uitgekozen is.

Kuhn is niet goed wijs. Ziet hij in het bed naast het zijne Beppo de Griek niet liggen, die twintig is, en overmorgen naar de gaskamer gaat, en dat weet, en op zijn rug naar het gloeiende peertje ligt te staren zonder iets te zeggen en zonder nog iets te denken? Weet Kuhn niet dat het de volgende keer zijn beurt zal zijn? Begrijpt Kuhn niet dat wat er vandaag gebeurd is een gruwel is die geen zoengebed, geen vergiffenis, geen boetedoening van de schuldigen, niets kortom wat de mensen kunnen doen ooit meer zal kunnen goedmaken?

Als ik God was, zou ik Kuhns gebed uitspuwen.’

Primo Levi, Is dit een mens (*)

‘Wie luistert naar een getuige, wordt zelf een getuige.’

Elie Wiesel

 

1 moeder

ik probeer te begrijpen
ik denk al 50 jaar
soms zonder het te weten
zonder te weten dat ik denk
     en me vragen stel
ik vraag en twijfel
wat is er gebeurd?
hoe is het gebeurd?
altijd dezelfde vragen

het laat niet los nooit
waar zijn ze allemaal?
hebben ze ooit bestaan?
ja er zijn herinneringen
     als ik het niet schrijf
     dan hebben ze nooit bestaan
     als ik het niet schrijf
     als ik het niet zelf lees
     dan verdwijnen ze als ik zelf verdwijn
     dan verdwijnen ze met mij

ik ben het hen schuldig
ik had een vader een moeder zoals iedereen
ik had een zuster
vader 46  moeder 39
Lunia enkele dagen voor ze 19 werd
er is geen troost
er zal nooit een troost zijn
omdat ze vermoord zijn
     gifgas
     industriële moord
geen graf geen troost
als ik het niet schrijf
hebben ze niet bestaan
grootvaders grootmoeders
ooms tantes neven nichten
meer dan 100 mensen
     meer dan 100 namen
          meer dan 100 gezichten
allemaal verdwenen allemaal vermoord
schimmen schimmen
als ik het niet schrijf zijn het schimmen
als ik het niet schrijf hebben ze nooit bestaan

ze hebben bestaan
ze waren er
ik heb ze gekend ik heb ze gezien
ik heb ze omhelsd
ik schrijf het
dan hebben ze bestaan
dan zijn ze er
dan leven ze voor altijd en eeuwig
ja ze zijn er
ze waren er
ik zie ze
ik zie ze allemaal
allen in rook opgegaan
ze zijn er en blijven voor altijd
waar zijn ze?  er is geen troost  er is geen graf

waarom ik?  waar zijn de besten?
waarom ik?  waar zijn alle kinderen?
er is geen troost  er is geen graf
alsof ze er nooit waren

als ik het schrijf
leven ze
ze leven nu hier
aan de spits van mijn pen
er is geen troost
het is 1 uur ’s morgens
woensdag 12 maart 1997
er is geen troost
het is 55 jaar geleden

ik ben geboren in 1925 in Tarnov Polen
ik had een zus Lunia die geboren is in 1923
haar officiële naam is Bajla Batja
mijn vader kwam in 1926 vanuit Polen naar België
mijn moeder mijn zus en ik zijn hem in 1928 gevolgd
bij ons werd Jiddisch gesproken
wij woonden in de Uitbreidingstraat nummer 578
     in Berchem bij Antwerpen
vader was diamantkliever
hij bewerkte het diamant
     om het van onzuiverheden te ontdoen
klieven is de eerste van de 4 bewerkingen van de diamant

in 1940 bij de Duitse invasie was ik dus 15 jaar
even vluchtten wij naar Frankrijk
     maar men bracht ons naar Antwerpen terug
mijn ouders dachten dat het er slechts op aankwam
het einde van de oorlog af te wachten
zoals iedereen

toen kwamen de eerste anti-joodse wetten
er werden nieuwe identiteitskaarten afgeleverd
met het opschrift jude
     jood in het Nederlands
het was geloof ik in december 1941
we droegen de davidster
we mochten niet meer naar school
we mochten niet meer wandelen in de openbare parken
we mochten niet meer naar de bioscoop
daarna kwam de avondklok
     de wet die de joden verbood hun huis te verlaten
     tussen 7 uur ’s avonds en 7 uur ’s morgens

Lunia werd aangehouden op woensdag 22 juli 1942(1)
het was de vooravond van de Tisha B’Av
de herdenking van de verwoesting
     van de tempel van Jeruzalem
zij was vlijtig intelligent leergierig
ze was nieuwsgierig  ze had vele plannen  ze was mooi
zij beleefde haar jeugd zoals iedereen
ik aanbad Lunia
maar als jong meisje had mijn grote zus háár vriendinnen
en ik hoorde niet thuis in hun kring
ik zal het nooit genoeg betreuren
     dat ik haar niet beter heb gekend
en op woensdag 22 juli is alles opgehouden
woensdag 22 juli
Lunia was met een vriendin vertrokken
en ’s avonds om 7 uur was ze nog niet terug thuis
mijn ouders waren erg ongerust
maar er was geen mogelijkheid inlichtingen in te winnen
aangezien we niet buiten mochten
en we geen telefoon hadden
we wisten niet wat te denken
mijn ouders klampten zich vast aan de hoop
dat Lunia haar vriendin naar huis had vergezeld
en daar opeens gemerkt had dat het te laat was
om nog voor 7 uur thuis te geraken
maar de volgende ochtend
kwam de vader van die vriendin vragen
of zijn dochter bij ons geslapen had
later op de dag hoorden we van de razzia
     de eerste razzia in België
     in en rond de stations van
     Antwerpen-Centraal Brussel-Noord en Brussel-Zuid
     de Duitse feldgendarmerie had er alle joodse reizigers
     gearresteerd
Lunia en haar vriendin werden opgepakt
in de Pelikaanstraat
bij het Antwerpse station
wij hebben Lunia nooit meer teruggezien
 

na de oorlog heb ik vernomen
dat ze met andere gevangenen
in Breendonk werd opgesloten
en daarna naar Mechelen werd overgebracht
in de Dossin-kazerne
vandaar werd ze gedeporteerd
ze maakte deel uit van het konvooi nummer 7
van dinsdag 1 september 1942
ze had het nummer 64
dat konvooi van 1.000 gevangenen
kwam te Auschwitz aan
op donderdag 3 september 1942
na de oorlog heb ik iemand ontmoet
die haar in Auschwitz heeft gezien
ze heeft er enkele weken overleefd
daarna werd ze vergast
in maart 1997 vond ik
in de sterbebücher van Auschwitz
     haar naam
     en de datum van haar vergassing 
          15 oktober 1942
          3 dagen voor haar 19de verjaardag
haar te vinden in die doodsboeken
heeft me in de war gebracht
     en me veel slapeloze nachten bezorgd 

deportatiekonvooien kregen absolute voorrang
alles stopte om ze te laten passeren
ook de kanonnen en de pantservoertuigen
ook het oorlogsmateriaal voor het oostfront
voorrang voor de deportaties
     naar Auschwitz of Treblinka
die beslissing was genomen op de Wannsee-conferentie
in volle oorlog
toen de Duitsers vastliepen op het Russische front
was de opeising van de treinen
     om de deportaties te versnellen
prioritair
de jongste gedeporteerde in België
was amper 34 dagen oud
de oudste was 93 jaar
 

enige tijd na de arrestatie van Lunia
kwamen zwendelaars aanbellen
ze vroegen geld om Lunia in Breendonk vrij te kopen
ze beweerden dat dat mogelijk was
     door valse verwachtingen te wekken
     probeerden ze geld af te troggelen
 

we zouden proberen in Zwitserland te geraken
passeurs konden ons helpen
de demarcatielijn in Frankrijk over te steken
en dan later de grens met Zwitserland
ik geloof dat vader 30.000 frank per persoon
heeft betaald
voor moeder voor hem en voor mij
 

we verlieten Antwerpen op maandag 10 augustus 1942
om 10 uur in de voormiddag hadden we afspraak
op het Koningin Astridplein tussen het station en de zoo
bij een van de 2 ronde bruine marmeren banken
die daar nu nog altijd staan
we hadden valse identiteitskaarten
iemand zou ons een afgesproken teken geven
opdat we hem zouden volgen naar de trein
met bestemming Brussel
en zo gebeurde ook
’s morgens
     vóór wij ons huis verlieten
          had moeder bij elk met een schaartje
          de davidster op de jas weggeknipt
zij droeg die dag een lichte okerkleurige jas
de dame tegenover haar in de trein
bleef haar strak aanstaren en opeens merkte moeder
dat de afdruk van de ster nog zichtbaar was
moeder heeft dan haar tas voor haar borst gehouden
ze bedankte de vrouw met een blik
ik herinner me dat detail
 

we kwamen in Parijs aan in de Gare du Nord
en namen er een autobus naar de Gare de Lyon
de twee passeurs waren nooit bij ons
ze stapten vóór ons uit of achter ons aan

in de trein namen ze ver van ons plaats
’s avonds namen wij een trein richting Chalon-sur-Saône
wij zaten verspreid in de trein
een groep van 14 mensen
onder wie een klein meisje van 2 jaar
    dat me goed kende
omdat haar ouders naast ons woonden
er waren ook vrienden van mijn ouders bij
om middernacht kwamen we aan in een stadje
in de streek van Orléans
 
we liepen samen met onze vrienden
ik nam het meisje op mijn schouders
ik was 17 en een stevige jongen
we volgden de 2 passeurs
af en toe hoorden wij honden blaffen
we dachten dat er boerderijen in de omgeving waren
en dat die honden ons hadden geroken
we liepen dwars door velden en bossen
rond 3 uur ’s ochtends
hoorden we de honden dichterbij
plots werden grote zaklantaarns op ons gericht
4 of 5 mannen met mitraillettes in de aanslag
en met politiehonden aan de leiband
‘halt!  stehen bleiben!’
het was Duitse feldgendarmerie
    de twee passeurs waren opeens verdwenen
    hadden ze ons aangegeven?
    zijn zij kunnen ontsnappen
    omdat ze de streek kenden?
    of speelden zij onder één hoedje?
    ik weet het niet
    maar ze werden niet achternagezeten
 
de gendarmes vroegen onze identiteitspapieren
‘das sind falsche pässe
    ihr seid alle juden ihr versucht zu fliehen’
‘dat zijn valse passen
    jullie zijn joden en jullie proberen te vluchten’
hij verscheurde onze papieren
en gooide de snippers in een greppel naast het pad
we werden naar een klein kasteel gebracht
en opgesloten in een grote mooie zaal
 
ik herinner me dat Benzion Gottlob
    de vriend van mijn vader
schokkend tegen de muur stond te wenen
‘du kimmt men nicht mehr lebendig heroïs’
‘we zullen hier nooit levend vandaan komen’
een wanhopig voorgevoel
hij herhaalde
‘noechdem ist gar nicht’
‘dit is het einde hierna is er niets meer’
van ons konvooi van 1.000 gedeporteerden
zijn er 8 teruggekeerd
6 Fransen mijnheer Gottlob en ikzelf
dat ook mijnheer Gottlob terugkwam
    daar zat ik voor iets tussen
    als het zover is vertel ik u waarom
 
de volgende ochtend werden we op een koer gebracht
het begon daar
ik weet het
vanaf toen zorgde ik er altijd voor
de eerste te zijn
op de eerste rij te staan
ik vroeg de Duitse officier
‘was passiert jetzt mit uns?’
‘wat zal er met ons gebeuren?’
‘ihr werdet alle erschossen’
‘jullie worden allemaal doodgeschoten’
hij zei dat heel nonchalant
alsof het een invitatie voor koffie met croissant betrof
toen moesten wij in Citroëns stappen
we werden overgebracht
    naar de gevangenis van Bourges
er moet daarbij worden gepreciseerd
dat wij vanaf dat ogenblik onder de bewaking
van de Franse politie stonden
 
ik moet u ook zeggen
dat ieder van ons kostbaarheden
in de hiel van zijn rechterschoen verborgen had
vader had 50 dollar verstopt moeder 30 dollar
en ik 20
sommigen zoals mijnheer Gottlob hadden diamanten
 
ik werd als eerste ondervraagd
in een rechthoekige zaal met achteraan een grote tafel
achter die tafel een gestapo-officier en een dame
een jonge blonde vrouw
de officier vroeg naar mijn naam en naar mijn beroep
‘diamantencleaver’  ‘diamantkliever’
‘ah diamantenschwindler!’  ‘ah diamantzwendelaar!’
‘ahm... diamantencleaver’
‘wo sind deine diamanten?’
hij leek toegeeflijk
ik legde hem uit
    dat de kliever niet de eigenaar is van de diamanten
    net zomin als de arbeider in een goudsmederij
    het goud bezit dat hij bewerkt

hij deed alsof hij mijn verhaal geloofde
‘das hast du wirklich schön erzählt...’
‘dat heb je werkelijk mooi verteld...’
en plots scherp en heel droog
‘wo sind deine diamanten?’
‘ich habe keine diamanten’
‘gib mir deine jacke’ 
hij tastte mijn jas af en omdat hij niets vond
wierp hij hem terug en zei
‘hast du wirklich keine diamanten?’
‘neen’
‘wir haben einen holländischen juden geschnappt und 100.000 gulden in seinem schuh
gefunden’
  
‘we hebben een Hollandse jood opgepakt en vonden 100.000 gulden in zijn schoen’(2)
‘ik heb niets’
‘wenn ich etwas finde wirst du erschossen’
 ‘als ik iets vind
    word je doodgeschoten’ 
    ‘geef mij je schoen’
    ik deed mijn linkerschoen uit
    toen zette het meisje dat naast hem zat
    een doos met gereedschap op tafel
    en hij maakte met een grote schroevendraaier
    mijn zool los en rukte die met 2 grote tangen eraf
    hij vond niets en gooide de schoen terug
 
ik boog me om mijn andere schoen uit te trekken
zonder te wachten tot hij erom vroeg
maar hij zei
‘ist schon gut’
 
toen we later in één cel werden samengebracht
lachten ze met mijn gapende schoen
en ik hoorde dat de gestapo-officier aan de anderen
niets had gevraagd van schoenen of diamanten
 
het geld in onze schoenen heeft later
    in Trzebinia
vader en mij het leven gered
vader heeft toen geld gegeven
om ons een brood wat boter en wat suiker te bezorgen
daar betekende een half brood ongeveer 10 rantsoenen
maar dat is voor later
later
hoe beschrijft men de honger?
het is haast onmogelijk
in Bourges begon het
ik herinner mij nu ik aan het praten ben
dat ik als kind geen vet lustte

ik kon het gewoon niet inslikken
in de gevangenis van Bourges
kregen wij ’s morgens brood
en ’s middags een soort soep
die op machine-olie geleek
ik kon er niet van eten
ik kon het niet eens rieken
ik kneep mijn neus dicht
het deed me walgen
de volgende dag nam ik de hand van mijn neus weg
de derde dag schoof ik het vet dat boven dreef opzij
en nam met de lepel een paar slokjes van de soep
de honger liet zich al voelen
de vierde dag at ik braaf
zoals iedereen
 
 
10 dagen in één cel in Bourges
we gingen niet naar buiten
de bewaker bezorgde ons het eten
    door een opening in de deur
we waren net als de andere gevangenen
de bewakers waren Fransen
laat me even nadenken
ja ja  we waren allemaal samen
moeder was daar
ja
ik zie haar weer
wacht
ik ben er niet helemaal zeker van
 
op vrijdag 21 augustus
stuurde men ons met de trein naar Pithiviers
ik slaagde erin me van mijn handboei te ontdoen
door mijn hand smal te maken
    de trein reed langzaam
ik had eraf kunnen springen
maar er leek geen enkele reden om te vluchten
en vader en moeder waren ook op de trein

 
in Pithiviers bleven we 1 of 2 nachten
daar heb ik voor het eerst vlooien gezien
we zaten op stro
    het was warm
        en ik zag ze springen
 
dan ging het naar Drancy bij Parijs
het Franse vertrekpunt van de deportaties
we zijn daar aangekomen

op zaterdag 22 of zondag 23 augustus
in Drancy sneed men ons het haar af
ik herinner me dat het kleine buurmeisje
van wie ik sprak
lachend met de vinger naar me wees
haar mama herkende me nauwelijks
omdat ik mijn krullen kwijt was
 
op vrijdag 28 augustus zette men ons op transport nummer 25
    richting Auschwitz
juist voor het vertrek namen de Franse gendarmes
ons alles af
geld horloges armbanden gouden kettingen ringen
ze namen mijn zakhorloge
    de gendarme zag de ketting en zonder iets te zeggen
    trok hij het horloge met een ruk los
    hij bekeek het en stak het op zak
    ça tu n’as plus besoin
    ‘dat heb je niet meer nodig’
ze deden het werk van de nazi’s
voor de nazi’s
niets verplichtte hen dat te doen
maar ze deden het
ze collaboreerden
ze maakten zich rijk op de rug van de gevangenen
ze wandelden tussen de duizenden gevangenen
    en persten ons af
 
transport nummer 25 van vrijdag 28 augustus 1942
telde 1.000 gedeporteerden
ongeveer 280 kinderen 220 vrouwen en 500 mannen
en
zoals ik al zei
slechts 8 van hen keerden terug
8
 
we zaten in gesloten beestenwagons
het was er bloedheet
iedereen kreeg een half brood
en een klein flesje water dat met zo’n hitte
al snel leeg was
in een hoek een lege emmer als wc
die liep de eerste nacht al over
 
het transport duurde 3 dagen en 3 nachten
vrouwen kleine kinderen
geroep gehuil gesus
een onbeschrijfelijke reis

op het einde van die 3 dagen
hield de trein ’s avonds halt in een klein station
te Kozel in Silezië
ss’ers openden de wagondeuren
krachtige schijnwerpers
en de ss’ers

ik herinner mij een ss’er
de commandant
hij overschouwde de scène
    heer en meester
    groot en hard
    witte jas
    een hond aan de leiband
    en in de andere hand een zweep
 
de ss’ers schreeuwden
männer raus!  frauen und kinder bleiben!
‘de mannen eruit!  vrouwen en kinderen blijven!’
ik wou bij moeder blijven
wij namen afscheid van vader
er klommen ss’ers in de wagons
om te controleren of het bevel was opgevolgd
een van hen vroeg hoe oud ik was
‘17 jaar’
‘raus!’
vandaag bezit ik een document dat zwart op wit bewijst
dat de ss’ers het bevel hadden
dat alleen de mannen tussen 18 en 45 jaar
uit de trein moesten
– eerste selectie –
dat wil zeggen dat toen ik ‘17’ zei
de ss’er doof was of het bevel negeerde
dat was mijn eerste geluk
hij wist wat de mensen die in de trein bleven
    te wachten stond
 
we hadden allemaal een verschrikkelijke dorst
terwijl ze de mannen hergroepeerden
zag ik moeder met een kruikje uit de wagon komen
    ze zocht water
toen ging de ss-commandant op haar af
en sloeg haar met de zweep in het gezicht
‘rein!’  ‘naar binnen!’
 
zo heb ik haar voor het laatst gezien
met een bebloed gezicht
klom ze in de wagon

ze werd geboren in Tarnov in 1902
zij was de dochter van Pinkas Templer
zij had 7 broers en zusters
ze was haar kinderen helemaal toegewijd
ze breide onze pulls en stopte onze kousen
zij deed het huis en het gezin draaien en leven
ze vertroetelde me  ze was fier op haar kleine jongen
ik heb altijd de indruk gehad
dat ze een beetje ontgoocheld was
de vrouw te zijn van een eenvoudige kliever
ze zag er altijd elegant uit
ze maakte zelf haar jurken
op dinsdag 1 september 1942
– ze was 40 –
hield het leven voor haar op
 
we moesten een paar uur marcheren
we waren met zo’n 300
we belandden in Sakrau
    niet ver van Auschwitz
er stonden enkele barakken
Sakrau was een klein werkkamp
dat bewaakt werd door de Duitse politie
nog niet door de ss’ers
zwangsarbeitslager werkkamp Sakrau

2 sei froh dass du noch lebst
ik herinner mij dat we op een zondag
            2 of 3 dagen na onze aankomst in Sakrau
verzameld waren op de appellplatz de appèlplaats
en de kampcommandant sprak
‘jetzt werden wir alle fröhlich sein’    
‘nu zullen we allemaal vrolijk zijn’
hij lachte
‘sind künstler unter euch?  jemand der singen kann?’  
‘zijn er artiesten onder jullie?  iemand die kan zingen?’
4 of 5 Hollanders boden zich aan
ze zongen en bootsten instrumenten na
ze zongen Tiger Rag
de officier stopte voor een man die terneergeslagen leek
hij duwde met zijn wijsvinger
            het hoofd van de man omhoog
‘mensch sei froh dass du noch lebst’
‘mens wees blij dat je nog leeft’
maanden later heb ik de officier begrepen
            hij wist wat er in Auschwitz gebeurde
            en dat wij in Kozel aan de eerste selectie
ontsnapt waren

op een van de eerste zondagen in Sakrau
verplichtten de bewakers ons
om briefkaarten te schrijven
‘naar wie?’  vroeg men
‘naar wie je wil waarheen je wil en wat je wil’
en dus schreven wij ik weet niet meer wat
iets in de trant van
     ‘het is zondag het is mooi weer
     vader stelt het goed
     moeder is in een ander kamp
     ik hoop dat het jullie goed gaat
     tot binnenkort’
ik schreef over moeder
omdat ik niets wist van de gaskamers
duizenden van die kaarten vertrokken
naar alle windstreken
om de bestemmelingen gerust te stellen
terdoodveroordeelden laten schrijven
om de volgende slachtoffers gerust te stellen
 
ik herinner mij dat ik een kaartje stuurde naar Maria
zij hield een kruidenierszaak 2 huizen naast ons
Maria was geen joodse
na de oorlog heb ik die kaart gezien
aan de buren heeft ze kunnen zeggen
     ‘ik heb een briefkaart gekregen van Toshek
     hij maakt het goed’
 
van Sakrau bracht men ons naar Spitkowice
een nieuw kamp

daar was helemaal niets
     geen barakken geen bedden geen stromatrassen
     er was zelfs helemaal geen water
     wij moesten water gaan halen in emmers
geen water
     luizen
     we werden ziek
          tyfus
dagelijks stierven tientallen mensen
’s morgens bewoog er in de brits
     niets
     niemand bewoog geen beweging
     iedereen was dood
 
het werk was zwaar
wij moesten een brug bouwen over een autoweg
na 6 weken waren we nog maar
met een handvol gevangenen
door het labeur de slagen de ziekte en de luizen
 
in Spitkowice
kreeg ik een keelgezwel dat groter en groter werd
een dokter-gevangene had me de raad gegeven
een sok te vullen met warm zand
en die rond mijn nek te knopen

dat zou de infectie doen rijpen
en toen vroeg een bewaker mij
wat ik rond mijn hals droeg
hij zei me de sok af te doen
de zweer was erg gezwollen en bijna ‘rijp’
hij trok zijn dolk en in één haal stak hij het gezwel open
de etter spoot eruit
ik was doodsbang
al had hij mij nauwelijks de tijd gegund bang te zijn
zo snel had hij gestoken
 

al die tijd hadden we onze eigen kleren bewaard
uit de voor- en achterkant van ons jasje
werd de davidster geknipt
en onder de uitsparing werd een gele stof genaaid
hoe kon je vluchten met zo’n jas aan?
zelfs als je de stof verwijderde
bleef het gat in de vorm van de ster
 
anderhalf jaar lang
werden we van het ene kamp naar het andere overgebracht
het laatste was het kamp van Trzebinia
op 20 kilometer van Auschwitz
en 5 kilometer naast Chrzanov

     mijn vader is geboren in Chrzanov
     in een familie van ijzerhandelaars
     ze noemden hen ‘de ijzeren Schiffs’
 
toen wij naar Trzebinia kwamen

leidden de joden uit de streek nog een normaal leven
zoals wij in Antwerpen voor de deportatie
zij droegen een gele armband met een zwarte davidster
ik zag het op een dag
toen men ons naar Chrzanov bracht
om ons te ontluizen en om onze kleren te wassen
          die krioelden van de luizen
ze stonden op het voetpad
ze gaven ons stukken brood
vader wees me de ijzerwinkel van zijn oom
het was op een vrijdag
wat spookte door hun hoofd toen ze ons zagen?
ik weet het niet
 
als er in het kamp van Trzebinia iemand stierf
dan werd hij begraven
op het joods kerkhof van Chrzanov
de dode werd op een kar gelegd
en de chevra kadisha
zij die zich om de overledenen bekommerden
     voerden hem naar het stadje
de vader van mijn vriend Nathan Ramet
stierf daar op dinsdag 29 december 1942(3)
56 jaar oud
hij ligt begraven in Chrzanov
 

een paar weken later
hebben de nazi’s
op twee dagen tijd
ongeveer 30.000 joden vermoord
in Tarnov waar ik geboren ben

onder de doden de hele familie van mijn moeder
een grote familie van een honderdtal mensen
iedereen werd afgeslacht
vader kwam uit een gezin van 8 kinderen
moeder ook
een broer van mijn vader
was in 1923 naar Palestina vertrokken
en 2 van zijn zussen waren naar België geëmigreerd
buiten hen overleefde niemand
het heeft 2 dagen geduurd
     men fusilleerde de mensen
     in de straten van Tarnov in de huizen
     velen werden gedeporteerd

het bloedbad van Tarnov
 

na de oorlog ontmoette ik op de diamantbeurs
in Antwerpen
Simcha Schönberg
hij vertelde me dat de nazi’s in september 1939
in het plaatsje Brzesko 30 jongeren meenamen
onder wie vaders jongste broer
ze brachten hen naar een voetbalveld
ze duwden hen in het doel en beschoten hen
Simcha Schönberg lag in dat doel
hij had het geluk alleen maar gekwetst te zijn
hij hield zich voor dood en ’s nachts vluchtte hij weg
 
niet ver daarvandaan ligt het stadje Sosnowice
als men aan de spoorwegen werkte
zag men de meisjes van Sosnowice die de trein namen
om in een munitiefabriek te werken
zij droegen de ster
wij benijdden hen omdat ze zich nog konden verplaatsen
de razzia’s in Chrzanov
     vielen samen met die in Sosnowice
Sosnowice was ook judenfrei
 
vader en ik
en de weinige overlevenden van Spitkowice
werden in februari 1943
naar het kamp van Trzebinia overgebracht
we bleven er tot 3 november
het kamp was omgeven door prikkeldraad
ik werkte er mee aan de bouw van de spoorweg
 
met 10 of 12 man
moesten we rails van 8 meter lang opheffen
verschrikkelijk zwaar
     we konden ons nauwelijks rechthouden
en de bewakers sloegen ons
met de ijzerdraad die gediend had
     om de rails samen te houden
striemend hard bloedhard
er lag sneeuw die aan onze voeten kleefde
want we hadden geen echte schoenen aan
maar alleen een houten zool met daaraan een bovenstuk
als je stapte hief je de sneeuw mee op
de sneeuw bleef in een punt aan de zool plakken
als de kiel van een boot
geen evenwicht

     we gleden uit
          we konden onmogelijk rechtop blijven

 
ik herinner me
een trein vertraagde en stopte
     een internationale trein
          die van Berlijn naar Warschau reed
een vrouw zat bij het raam
een klein meisje zat tegenover haar
de vrouw schilde een sinaasappel
ik keek ernaar
bevroren
     20 graden onder nul
     heerlijk verwarmd treincompartiment
     bewijs: helder glas geen ijsbloemen
          waarom sta ik hier?
          waarom al die machinegeweren?
          waarom ben ik niet thuis?
          ik heb toch niets misdaan!
ik liet een houten dwarsligger
     een schwelle
op mijn been vallen
ik kwetste mij opzettelijk
ik wou dood
mijn been bloedde en zwol
men bracht me naar het revier
ze sneden zonder verdoving het verhakkelde vlees weg
ik was er slecht aan toe
     ik kwam niet meer van mijn brits in onze barak

          ik wou dat het ophield
vader ging in de rij staan voor mijn rantsoen
 

hier moet ik u vertellen over Nathan Ramet
     hij was 18 zoals ik
hij ging ook eten voor mij halen
dat wil zeggen dat hij na die lange dagen van hard labeur
nog een tweede keer in de rij ging staan
om in de kou te wachten op de voedselbedeling
hij bracht mij dat eten
hoe vergeef ik hem dat ooit?(4)
 
de koorts bleef stijgen
op een morgen bracht vader mij naar het revier
daar lagen een twintigtal zieken

zij namen mijn temperatuur
ik had 38,5°
 
zij zegden dat ik moest gaan werken zoals iedereen
ik weet niet meer hoe ik die werkdag in de kou
ben doorgekomen

vader ondersteunde mij
hij vreesde dat ik het niet zou redden
’s avonds was mijn temperatuur nog gestegen
vader sleepte me daarom opnieuw naar het revier
ik had 40 graden koorts ik mocht blijven
ik herinner mij dat op een bepaald moment
een dokter bij mij kwam
     de Franse dokter Wagchal
     die later neergeschoten werd
     toen hij probeerde te vluchten
hij gaf mij brood
het deel van diegenen die gestorven waren

     in de brits onder mij
     in de brits boven mij
telkens zei de dokter
‘hier nog een stuk brood want die is gestorven’
ik was 10 dagen bewusteloos geweest
 

naast mij lag Harry Spitz
een dirigent
zijn vrouw was een zangeres die men
     ‘die Deutsche nachtigall’  ‘de Duitse nachtegaal’ noemde
haar naam was Erna Sack
zij woonde toen met hun zoon in Amerika
hij had een foto van zijn zoon
‘ich werde ihn nie wiedersehen’  
‘ik zal hem nooit meer terugzien’
hij was een groot musicus
na de oorlog leefde hij in Hamburg
waar hij het stedelijk radio-orkest dirigeerde
 
ik moest de ramen van het revier poetsen
maar de kom water viel uit mijn handen
ik had de kracht niet meer om de kom te tillen
maar toen gebeurde er iets
totaal onverwacht en onvoorzien
     was het met Pasen?
     ik weet het niet meer
     het was op een zondag
er waren vele artiesten in het kamp van Trzebinia
en de Duitse kampleiding had gezorgd
voor een voorstelling in de ziekenzaal
het was de operette ‘zum weissen rössl’
‘de herberg van het witte paard’
ik herinner het me
ik zat op de eerste rij en luisterde naar de zangers
die prachtig gekostumeerd waren
de enen waren als vrouw verkleed anderen als mannen
zij zongen

     hen te horen zingen
     dat was zo vreemd in dat kamp
     ik begon te dromen
     ‘er bestaat toch nog iets anders
     het loont misschien de moeite te overleven
     er is niet alleen dat wat mij nu omringt’
die operette in die omgeving
heeft mij teruggebracht tot het leven
ik woog misschien 35 kilo
de deportatie duurde al 8 maanden
 
 
op 25 april
mijn verjaardag
kreeg ik een dubbele portie soep
werd ontslagen uit het revier
     en moest weer gaan werken
vader bekeek mij
een skelet dat uit het revier kwam
toen nam hij de beslissing de fameuze 70 dollar
     te gebruiken
die in onze schoenen verborgen waren
en die ik bij de gestapo van Bourges had weten te redden

voor dat geld kregen wij ongeveer een maand alle dagen
een brood en wat suiker
ik kwam weer op krachten
 
er was in het kamp een jeugdbarak
     voor jongens onder de 20
als ze ’s avonds uitgeput en moedeloos
     na een zware werkdag in de barak kwamen
speelde ik op mijn mondharmonica
     melodieën en liedjes die zij kozen
de jongeren zongen mee
het gaf hen wat moed en het verwarmde mijn hart
 
de enkelkwetsuur genas maar niet
de wonde bleef geïnfecteerd
     er liep voortdurend etter uit
en nu moet ik vertellen van deze wonde
en van de vliegen
 
men zegde dat de vliegen tyfusdragers waren
en dat we 1 extra kom soep kregen voor 20 dode vliegen
het was in juni
ik zette mij in de zon en
de vliegen kwamen op de wonde zitten
ik moest geen enkele moeite doen om ze te vangen
ik doodde er 100 of 150

 
orders vliegen
     vliegen vliegen

heerlijk gevoel
          prachtig zicht
     ss is bang
bang voor tyfus
bang van vliegen
bang voor dood
tyfusdood
 

‘vliegen brengen tyfus’ zeggen ze
joden krijgen tyfus
2 vliegen in 1 klap
 
domme concentratiekampvliegen
     respectloze concentratiekampvliegen
geen respect want
     ss   gevangenen
              geen verschil
 
     orders vliegen
          vliegen vliegen
     jacht is open
              jacht op vliegen
          jacht op tyfus
prijs voor vliegen: soep
 
20 vliegen
     portie soep
vliegen vangen
          nijd
 
ik word benijd

concentratiekampnijd
hongernijd
 
want ik heb een schat
onuitputtelijke
     druipend gele schat
ik ben gewond
maandenlang mijn enkel
hinkend zwaar gewond
en nu word ik benijd
 
een zwachtel dekt mijn linkervoet
     bewaakt een echte schat
wonde ettert
enkel ettert

ettert dag en nacht
zwermen vliegen staan in rij
staan in rij voor lekkernij
kunnen er niet genoeg van krijgen
massa’s fijne etterbrij
vliegt en vecht voor ’t fijnste hapje
voor een ongestoord festijn
brave vliegen
     orders vliegen
20 vliegen   portie soep
 
vliegen kennen geen verschil
vliegen hebben geen respect
ss  gevangenen
zelfde drek
ss is bang   doodsbang
     tyfusbang
 
men vliegt men zoekt
ik op zoek naar vliegen
zij op zoek naar mij
ze hebben me gevonden
en ik word benijd
ze hebben de schat gevonden
 
gevonden?
ik heb gevonden
want ik vang geen vliegen
     ik pluk vliegen
ze schuiven aan
zwermen vliegen schuiven aan
de schat is ontdekt
ze zinken in heerlijk smakende etter
brave vliegen
20 vliegen   portie soep
 
20 vliegen
     40 vliegen
60  80
     100 vliegen
soep voor vader soep voor mij
soep voor vrienden
’k word benijd
 
14 dagen duurt het feest

feest voor vliegen
feest voor mij
en dan ineens is het voorbij
 

orders vliegen
     angst voorbij
weg de tyfus
          vliegen vrij
 
              weg de vliegen
          weg de vrienden
ik blijf met de zware wonde
     ik blijf met de etterbrij
maar ik word niet meer benijd
 
 
op een vrijdag in die zomer van 1943
in Trzebinia dus
het gras stond hoog
werkte ik aan de spoorweg
toen ik iemand een pakje door het treinvenster
     zag gooien
het was een krant opgerold als een bal
ingepakt in het papier vond ik de kop van een kip
de pluimen zaten er nog aan en de nek ook
u moet weten dat volgens de joodse gewoonte
op vrijdagavond kip wordt gegeten
dus ’s avonds
toen we weer in de barak waren

en iedereen ingeslapen was
maakte mijn vader
zo goed en zo kwaad als dat ging
de kippenkop klaar
toen de ‘soep’ klaar was wekte hij mij
en wij hebben samen de soep van de sabbat gegeten
de kip van de sabbat
 

later moesten wij nieuwe bevoorradingskanalen graven
voor het water van de locomotieven
het station was te klein geworden
om het aangroeiende verkeer op te vangen
     dus moest het vergroot worden
wij moesten de geulen graven
waarin de pijpen werden gelegd
een Duitse firma had een contract afgesloten
met het Duitse leger
     om dat station te vergroten
wie waren de arbeiders?  wij
de firma betaalde aan het Duitse leger misschien 2 mark per dag voor elke slaaf
zoals de ss’ers aan de Duitse spoorwegen betaalden
     voor elk transport van gevangenen
          met prijsvermindering voor grote groepen
 

het was onmenselijk koud
min 20 min 30 graden
en toen de grond te bevroren was
om de sleuven te kunnen maken
wilde de firmadirectie dat we in het kamp bleven
zodat ze ons dagloon niet moest betalen
maar de bewakers brachten ons toch naar de werf

en eisten betaling
en dan moesten we buiten in de kou blijven
     of we werkten of niet
dat trokken de bewakers zich niet aan
ze wilden betaald worden
er waren discussies
     lange discussies in verwarmde barakken
en wij
wij stonden daar uitgehongerd en verkleumd te wachten
 

onze oren
     onze vingers
          onze tenen
bevroren
sommigen stierven van de kou
 
ik weet niet wie
     de bewakers of de firma
          het laatste woord heeft gehad
maar pas vele uren later
werden we naar het kamp teruggebracht
in de barakken was het haast even koud
 
voordien in het kleine kamp van Spitkowice
was het gebeurd
– ik geloof dat het oktober of november 1942 was
     en het was al koud –
dat we onze jassen hadden aangehouden bij het werk
we vulden kipkarretjes met aarde
     we werden opgejaagd
          we moesten een cadans aanhouden
de bewaker gaf het bevel de jassen uit te doen
sommigen deden dat  anderen niet
toen we op het einde van de dag terugkeerden
stond de kampchef iemand van de Duitse polizei
aan de ingang van het kamp
de bewaker sprak hem aan
‘sie waren faulpelze
sie haben fast den ganzen tag ihren mantel angelassen
und nicht gearbeitet’
‘ze zijn lui geweest
ze hebben de hele dag hun mantel aangehouden

en niet gewerkt’
de kampchef beval onze groep
naar de appèlplaats te gaan
en liet alle gevangenen uit de barakken naar buiten halen
ze moesten rond ons komen staan
ik stond op de eerste rij zoals altijd
ik wilde altijd zien wat er ging gebeuren
ik was nieuwsgierig
ik was jong
ik probeerde altijd een kans te hebben om te reageren
 
wij stonden in rijen
de commandant liep voor onze groep op en neer
het schuim op de lippen
in de ene hand hield hij een lange leren zweep
in de andere de leiband
van zijn wrede Duitse herdershond
een dolle hond

 

‘ihr dreckige schweine’
‘vuile joodse varkens
denken jullie dat de Duitse staat eten geeft
om niets te doen?
het is hier geen sanatorium!’
hij ging een paar meter achteruit
‘wie heeft zijn mantel niet uitgedaan?’
ik voorvoelde een verschrikkelijke reactie
zonder verder na te denken
deed ik 2 stappen naar voren
‘herr kommandant
ich habe meinen mantel nicht ausgezogen
aber ich habe meine arbeit getan’
‘ik heb mijn mantel aangehouden
maar ik heb mijn werk gedaan’
hij keek mij recht in de ogen
‘verschwinde in deine baracke!’  ‘maak u de voeten!’
 
en toen begon hij te slaan
en de hond beet de gevangenen
dat heeft minutenlang geduurd
alle mannen van onze groep lagen bebloed op de grond
allen zonder uitzondering
zij konden niet ontsnappen aan de zweepslagen
de bewakers en alle gevangenen keken hoe de chef
de mensen sloeg die op de grond lagen
 
heel dikwijls

     als een situatie kritiek werd
durfde ik reageren

     wie zal zeggen waarom?
ik probeerde het voor en tegen af te wegen
‘zal hij zijn revolver trekken?  waarschijnlijk niet’
ja
als ik een kleine kans zag
als ik voorvoelde
dat er iets verschrikkelijks ging gebeuren
     durfde ik
de kop van die dolle hond
ja er gíng iets gebeuren dus was het geen echt risico
had ik zoals de anderen niets gezegd
dan had ik dezelfde slagen gekregen
ik zou er niet aan ontsnapt zijn
door te spreken plaatste ik mezelf in een andere situatie
ik probeerde de loop van de gebeurtenissen
te beïnvloeden
ik weet het niet
 
ons leven was van geen tel
het had geen enkele betekenis
 
ik herinner me een Oekraïnse bewaker
hartje winter
de winter van 1943
hij merkte dat iemand ontbrak op het appèl
een jonge Antwerpenaar
de zoon van bakker Wang uit de Gulden Vliesstraat
die had zich onder zijn stromatras verstopt
omdat hij ziek was

de bewakers ontdekten hem en haalden hem uit de barak
 

wij waren daar allemaal
de bewaker uit Oekraïne bracht hem tot aan de poort
     en pakte zijn muts af
de muts vloog door de lucht
‘hohl deine mütze’
‘ga je muts halen’
de jongen deed enkele stappen
toen nam de bewaker in één beweging
het geweer van de schouder en schoot
     een kogel door het hoofd van de jongen
het was de eerste keer dat ik iemand op die manier
     zag doden
 
ik herinner mij ook een man
hij was zeer klein en mager
     ik ben niet heel groot
     maar die man kwam maar tot aan mijn schouder
mijnheer Übersfeld

hij had heel grote handschoenen
die hij zelf gemaakt had
ik weet niet hoe
het was koud
alles was bevroren en ons werk bestond erin
de sneeuw weg te ruimen en de aarde te keren
met een spade
mijnheer Übersfeld was verzwakt en de spade was zwaarder dan hemzelf
hij werkte slecht hij was ziek
hij werd geroepen door twee bewakers
‘gij lijkt wel een pop met die handschoenen’
ze sloegen hem en gooiden hem naar elkaar toe
ze amuseerden zich tot hij dood was
‘tod während der arbeit’
‘dood tijdens het werk’
volgens de uitdrukking
wat betekent dat mijnheer Übersfeld niet was gevlucht
het aantal gevangenen
     doden of levenden
klopte met de lijst
dat was het enige dat telde
ze hadden lol getrapt
we waren net als vogeltjes
waarop ze ongestraft konden schieten
de jacht was open als ik dat mag zeggen
 
ik herinner mij
het was zomer
mijnheer Pollack
een grote textielfabrikant uit Amsterdam
die veel huizen bezat
ging naar deze of gene gevangene
hij nam een stukje papier en schreef daarop
     ‘ik verkoop je een huis
     gelegen in die straat in Amsterdam
     met dat huisnummer’
hij noteerde de naam van de gevangene
en daarna tekende hij
zo had hij 2 weken lang een half brood per dag
     in ruil voor een huis

hij heeft onder die voorwaarden
verscheidene huizen verkocht
en toch is hij een paar maanden later gestorven
na de oorlog heb ik in Antwerpen zijn zoon ontmoet
op het einde van de jaren ’50
ik vertelde hem dat verhaal
niemand is ooit een huis komen opeisen
     dat geruild was voor een homp brood
de kopers van de huizen
zijn niet levend uit het kamp gekomen
 

op een koude morgen
probeerde ik de aarde om te spitten
toen een Duitser gewapend met een geweer
bij mij kwam staan
‘geef mij die spade’
hij groef met groot gemak
ik stond erop te kijken
was even onoplettend
en zei
‘als ik geen honger had
en maar één keer per dag moest spitten
zou ik dat ook kunnen’
hij sloeg me bont en blauw
had ik mijn mond maar gehouden
 
weet u
ik was 17 jaar en ik revolteerde
de bewakers sloegen op zieken op gekwetsten

als ik reageerde zei vader
     ‘hier hebben allen die een armband dragen
     a priori gelijk

     zwijg dus
     want op een keer zul je op iemand vallen
     die je opmerkingen niet zal dulden
     en je zult het niet redden
     zwijg’
 

het feit dat ik me in het Duits kon uitdrukken
heeft me in vele omstandigheden geholpen
die kampchef met zijn herdershond
die mij 3 of 4 seconden in de ogen keek
bij die historie met die jassen
was hij even van zijn stuk gebracht
omdat ik Duits sprak?
het is mogelijk
met de hand in de lucht schreeuwde hij
‘verschwinde in deine baracke!’
ja die keer heeft het mij gered
wij waren gespuis voor hen
maar soms sprak dat gespuis hun taal
dat bracht hen een seconde uit het evenwicht
en dat was soms genoeg
om een ander gedrag uit te lokken
wie geen Duits kende had geen enkele kans
om zich tegen wat dan ook te verdedigen
men had ze ingeprent ons te beschouwen
als minder dan niets

we waren schadelijke parasieten
en geen enkele bewaker moest zich verantwoorden

als hij ons doodde
hij doodde omdat hij er op dat moment zin in had
     te doden
ze hadden hun doctrine
maar omdat ik hun taal sprak ging die doctrine
in een flits aan het wankelen
een flits van aarzeling volstond een paar keer
 

ik sprak een ss’er altijd aan
met een hogere graad
dan de rang die hij in werkelijkheid bezat
ik probeerde hem te slim af te zijn
ik combineerde alles om te overleven
 
op een nacht schreeuwden de bewakers ons wakker
het was 2 uur in de morgen
we moesten al onze leren voorwerpen afgeven
de schoenen de riemen
alles
het leer kon worden gebruikt in de oorlog
     voor mijn twaalfde verjaardag
     had ik van mijn moeder een scoutskoppelriem
     gekregen

     een riem in 3 delen met 2 ijzeren ringen
     ik toonde het aan de bewaker en zei hem
     ‘das ist ein kindergürtel
          lassen sie ihn mir’
     ‘dat is een kinderriem laat me die houden’
     hij antwoordde
     ‘houd hem’
dat kan ongelofelijk klinken
maar weer had het feit dat ik Duits sprak
me geholpen
ik heb die riem nog altijd
ja
het is mij gelukt hem uit Birkenau mee te nemen
ik heb ervoor gevochten en ik heb hem
ik weet niet meer wat ik deed als ik mij moest uitkleden
voor een ss dokter of voor ss’ers
ik weet echt niet meer hoe ik erin slaagde hem te verbergen
maar ik heb hem nog
hij verbond me met mijn moeder
 
later
in september 1943 geloof ik
moest ik wagons lossen die gevuld waren met grind
op een dag

kwam een reusachtige Duitser bij mij staan
een meister een of andere specialist van de firma
‘wat heb jij daar?  heb je de schoen van je zus?’
mijn voet was nog gezwollen
en ik kon hem niet in een klomp krijgen
ik droeg een soort pantoffel
die ik zelf gefabriceerd had
ik toonde mijn voet en hij zei
‘in diesem zustand kannst du nicht arbeiten
     melde dich morgen früh bei mir’
‘zo kun je niet werken  kom morgenochtend bij mij’
 
’s anderendaags ging ik naar de plaats van afspraak

de dikke meister had de Duitse bewaker gevraagd
of hij mij – op zijn verantwoordelijkheid –
     mocht meenemen
hij bracht me naar een kleine houten barak
ik moet zeggen dat ik een beetje bang was
omdat ik niet wist wat hij van mij wou
hij liet me binnengaan
hij toonde me zijn kamer
     ‘je gaat alles schoonmaken
     en het vuur aansteken
     zodat ik het warm heb als ik van het werk kom
     je zult dat doen tot je genezen bent’
en hij voegde eraan toe
     ‘du wirst doch nicht fliehen wollen?’
     ‘je zult toch niet vluchten?’
ik deed wat hij me gevraagd had
ik kon zijn krant lezen
ik las over de gevechten van de Duitse legers
bij Stalingrad
ik las hoe zij hun helden in de hemel schreven
ik herstelde ook de deur van zijn kamer
die over de vloer sleepte als je opendeed
 
’s avonds feliciteerde de meister me met mijn werk
toen gaf hij me een stuk brood en een stuk vlees
ik sneed het vlees in 2
en stak de ene helft in een stuk papier
‘was machst du?  
iss alles auf morgen bekommst du noch mehr’

‘eet alles op morgen krijg je nog’
ik antwoordde
‘ich will meinem vater dieses stück bringen’  
‘dat stuk is voor mijn vader
 

’s anderendaags
– de meister was zo dik dat hij een soort korset droeg –

     vroeg hij me hem te helpen het dicht te knopen
ik zette mijn voet op zijn rug
‘trek!’  zei hij
en ik trok om het korset dicht te krijgen
hij gaf me te eten
‘eet tot je genoeg hebt
ik heb ook eten bij voor je vader
 
het begon koud te worden en ik dacht
dat ik er niet onder zou lijden
ik dacht echt dat ik de oorlog zo zou doormaken
omdat de meister het mij gezegd had
ik was een en al hoop
je moet het je voorstellen
ik kreeg warme soep
ik had elke dag vlees en brood
ook voor mijn vader die op de werf werkte
het was onverhoopt
de meister drong erop aan dat ik veel at
en dat ik moest oppassen
mij niet te laten betrappen met het vlees
als ik terugging naar het kamp
hij nam me onder zijn hoede
hij was vriendelijk

maar hij bleef voorzichtig
hij sprak niet over wat aan het front gebeurde
noch over de evolutie van de situatie
want als ik gepakt werd zou ik ondervraagd worden
en iets kunnen zeggen wat gevaarlijk was voor hem
 

dat heeft een paar weken geduurd
tot woensdag 3 november
 
op die novemberdag van 1943
werden we niet zoals gewoonlijk om 4 uur gewekt
we waren daarover erg verbaasd
pas een uur later
     om 5 uur
          ging de klok
en om 6 stonden we op de appellplatz
 
we stonden daar op het plein
met ongeveer 300 mannen
er kwam een kleine kerel aan in een bruine mantel
hij hield een zwarte aktentas in de hand
en droeg een zwarte hoed
hij kwam voor ons staan
nam z’n hoed voor ons af
en sprak ons beleefd en vriendelijk toe

‘meine herren!’
onze mond viel open van verbazing
want altijd werden we toegebruld met
‘vuile joden’  ‘zwijnen’
maar deze man
            ‘meine herren
da der winter näht und viele menschen aufgrund der schlechten arbeitsbedingungen im letzten winter leider gestorben sind hat die deutsche regierung beschlossen euch in eine fabrik zu schicken’
            ‘mijne heren 
de winter nadert en aangezien vele mensen het afgelopen jaar wegens de slechte
werkomstandigheden gestorven zijn heeft de Duitse regering besloten jullie over te brengen naar een fabriek’
 

soms zonder het kamp te noemen
maakten de Polen
een toespeling op Birkenau
dat op 20 kilometer lag
ze wezen met de vinger en zeiden dan
‘daar kom je zo binnen en ga je zo buiten’
ze maakten daarbij een gebaar met de arm
eerst horizontaal dan verticaal
maar wij begrepen niet wat ze wilden zeggen
de man met de hoed in de hand vervolgde
da ist eine schuhfabrik in Birkenau wo sie in gut geheizten werkstätten arbeiten werden und genug zu essen bekommen’
‘er is een schoenfabriek in Birkenau waar jullie in goed verwarmde ateliers zullen werken en genoeg te eten zullen krijgen’
het woord Birkenau ontglipte hem
en passant
            als een tongslipper
 

‘meine herren es ist 6 uhr wir sehen uns hier um 7 wieder’
hij vervolgde
nog altijd even vriendelijk
‘jullie mogen al jullie zaken hier laten want daar krijgen jullie nieuwe kleren
tot ziens heren  tot straks’
 

we konden onze oren niet geloven
eindelijk in goede omstandigheden werken!
geen doden meer!
we begrepen er niets van
iedereen stelde zich vragen
we vlogen elkaar om de hals
gedaan!  geen doden meer!
en ik dacht aan de dikke meister die ik achterliet
ik liep naar de keuken
            nam een koolraap mee
                        en een paar schoenen dat daar rondslingerde
3 honger

om 7 uur waren we verzameld op de appellplatz
met aan het hoofd de lagerälteste
     gevangene Herschel die kampchef was

hij was directeur geweest van de Salamander-schoenfabrieken in Duitsland
hij was een jood
nummer één van de gevangenen in het kamp
van hem hingen leven en dood af
want als hij niet tevreden was over ons werk
kon hij ons straffen door ons nog zwaarder werk te geven
op plaatsen waar de gevangenen stierven als de vliegen

toen ging het hek van het kamp open
een grote legervrachtwagen reed achteruit naar binnen
het zeil ging omhoo
en er sprongen zo’n 20 ss’ers

     met het insigne van het doodshoofd
van de wagen
ze waren gewapend met machinepistolen en zwepen
ze tierden
     ‘iedereen in rijen’
waarop onze joodse chef ons toeriep
     ‘rechtsum!’ 
meteen kreeg hij een klap in het gezicht
van een ss’er die hem toeschreeuwde
     ‘du da rein in die reihe!’  ‘terug in je rij!’
wij begrepen er niets meer van
maar door het eten van de dikke meister
werkten mijn hersenen weer normaal
en toen ik dat tafereel zag
     ze sloegen Herschel
     ze sloegen een god
     ze sloegen de man die besliste over leven en dood
begreep ik dat er iets niet klopte
ik begreep dat die toespraak niet overeenstemde
     met wat er gebeurde
ik zie alles helder voor mijn geest
bewakers brachten de zieken aan
en deden hen in de vrachtwagen stappen
toen zei een ss’er
‘zij die zich niet meer kunnen marcheren
of die ziek zijn mogen in de vrachtwagen stappen’

de stoet met vooraan de vrachtwagen
zette zich in beweging
ik liep naast vader
maar ik had nog een gezwollen voet
ik mankte en toen de vrachtwagen voor het eerst stopte
ben ik erop gestapt
ik zette mij achteraan
dichtbij de opening van het zeil
nieuwsgierig als altijd
de vrachtauto reed zeer langzaam
we werden omringd door ss’ers
als er gevangenen waren die een beetje achterbleven
werden ze gedwongen op te stappen
dat was de tweede selectie
waarvan we ons uiteraard niet bewust waren

na een uur stopte de vrachtwagen nog een keer
en een ss’er zei
‘diejenigen die nicht mehr laufen können

steigen in den lastwagen’
‘wie niet meer kan volgen
moet de wagen op’
langzaam
     beetje bij beetje
          ging de vrachtwagen sneller rijden
          de gestalte van vader werd kleiner en kleiner
              dan verdween de groep in de verte

na ongeveer een halfuur
reden we langs prikkeldraad
kilometerslang
angstwekkend
ik zag gedaanten in gestreepte klere
zebra’s in wit en blauw
met een muts van dezelfde kleur
dat was enorm
een andere wereld
angstaanjagend
nog nooit gezien
de vrachtwagen stopte net voorbij de ingang van Birkenau

moest de chauffeur een rapport maken
of ging hij een pakje sigaretten kopen
in de kleine kantine?
ik weet het niet
een jongeman in streepjespak kwam bij me staan
greep me bij de pols en zei in het Frans
‘spring er onmiddellijk af’
‘neen ik heb pijn aan mijn been’
ik wilde niet uit de vrachtwagen
hij trok me mee
‘ik moet mijn schoenen nog nemen’  riep ik
‘je hebt niks nodig kom er onmiddellijk af’
de motor van de vrachtwagen sloeg aan
en toen greep hij me bij de pols
die jongen heeft me eraf getrokken
ik viel op de grond in de sneeuw
hij had me niet willen loslaten
ik lag daar in de sneeuw en hij stapte weg
ik heb hem nooit meer teruggezien
hij wist wat er ging gebeuren
hij heeft mij het leven gere

ik bleef bij de grote ingang
en wachtte op de groep van mijn vader

ik zag vele groepen gevangenen het kamp binnenkomen
de Duitsers hadden die dag
de kleine zwangsarbeitslager werkkampen geliquideerd
om de gevangenen te verzamelen in de konzentrationslager

de groep van mijn vader kwam 3 of 4 uur later aan
ik ben ongemerkt tot bij vader geslopen
we moesten een enorme barak binnengaan
we zaten daar met ongeveer 2.000 opeengepakt
praktisch de een op de ander
om u een idee te geven van onze situatie
moet u maar een blik sardines opendoen
dat was het beeld dat wij boden
men duwde de mensen naar binnen

een beetje later kwam een in het zwart geklede man binnen
hij droeg een armband met de vermelding kapo
wij wisten niet wat dat wilde zeggen
hij ging op een verhoogje staan
hij hield in zijn hand een zware stok en beledigde ons
     ‘hoerenzoons wat denken jullie wel
     hier wordt niet meer gelachen
     het is gedaan
     hier wordt gewerkt gecrepeerd’
hij schold ons de huid vol in het Jiddisch
ik heb nog nooit zo horen vloeken
maar om die job te behouden
moest hij de ss’ers laten zien dat hij het ko

we stonden opeengeprangd in die barak
we konden ons niet meer bewegen
de kapo schreeuwde
‘ik tel tot 3
en op 3 moeten jullie allemaal zitten’
ik hield het voor onmogelijk dat we konden gaan zitten
op de plaats waar we stonden
want het lichaam neemt zo meer plaats in
maar ik leerde dat het kon
na 1 minuut
liep de kapo tussen ons in met zijn stok
hij sloeg en verwondde de mensen
je kunt zitten waar je staat
als je maar genoeg slaag krijgt
en ik verzeker u dat iedereen zat
hij riep nog
‘beweeg niet meer

hier moet ge gehoorzamen
en doen wat u gezegd wordt
en dat niemand een vin verroert’

zo verliep die derde november

wij zaten daar
hij liep in en uit
dat duurde de hele nacht
wij zaten daar wezenloos
als vee
wij kregen drinken noch eten

ik heb geen woorden om die nacht te beschrijven

de volgende morgen opende de kapo de deuren
wij moesten naar buiten
en in rijen van 10 marcheren
ik liep naast vader
het was al koud

het was een vreemde plaats
wij draaiden om de hoek
en toen moesten wij snel stappen
en daar stonden een ss doktor
waarschijnlijk Mengele
en enkele ss’ers
naast mij liep een jongen
wiens vader horlogemaker was in Antwerpen
hij heette Sicherman
hij liep naast mij
hij droeg een rode sjaal
hij was jong ongeveer mijn leeftijd
ik liep bijna normaal ondanks mijn gekwetste voet
ik voelde aan dat ik het bevel om te stappen
zo goed mogelijk moest opvolgen
ik zei tegen de jonge Sicherman
‘doe je sjaal uit’
‘neen ik heb het koud’
ik zei hem dat omdat ik merkte
dat de rijen voor ons werden opgesplitst
sommigen moesten naar links en anderen naar recht

wij moesten defileren voor de ss doktor
ik wist niet wat er gebeurde
maar ondanks mijn kwetsuur

marcheerde ik als de beste soldaat
met een handgebaar wees Mengele ons daarna één na één
     in een bepaalde richting
          links of rechts
de jongen met de rode sjaal werd uit onze rij gewezen
samen met nog enkele mensen
ongeveer de helft
zij gingen aan de andere kant staan
bij de ouderen
en bij de zieken van het Trzebinia-kamp
die de weg met de vrachtwagen hadden afgelegd
daar heb ik hen teruggezien
het was de derde selectie
waaraan vader en ik
     zonder het te weten
          ontsnapten

van de grote groep van zo’n 2.000 man
bleven we met een paar 100 over
we werden weggeleid
en dan moesten we in alfabetische volgorde gaan staan
wij werden bij een andere groep gevoegd
2 kerels grepen onze arm en een derde tatoeëerde
     onze nieuwe identiteit erop met een naald
     die in een blauw zuur was gedompel
160275 is mijn nummer en dat van mijn vader 160276
het deed pijn  een naar gevoel
behandeld als vee
maar vergeleken met wat ons te wachten stond
was dat slechts kinderspel

Aäron Rosler
mijn oom
was de laatste gevangene van wie de naam
begon met de letter r
hij had het nummer 160274
ik was de eerste van de gevangenen
van wie de naam begon met de letter s

we zaten in kamp d van Birkenau
het kamp van de quarantäne
rechts van de ingang
verder lagen de gaskamers
en de crematieovens

ik moet ook dit nog zeggen

terwijl men mij tatoeëerde had ik gevraagd
wat er ging gebeuren met degenen
die de ss doktor gescheiden had van ons groepje
de man die tatoeëerde had me geantwoord
‘kijk zie je die rook daar
binnen een uur zijn ze ook rook’
ik begreep het niet
ik drong niet aan

zij vulden fiches in met onze naam
geboortedatum beroep
en de datum van aankomst in Birkenau

die fiches werden gedeeltelijk vernietigd door de ss’ers
als de gevangenen naar de gaskamers werden gestuurd
men deed de nummers verdwijnen
van hen die geselecteerd waren
tenminste dat denk ik
omdat ik de fiche van mijn vader
niet heb teruggevonden
maar de fiche van mijn zuster heb ik wél gevonden
in de sterbebücher van Auschwitz

mijn vader en ik zaten in barak 18
dat waren heel grote barakken
ik weet niet meer hoeveel beddenstellen er stonden
wij sliepen in groepen van 8
als er één zich bewoog of omdraaide
volgden de anderen die beweging
er waren telkens 3 bedden boven elkaar
ik kan geen precies cijfer geven
maar we waren met bijna 1.000 gevangenen per barak
in het midden van de barak tussen de britsen
liep over de hele lengte
een pijp in baksteen
een meter hoog en een meter breed
die diende om de barak te verwarmen
maar voor ons is dat vuur nooit aan geweest
tussen die pijp en de britsen
was er aan weerszijden een nauwe gang
bij een selectie stond de ss doktor daar
     niet ver van de ingang
wij moesten dan allemaal naakt
in de ene gang verzamelen
en dan in rij de ronde van de nauwe gangen lopen
en telkens met 3 man voor de doktor stilstaan

de doktor wees aan wie naar de gaskamer moest

dat was de selectie
niemand kon ontsnappen
want wie het waagde over de pijp
naar de andere gang te springen
     waar de al gecontroleerden stonden
kwam in het schootsveld van de ss’er
     die de hele lengte van de pijp
          in het vizier van zijn machinepistool had

wij hadden niet het recht
ons kamp d te verlaten
we wilden weten
wat men met de vrouwen en de kinderen had gedaan
maar het antwoord was verbloemd
wij begrepen het niet goed
wij begrepen niets
op een avond
ongeveer 2 weken na onze aankomst
kondigden de luidsprekers aan
dat de joden in hun blokken moesten blijven
juden gehen morgen nicht zur arbeit
’s nachts vertelde de man naast mi
     ‘als ze aankondigen dat we morgen
     niet naar buiten mogen komen
     betekent dit dat er een selectie zal zijn
     als het uw beurt is
     stap dan zo recht mogelijk
     het hoofd omhoog
     toon u zo sterk mogelijk
     dat is alles
     of neen
     wie aangewezen wordt
     zal hier morgenavond niet meer zijn
     er zijn gaskamers
     ieder kan de schoorstenen en de rook
     van de verbrandingsovens zien
     ze vergassen de zwaksten
     de vrouwen en de kinderen
     en ze verbranden hen’

je hoort die man
je gelooft wat hij zegt
maar je hersenen weigeren het te accepteren
want ik had me er geen rekenschap van gegeven

dat de eerste selectie had plaatsgevonden in Kozel
toen de ss’er bevolen had
‘männer raus!  frauen und kinder bleiben!’
wij waren er al die maanden in de kleine kampen
zeker van geweest
dat de vrouwen en de kinderen in andere kampen zaten
wij waren daarvan overtuig
maar die nacht begreep ik
dat de vrouwen onmiddellijk ter dood waren gebracht
samen met hun kinderen
dat er geen kampen waren voor vrouwen met kinderen
en

laten we een moment wachten

voor we verder gaan
zou ik iets willen zeggen over de honger

hoe moet een mens de honger beschrijven?
het is haast onmogelijk

ik herinner me een dag in Sakrau
we moesten kipkarretjes met grind duwen
en ik zei bij mezelf
‘om niet moedeloos te worden
denk ik vandaag aan mijn 12de verjaardag’
ik kan u verzekeren dat het niet mogelijk was
er ook maar één minuut aan te denken
want onmiddellijk was daar weer
die obsessie van de honger
     die de bovenhand nam

’s avonds deelde men een stuk brood uit
voor de volgende ochtend
ik stak dat stuk onder mijn jas
ik maakte mezelf wijs
‘ik heb dat hele stuk niet nodig
ik neem er een klein beetje van voor ik ga slapen
ik kan u vertellen dat die stukjes brood
nooit het ochtendgloren hebben gezien
het hoofd kon niet slapen
zonder te hebben opgegeten wat we bij de hand hadden
dat wil zeggen dat we ’s morgens naar het werk gingen
met enkel wat waterige koffie in onze maag

het rantsoensysteem moest ons verzwakken

maar ook verhinderen
dat we weerstand boden of ons organiseerden
weerstand kwam er van hen
die de wagons losten (zij vonden voedselvoorraden)
die in de gaskamers werkten
die de tanden van de doden uitrukten
de sonderkommandos
maar de grote massa van de gevangenen
was zo uitgehongerd
dat het idee van weerstand
zelfs niet in ons hoofd kon kiemen
onmogelijk
de Duitsers wisten dat
het was wetenschappelijk berekend
er waren wel bewakers
maar hun aantal betekende niets
     vergeleken met dat van de gevangenen
men vraagt zich af hoe het mogelijk was
dat zo’n kleine groep ss’ers
zo’n massa gevangenen kon bewaken
door de honger waren onze hersenen uitgeschakeld
we waren enkel bezig met overleven
‘selbsterhaltungstrieb’  ‘het overlevingsinstinct’
ik herhaal het
op de plaats van ons brein zat een stuk brood

je reinste waanzin
absurditeit
ik weet niet hoe ik het moet zeggen
Kerstmis 1943
het was een zaterdag
de jongeren van jonger dan 20 werden geroepen
ze gaven ons pakjes met snoepjes
het is een ongelooflijk verhaal
tussen de selecties
de snoepjes van Auschwitz
compleet absurd
voor een toneelstuk zou je nooit op het idee komen
het snoepje van Auschwitz!
het leek op een petit beurre
we verdrongen elkaar om zo’n koekje te bemachtigen

er waren veel Polen in Birkenau
ze zaten ook in kamp d
ze mochten pakjes ontvangen van hun familie
vlees kip brood

ze pakten die uit voor onze ogen
terwijl wij stierven van de honger
ik herinner mij een man die riep
het klonk ongeveer zo
     potcheboeye krawièz
     ‘ik heb een kleermaker nodig
ik ging me aanbieden en vroeg wat er moest gebeuren
‘herstel die lange broek behoorlijk
     en je krijgt een stuk brood’
ik naaide de broek
toen ik ze hem terugbracht bekeek hij ze en zei
‘jij bent net zo goed een kleermaker
als ik commandant ben van het kamp’
maar hij heeft me toch een stuk brood gegeven

hoe moet een mens de honger beschrijven?
dat verschrikkelijk wangedrocht
dat lelijk afstotend hongerend monster
het zit in de maag
het loert naar boven
naar mond en keel

het tiert en knaagt
kruipt met zijn klauwen
langzaam omhoog
vindt niks
het kruipt hoger en hoger
stalen puntige klauwen
klampen zich
alles verscheurend
vast

pijn
pijn in de maag
onophoudend
pijn in de maag
alles verscheurende
pijn in de maag en onderweg
onderweg naar boven
het afschuwelijk beest
z’n puntige stalen spitsen
hebben iets zachts ontdekt
trekken sleuren scheuren
warme grijze massa
eten vreten
alles doet pijn


rukkend scheurend
nog en nog
minder en minder
     weet ik wat ik schrijf
minder en minder
     weet ik wat ik zeg
wazig
een doorschijnend gordijn
glijdt langzaam voor mijn oog

scheurt en trekt de grijze massa
grijze kleverige massa
glijdt naar de maag
naar beneden gestuwd
naar beneden getrokken
door het onnoembaar gedrocht
     honger
          droom brood
grijze massa is verdwenen
de droom van brood verheft zich
abstract brood
abstracte droom van brood
gaat naar boven
van de maag naar het hoofd
van binnen in de maag
naar binnen in het hoofd
de ogen draaien naar binnen
de ogen kijken naar binnen
ze kunnen hun ogen niet geloven
de grijze massa is weg
het abstracte brood heeft de plaats ingenomen
leeg een lege leegte

het beest roept tiert en krabt
het doet pijn
maar het vindt niets meer
er is niets meer
het grote abstracte verse brood
     dat ziet het niet
     het kan er niet aan
     kan er niet aan knagen
     kan er niet aan trekken
     kan het niet verscheuren

honger

concrete alle zinnen bezettende honger
alle zinnen staan op scherp
alle zinnen staan op brood
alle zinnen staan op honger
men ziet honger
     men voelt honger
          men hoort honger
              men is honger
geknaag
uur na uur minuut na minuut
dag en nacht altijd
we waren gek van honger
pijn van honger
stierven van honger
we waren honger
men at zich op langs binnen
buiten niets te zien
langs binnen vrat men zich op

het afschuwelijk beest
wees de weg
het wist de weg
men verkwijnde en stierf
     honger
          onhandige poging
              om honger te vertellen

honger heeft geen verhaal
verhaal benodigt hersenen
hersenen vertellen
waar zijn ze?   ze zijn er niet meer
de ogen keken naar binnen
de ogen konden hun eigen ogen niet gelove
lege leegte grote leegte veel plaats

honger
het beest heeft de grijze massa meegetrokken
verscheurd verteerd
op de grote lege plaats
een groot abstract brood
men sterft van honger
men eet en eet
     men eet en eet
          kauwt en herkauwt
              het grote abstracte warme lekkere brood
                   richting einde

                   de zekere weg naar het einde
                   honger einde
                   de honger gaat voorbij

donkere schaduw
komt voorbij
honger donkere schaduw blijft
de zwarte schaduw overschaduwt alles
overschaduwt pijn
overschaduwt honger
ontneemt de pijn
ontneemt de onmacht
ontneemt de honger

barmhartige schaduw
laat me nog even de grote lege plaat
     bewonderen
waar eens de hersenen waren
barmhartige donkere schaduw
laat me nog even van het onbestaande brood
     dromen
het warme verse onbestaande brood

onzinnig vervaagd gebed
lieve zwarte schaduw
laat me nog even


hoe kan een mens de honger beschrijven?
ik herinner me een selectie
Apter
een jonge Antwerpse vriend
     hij lag in dezelfde brits als ik
huilde
en hij zei me
‘ik ben aangewezen
ze hebben mijn nummer opgeschreven
het kan toch niet
dat ik binnen een paar uur ga sterven!
is dat mogelijk?’

we praatten een tijdje met elkaar
ik probeerde hem te troosten
‘misschien is het voor een transport’
maar we wisten allebei de waarheid
die namiddag werd hij met een paar 100 anderen vermoord

hij zei
‘jij bent er ik spreek met je
het is niet mogelijk dat men mij hieruit haalt
en naar de gaskamer brengt’

ziet u
zo’n scènes

soms stuurde men ons buiten het kamp
om aan het onderhoud van de spoorweg te werken
als er een konvooi toekwam
deed men ons achteruitgaan
de treinen reden heel traag
en soms zagen wij gezichten
door de spleten van de wagonwanden
we hoorden gezucht
            gehuil van kinderen
                        gekerm
als de trein voorbij was gingen we weer aan het werk
die mensen wisten helemaal niet dat ze
aan het eind van hun reis gekomen waren
aan het einde van hun leven
dat het nog een kwestie van uren was

ik herinner me dat
na de opstand van het getto van Warschau
het was in december 1943
een bepaald aantal aangewezen werd
om het getto te gaan schoonmaken
vader maakte deel uit van die groep en ik niet
ik ging naar het secretariaat om te vragen
niet van mijn vader gescheiden te worden
'schreiben sie meine nummer mit auf die liste'
'schrijf mijn nummer ook op de lijst'
'ich kann deine nummer nicht dazuschreiben
aber ich kann die deines vaters streichen'
'ik kan je nummer niet aan de lijst toevoegen
maar ik kan dat van je vader schrappen'
hij verving vaders nummer door dat van een dode
we waren tevreden  we waren niet gescheiden
mijn nonkel Aäron Rosler werd naar Warschau gestuurd(5)
naar Warschau gaan was goed
omdat er daar geen gaskamers waren
toch zijn ook daar gevangenen gestorven
aan tyfus  van honger  van slagen  aan dysenterie(6) 

4  vader

toen kwam dinsdag 18 januari 1944

de avond ervoor riepen de luidsprekers weer eens
juden gehen morgen nicht zur arbeit
het was voor ons de zevende of de achtste selectie
we wachtten in de barakken
rond 10 uur moesten we ons uitkleden
iedereen stond daar naakt en bevroren
de ss doktor kwam binnen vergezeld van een ss’er
wij moesten in rijen van 3 voorbij hen gaan
de doktor bekeek elke gevangene
hij vroeg heel kalm aan vader
‘wie alt sind sie?’  ‘hoe oud bent u?’
vader was 46 jaar
‘was für einen beruf haben sie?’  ‘wat is uw beroep?’
hij zei ‘u’
hij zei niet ‘jij
die moordenaar was beleefd
hij droeg witte handschoenen
ik herinner het me perfect
hij wees vader aan
met de vinger
daarna
was het mijn beurt
ik stond naast vader
ik keek naar de ss doktor
ik wist dat vader geselecteerd was
hoe zal ik het zeggen?
ik keek intens
     met alle intensiteit die mij nog restte
naar de ss doktor
dat kon gevaarlijk zijn
want bij hem bestond er
geen enkele norm meer van menselijkheid

ik heb naar hem gekeken
ik weet het niet
ik heb hem gesmeekt
ik weet niet hoe ik naar die arts gekeken heb

maar hij keek mij recht in de ogen
hij wees mij niet aan

de ss’er schreef vaders nummer op een steekkaart

we zaten in barak 19 of in barak 18
soms twijfel ik daaraan
die dag moesten 600 gevangenen
geselecteerd worden voor de gaskamers
dat cijfer was bepaald(7)

in de eerste blokken had de ss doktor
de zieken en de zwakken geselecteerd
dat was niet moeilijk
     aangezien we naakt voor hem moesten staan
maar als hij het vereiste aantal nog niet had
dan koos hij in de laatste blokken
ook mannen die er nog stevig uitzagen
ik herinner me een man in ons blok
hij zag er nog krachtig uit
waarom werd hij geselecteerd?
ik heb er maar één uitleg voor
het aantal was nog niet bereikt

de doktor en de ss’er vertrokken
ik ging weer op mijn bed liggen
omdat wij niet naar buiten mochten

rond 4 uur in de namiddag
luidde de klok

wij waren nog in de barakken en
men kwam de geselecteerden al ophalen
van dit afscheid is me niet zoveel bijgebleven
weet u
misschien heb ik dit moment nog altijd verdrongen
de hersenen accepteren niet dat het afscheid definitief is
wij mochten niet naar buiten komen
we waren ervan overtuigd
dat ze heel snel zouden worden gedood
maar na enige tijd
     luidde de klok opnieuw
          en mochten wij naar buiten

ze zegden ons dat de geselecteerden
nog in kamp d waren

in barak 6
ik ging kijken

de barak werd bewaakt door een ss’er

ik weet niet wat me bezielde
ik durfde die ss’er te benaderen
ik observeerde hem enkele seconden
ik zei hem
‘mein vater ist da drin!  lassen sie mich bitte rein’
‘laat me alstublieft naar binnen’

     waarom heeft hij me binnengelaten?
     omdat ik perfect Duits sprak?
men had hem bevolen dat niemand naar buiten mocht
maar men had hem zeker niet gezegd dat niemand binnen mocht
wie zou daar nu binnen willen gaan?
het was absurd om daar binnen te willen
ik heb hem gesmeekt met mijn ogen
     en ik heb hem aangesproke
was hij geraakt?
hij had een machinepistool
hoe kan een mens dat weten?
ik zal het nooit weten

ik zocht mijn vader
ze waren met 600
ze waren bijna helemaal naakt
ik sprak met vader
     ging weer naar buiten
          en stapte naar de schreibstube het kampsecretariaat

want gewoonlijk was de ss doktor vergezeld
van een gevangene die de nummers noteerde
en werd de lijst op de schreibstube gelegd
ik wilde proberen
vaders nummer te laten schrappen
‘mijn vader is geselecteerd
schrijf het nummer van een dode op de lijst’
de man in de schreibstube antwoordde
‘ik heb de lijst niet ik kan niets doen’

ik ging naar kapo’s
ik ging naar barakchefs die ik niet kende
‘mein vater ist unter den selektionnierten,
geben sie mir etwas zu essen für ihn’

‘mijn vader is onder de geselecteerden
geef mij iets te eten voor hem’
ik kreeg sigaretten
iemand gaf mij soep
een ander gaf me een stuk broo
ik ging weer naar de barak
daarna keerde ik terug naar mijn blok
om een deken te ‘organiseren’(8)
dat ik naar mijn vader bracht
ik weet niet meer hoe ik het gedaan heb
maar het ontbrak niet aan doden
en die hadden geen deken meer nodig
ik bleef bij hem tot ’s avonds
tot ik weer naar het appèl moest

’s anderendaags deed ik hetzelfde
ik vond voedsel en bracht het naar vader
dat heeft 4 dagen geduurd
van dinsdag 18 tot vrijdag 21 januari
het gerucht deed de ronde dat in Auschwitz 1
– wij zaten in Auschwitz 2 Birkenau
ook een selectie had plaatsgevonden
en dat de geselecteerden terug naar hun blokken mochten
men vertelde dat er discussies waren
tussen de politieke directie en de ss’ers

het was nog nooit gebeurd dat de gevangenen
4 dagen moesten wachten na het moment van de selectie
het was heel uitzonderlijk
ze werden van de lijsten geschrapt
ze kregen eten noch drinken
sommigen werden gek
het was afschuwelijk

de Poolse joodse schrijver
Meilech Herschkowitz
– de ss’ers kenden hem
want op sommige zondagen las hij gedichten voor
hij was ook theaterdirecteur –
opende de deur
en vroeg aan een ss’er om hem te doden
de ss’er schoot hem een revolverkogel door het hoofd
voor de deur

onder die 600 mensen
vonden er onbeschrijfelijke scènes plaats

het duurde 4 dagen en 3 nachten
vader was kalm
hij zat op zijn bed
ik zat naast hem
en weende
er was daar een kleine man
een jood
hij liep bijna goedgeluimd heen en weer
ik vroeg hem waarom
hij antwoordde mij
‘mij zal niets gebeuren
bij elke selectie word ik gekozen
maar ik word telkens weer vrijgelaten’
‘hoe is dat mogelijk?’
hij was heel klein heel mager
hij was een skelet een echte muzelman(9)

als er iemand was onder die 600
die het ‘verdiende’ om daar te zij
dan was hij dat
     vel over been
     hij kon nauwelijks nog rechtop lopen
‘ik moet 10 jaar cel doen
het staat op mijn fiche
ik werd veroordeeld
omdat ik kolen gestolen had
men zal me hieruit halen
omdat ik mijn 10 jaar moet doen
ik zal niet vergast worden’
ik begreep niet wat hij wou zeggen

in de namiddag van de 3de dag
vrijdag 21 januari 1944
kwamen er motorrijders aan
een ss’er ging barak 6 binnen en las 30 nummers
die 30
onder wie die kleine muzelman
en een oude man met een kruk
wiens moeder geen joodse was
die 30 zouden niet vergast worden
zij mochten de barak verlaten

ik ging naast vader zitten
hij keek me kalm aan
hij hield mijn hand vast
ik wist dat het gedaan was

vader zei
‘dit is het lot van ons vol
ik weet dat ik nu moet sterven
ik zou getroost zijn en sereen sterven
als ik wist dat jij er levend uit kwam’

hij herhaalde
‘dit is het lot van ons volk en
wij kunnen er niets aan veranderen’

hij drukte mij tegen zich aan
hij kalmeerde mij

men kwam ze halen
één voor één
ze gingen naar buiten
dan was het vaders beurt
ik ging met hem mee naar buiten
de vrachtwagens kwamen aan
de avondklok luidde

hij omhelsde mij
en zei
‘denk aan de geschiedenis van Jozef en Potifar’

die laatste woorden van mijn vader!
‘Jozef en Potifar’
Jozef zat toch in de gevangenis
en Potifar was het hoofd
     van de gevangenis in Egypte
en er was de vrouw van Potifar
     zij probeerde Jozef in te palmen
maar toen ze hem vastpakt
rukte hij zijn kleed los
     hij ontdeed zich van haar

die laatste woorden van vader
‘herinner u Jozef!’
dat was zo ongelooflijk
hij stond aan die poort
hij wou

ik zal het nooit begrijpen
en vlak ervoor zegde hij nochtans
‘dat is het noodlot van ons volk’

Jozef die zich lostrekt
dat is de goede levenshouding
meester zijn over situaties om zelf te beslissen
vader had een miljoen andere dingen kunnen zeggen
maar hij zei ‘herinner u Jozef’
na dagen wachten op de dood

de vrachtwagen stond voor de poort
de gaskamer was een beetje verder
hij wist alles
en toch heeft hij

het kan niet anders
ja

absoluut
laat ons even overleggen
wat kan het geweest zijn?
trek uw eigen besluit
neem uw verantwoordelijkheid
absoluut
     absoluut

zo’n zin
op de rand van de dood
mijn moeder heeft de tijd niet gehad om iets te zeggen
ze was weg voor we het beseften
maar nu
     na 3 dagen wachten op de dood
          ja

ze stegen moeizaam in de vrachtwagens
ze waren naakt in de kou
ik moet zeggen dat ikzelf maar halfbewust was
ik wist wat er ging gebeuren
en toch kon ik mijn ogen niet geloven
ik wilde het niet geloven

ik stond naast de ss’ers
ze moesten niemand neerschieten
niemand bood weerstand
er was geen weerstand
de mensen waren al dood
de avondklok luidde

ik ben naar mijn barak teruggekeerd

en na ongeveer een halfuur
toen de laatste vrachtauto vertrokken was
mochten we weer naar buiten komen
alles zag er normaal uit
ik ging wandelen
ik zag de rook in de verte
die uit de schoorsteen van het crematorium kwam
ik stapte langs de barakken
in de richting van de poort
vanwaar ik ze had zien vertrekken
en opeens zag ik de secretaris van de schreibstube
die de poort kwam binnengestapt
het was een Franse jood
met wie ik een paar keer gepraat had
ik ging naar hem toe
het was 18 uur het was al donker
ik vroeg hem
alsof ik de bevestiging wilde van wat ik wist
vader is vertrokken met de vrachtwagens
wat is er met hem gebeurd?’
hij zei
‘ga terug naar je barak en zeg de Kaddisj’
het gebed voor de overledenen

 

5 to outsmart it

in de weken die volgden op de dood van vader
     was alles leeg

alles wat we rond ons zagen
alles wat er gebeurde
     die mensen die de één na de ander
     in allerlei omstandigheden verdwenen
          geslagen
              vermoord
ook dat we honger hadden
en dat we bij onszelf konden zeggen
‘morgen is het mijn beurt
     of overmorgen’
we wisten dat elke dag alleen maar uitstel was

alles was leeg

ik was eenzaam
want anderhalf jaar lang waren vader en ik
altijd samen geweest
van ’s morgens tot ’s avonds
en van ’s avonds tot ’s morgens
hij heeft me veel verteld in die maanden
de omstandigheden brachten mee
dat ik geen jongen meer was

hij beklaagde zichzelf niet
ook niet als hij ziek was of oedemen had
omdat klagen de ellende verergert
     en de dood bespoedig
hij sprak de anderen moed in
hij probeerde te blijven hopen
zelfs toen er geen hoop meer was

vader was altijd in mijn hoofd aanwezig
ik had de indruk dat hij over mij waakte
ik dacht eraan hoe hij met mij gesproken had
en ik voelde zijn afwezigheid
     anders
ik voelde een grote eenzaamheid
maar toch kreeg het zoeken naar een stuk brood
     weer de bovenhand
          ook al was er naast me altijd de lege plaats

omdat wij in het kamp d zaten
     een durchgangslager een transitkamp
koos men dikwijls groepen mannen uit die
in andere kampen rond Auschwitz moesten gaan werken
we vormden een voorraad van arbeidskrachten
     waaruit naar goeddunken kon worden geput
voor de vele kleine concentratiekampen rond Auschwitz

in februari besloten de ss’ers
gevangenen naar de koolmijn van Jawischowitz te sturen
een plaats die iedereen vreesde
ik behoorde bij de eerste groep van 320 gevangenen
men bracht ons naar de douches
die dicht bij de gaskamers lagen
en wij kruisten een grote groep Italianen
     er was een klein meisje bij
     met zwart krulhaar

     ze was 4 of 5 jaar
     ze had een pop in haar armen
          ze lachte
     ze sprak met haar papa
     en haar mama droeg een kindje in haar armen
     ze hadden er geen flauw idee van
          dat ze voor hun dood stonden

we namen een douche in een zeer grote zaal
toen kwamen de dokters aanwijzen
     wie het minst geschikt waren voor het werk
zodat men precies aan het aantal van 300 gevangenen zou komen
toen de keuze gemaakt was
gaf men ons nieuwe gestreepte kleren
wij moesten in vrachtauto’s stappen
wij werden opnieuw geteld
wij stonden in rijen van 5
een ss’er had ons geteld
     wij waren met 301
daarna kwam de oberscharführer tot hetzelfde aantal
de telling werd overgedaan door iemand
met een nog hogere rang
     weer telde men 301
toen kwam de konvooichef langs onze rijen
en haalde mij eruit

ik herinner mij dat ik mijn scoutsriem verstopt had
tussen mijn kleren en dat ik als eerste uit de douche was gekomen
in de hoop dat de uniformen nog niet waren gewissel
     zodat ik mijn riem eruit kon halen
heeft de konvooichef mij er daarom uitgehaald?

een ss’er bracht me terug naar kamp d
ik was van de fiches geschrapt
ik wist niet welk bevel de ss’er had gekregen
wij waren vlakbij de gaskamers
zouden ze mij opnieuw inschrijven op de fiches?
ik dacht echt dat het voorbij was
maar ik had hun systeem verkeerd beoordeeld
     ik was niet geselecteerd
     dus behoorde ik nog tot de massa van duizenden gevangenen

wij kwamen voorbij de plaats
     waar ik de groep Italianen had gezien
ze waren dood

naakt en dood
ze lagen verspreid op de koude grond
als ik dit vertel
is daar altijd dat meisje met haar pop
ze waren vergast terwijl wij een douche namen
het had een uurtje geduurd
ze lagen daar op de grond
achter de barak waarin ze vergast waren

terug in kamp d dacht ik
vader waakt over mij hij let op mij’
wat wilde dat zeggen
dat ik over mezelf moest waken zoals hij mij opgedragen had?
dat de aandacht die ik voor mezelf moest hebben
     moest beantwoorden aan zijn aandacht?
ik weet het niet

op woensdag 1 maart 1944
werd ik naar Buna-Monowitz overgeplaatst
een concentratiekamp
op 6 kilometer van Auschwitz
Auschwitz 3
ik geloof dat we met 10.000 gevangenen waren
     in Monowitz
het kamp was opgericht voor het bedrijf ig Farben
er werd synthetisch rubber vervaardigd
uit butadieen en natrium
vandaar de naam van het kamp Buna-Monowitz(10)

als wij het kamp verlieten
     altijd in rijen van 5
     stond er een orkest opgesteld bij het hek
     het speelde militaire marsen
     wij marcheerden in de pas
     de ss’ers telden ons
     wij vertrokken als genummerde commando’s
     die in de fabriek gingen werken

ik zat in blok 36
het was er vuil
wij werkten aan de restauratie van de barakken
het regende
wij werkten in de modder
wij hadden honge
wij konden ons niet drogen
ik was er slecht aan toe

de kapo’s van de werkcommando’s
die voor de ss werkten
     woonden in blok 4
dat was het prominentenblock(11)
op zaterdagavond en op zondag was er een concert in blok 4
met als dirigent Harry Spitz
die ik ontmoet had in het revier van Trzebinia
Spitz kende iedereen
de ss’ers de kapo’s
     en kampchef Paul Kozwara
     dat was een gewone misdadiger
     met het nummer 39 op de arm
     wat erop wees dat hij een van de eerste gevangenen in
     Auschwitz was
     nummer 39 droeg altijd een onberispelijk zwart pak

men bleef ver van blok 4
men vermeed het
men was er bang van

u kent de uitdrukking ‘nicht auffallen  
dat wil zeggen
     anoniem blijven
     zich niet laten opmerken
ik heb dikwijls het tegendeel gedaan
omdat ik zo van muziek houd
ben ik op een avond naar blok 4 gelopen
en ik hoorde de wals uit
Orpheus in de onderwereld van Gounod
het regende hard
ik was doorweekt
ik lag op de grond in de modder
ik luisterde
ik was bijna ‘gelukkig’
opeens greep een hand mij bij de nek
‘was treibst du hier?’  ‘wat doe jij hier?’
ik werd omhooggetrokken
het was de kampchef met het nummer 39
ik wist niet goed welke wet ik had overtreden
‘ich höre nur die musik an’
hij sloeg mij en schreeuwde
‘hau ab!’  ‘maak dat je wegkomt!’
hij liet me gaan

(later
toen ik kok geworden was
zag ik hem vaak in blok 4
ik was toen niet meer bang van hem
want ik werd door een ss’er beschermd
op een dag zei ik tegen nummer 39
‘herinnert u zich nog die concertavond
toen er in de regen iemand naar de muziek lag te luisteren?
u hebt hem bij de kraag gegrepen
wat deed hij verkeerd?’
‘iedereen moet in zijn barak zijn’
‘die gevangene was ik’
dat durfde ik toen antwoorde
het gaf mij een kleine voldoening)
in Buna werkten ook vrije Polen
en een groep Engelse krijgsgevangenen
we mochten niet met hen praten
de ss-chef van de fabriek  de oberscharführer
     heette Rakers(12)
     een reus van een vent
     een sadist
     met handen zo groot als bordenop een avond
     – wij keerden terug van het werk –
zagen we 3 galgen op de appellplatz staan
de ss’ers hadden bij 3 gevangenen tangen gevonden
en op elke ontsnappingspoging stond de dood

iedereen moest aanwezig zijn bij hun ophanging
de 3 mannen stonden naast elkaar
grote lichten waren op de galgen gericht
het was sinister

Rakers stond daar voor die 3 mannen bij de galgen
toen men het koord om hun hals deed
riep de eerste
     ‘kopf hoch kameraden wir sind die letzte!’
     ‘kop op kameraden wij zijn de laatsten!’
wat de tweede man riep ben ik vergeten
de derde schreeuwde
     ‘es lebe die freiheit!’
     ‘leve de vrijheid!’

en toen de valdeur geopend werd
op het moment dat het lichaam viel
greep Rakers die man bij de enkels
hij lichtte hem op om zijn doodstrijd te verlengen
alsof hij duidelijk wilde maken
‘in mijn aanwezigheid spreekt men het woord vrijheid niet uit’

bijna dagelijks reed Rakers ’s avonds met een fiets
van barak naar barak om te zien
of er geen eten lag
     dat van buiten het kamp kwam
wee diegene die betrapt werd
als wij hem tegenkwamen
en we vergaten onze muts af te nemen
dan sloeg hij ons met één klap tegen de grond

op een morgen
het was in de maand mei van 1944
kwamen wij zoals gewoonlijk in lange rijen van 5
naar het hek
daar stond Rakers
     leunend op zijn fiets
hij wenkte mij
     ‘komm hier!’

hij zei me zoiets als
     ‘deugniet waarom staat je kraag open?’

‘deugniet’?  het was niet zijn gewoonte
zo’n eerder vriendelijk woord te gebruike
‘er war geschlossen als ich aus dem lager kam
aber ich dachte dass ich ihn hier öffnen darf’
‘hij was dicht toen ik het kamp verliet
maar ik dacht dat ik hem hier mocht open zetten’
hij zwaaide met zijn reusachtige handen
‘wenn du noch einmal hier vorbeikommst mit einem offenen kragen dann haue ich dir eine
runter dass du glaubst dass dich ein pferd geschlagen hat’

‘als je nog één keer met een open kraag durft voorbijkomen zal ik je zo hard slaan dat je zult
denken dat een paard je geslagen heeft’
verstanden?’  ‘begrepen?’
‘ja’
wiederhole 
ik herhaalde langzaam de zin en hoe meer ik vorderde
des te meer beeldde ik mij in dat hij ging slaan
ik had de indruk steeds dichter bij het paard te komen
Rakers was dat paard dat me ging slaan

in plaats daarvan barstte hij in lachen uit
hij sloeg zich op de dijen
hij riep een ss’er
‘Hans!  luister naar wat hij zegt’
ik moest de zin opnieuw herhalen
     ik zag dat het goed ging
     het was mooi weer
     de hemel was helder
     hij was goedgeluimd
     ik herhaalde de zin
de kapo van mijn commando kwam zien
wat er gaande was
hij wilde mij met zijn stok slaan maar Rakers zei
‘hij komt zo dadelijk het is niets’

een paar dagen later
stond hij met zijn fiets opnieuw aan het hek
ik wendde het hoofd af maar in het voorbijgaan
greep hij me bij de schouder
     om me uit de rij te halen
ik was zo verrast
dat ik vergat mijn muts af te nemen
‘warum nimmst du deine mütze nicht ab?’
ik deed wat hij vroeg

ah!  ich sehe!  wann warst du zum letzen mal beim friseur?’
‘ik zie het al!  wanneer was je voor het laatst bij de kapper?’
want als men zijn haar liet groeien
     kon dat betekenen dat men wilde ontsnappen
‘heute ist samstag und ich lasse sie jeden sonntag schneiden’
‘vandaag is het zaterdag en ik laat het elke zondag knippen’
‘wenn ich dich noch einmal mit solchen haaren sehe dann’
‘dat ik je niet nog eens met zo’n haar zie!  anders’
dat ‘anders’ was de zwaarste bedreiging
er kon van alles op volgen
slagen  naar de mijn gestuurd worden of de dood
maar hij heeft mij niet aangeraakt
hij zei
‘hau ab!’

ziet u
hij amuseerde zich
hij maakte zijn eigen theater
ik had hem verrast
omdat ik perfect Duits sprak

de volgende donderdag
werden de jongeren onder de 20
in een nieuw commando in een enorme loods geplaatst
daar was ook een groep Hongaarse joden
tussen 12 en 14 jaar
de ss’ers hadden besloten
     hen op te leiden tot lasspecialisten
want ig Farben betaalde per dag
voor specialisten het dubbele van het bedrag
dat men betaalde voor het werk
van niet-gekwalificeerde slaven

in de loods stonden kisten
vol verroeste vijzen en moeren
wij moesten de moeren van de vijzen scheiden
     in olie dompelen
     en ze schoonmaken zodat ze weer bruikbaar waren
de Hongaarse jongens brandden lange ijzeren buizen
met een lastoestel in stukken
ik vijlde de rand van die stukken

op een ochtend een schreeuw een order
‘achtung!’
wij stonden ogenblikkelijk in houding
voor een groep Duitse officieren

ze waren gekleed in vlekkeloze uniformen
met goud en kleurige ordeteken
hoge officieren van de land- de lucht- en de zeemacht
sommigen droegen een kleine sabel
zoals jonkers
op enkele passen voor hen stapte Rakers
waarvoor kwamen die officieren?
wilde Rakers hen laten zien dat de jongeren
     goed werden behandeld?
ik weet het niet

Rakers hield halt
     aan de andere kant van de werktafel
     die 15 meter lang was en wel 3 meter breed
‘wie geht es dir?’
‘hoe gaat het met je?’
ik was verbouwereerd dat hij mij aansprak
‘sehr gut  die arbeit ist nicht schwer’
‘heel goed  het werk is niet moeilijk’
dan wees ik in een opwelling
naar het grote uurwerk in de loods
‘aber die zeit vergeht einfach nicht’
‘maar de tijd gaat niet voorbij’
ik wist dat hij me niets zou doen
Rakers begon te lachen en hij zei
‘komm morgen früh in mein buro
dann wirst du laufjunge der ss’
‘kom morgenvroeg naar mijn bureau
dan word je loopjongen van de ss’ers’
en toen vertrok hij met de groep officieren

de ss’ers beschikten over een eigen gebouwtje
op de fabrieksterreine
daar namen ze hun middagmaal
ik zou tot hun dienst staan
het was een droom
want als er te eten was voor die ss’ers
dan was er ook een beetje voor mij
een kruimeltje brood was voldoende
er was een radio en het was er warm

     ik heb het ooit genoteerd
     in het Engels
    
i had to outsmart death
     it became a kind of game’
     outsmart ik weet niet hoe ik dat moet vertalen

     je moet slimmer zijn dan de dood
     ontwijken is niet het juiste woord
     outsmart dat is het tegengestelde van ‘het is ons lot’
     outsmart betekent
     dat ik een oplossing probeerde te vinden
     als er gevaar was
     dat ik het lot niet liet begaan

die dag maakten de 2 kleine Hongaren naast me ruzie
ze kibbelden om een lasbrander
en bij een bruuske beweging
verbrandde een van die jongens
     mijn wang met die brander
men deed wat zalf en een groot verband
     met hechtpleisters op de brandwonde

’s avonds bij het verlaten van de fabriek
zei Rakers me
‘so kannst du zu uns nicht kommen’
‘zoals je er nu uitziet kun je niet bij ons komen’
ze konden niemand gebruiken
     met een geschonden gezicht
wat een ontgoocheling!
het was april of mei 1944
ik verbleef toen nog in blok 36
er kwam een Duitser naast me staan
‘ich bin der kapo der ss-schneider’
‘ik ben de kapo van de kleermakers van de ss’ers’
hij droeg zijn uniformvest niet
     maar de gewone kampkledij
‘af en toe zou ik u ondergoed van de ss’ers kunnen geven
de Polen in de fabriek zullen u er graag
iets voor in de plaats geven
u zou het met hen op een akkoordje kunnen gooien’
ik vroeg me af wat dat betekende
was het geen valstrik?
het maakte mij bang
‘neen dank u dat interesseert mij niet’


2 dagen later klampte hij mij weer aan
nu droeg hij zijn kapovest
     ‘ik begrijp uw wantrouwen
     ik riskeer meer dan u
     want als ik betrapt word met dat ondergoed...
     ik had iemand maar dat gaat niet meer

     er zijn hier mensen die handeldrijve
     probeer uit te vissen wat u kunt doen
     ik heet Rudi
hij kwam mijn blok binnen
     ik volgde hem
          en hij gaf me een pakje
          met een prachtig onderhemd
ik vroeg hem
‘wat wil u daarvoor?’
‘het doet er niet toe  wat men u ervoor geeft’
ik wist dat Rakers op de loer lag
maar de honger was sterker dan mijn vrees

ik kende een Pool die ik kon aanspreken
en waagde het erop
‘ik kan u een ss-onderhemd bezorgen
wat kan u me in ruil geven?’
zulk een hemd was voor een Pool
     zeldzame koopwaar
‘ik kan je een brood een pakje boter en 6 eieren geven’
‘akkoord’
          ik wist niet meer hoe een ei eruit zag
’s anderendaags bracht hij me wat hij beloofd had
weer in het kamp gaf ik Rudi
het brood het pakje boter en de 6 eieren
‘wacht een ogenblik’
hij ging zijn blok binnen
     en kwam even later weer naar buiten
die scène staat me nog heel goed voor de geest
alles wat ik vertel is voor mij tegenwoordige tij
het is nooit echt verleden
hij gaf me het brood de helft van de boter en 3 eieren
voor hem sprak dat vanzelf
hij vertrouwde me
ik zei hem dat ik dat niet allemaal nodig had
dat een half brood voldoende was
‘als je het niet aanneemt dan vind ik iemand anders
neem de helft  jij hebt het werk gedaan’
hij heeft het mij geen 1.000 keer moeten vragen
ook al was de diefstal levensgevaarlijk
stel u voor een ss-hemd!
ik heb me weggestopt
en het hele brood de 3 eieren plus de boter
waren in een paar minuten weg

soms kreeg ik schnaps of Engelse sigaretten

     voor een hemd
ik gaf dat aan Rudi
en hij gaf me brood

Rudi was een Duitse sociaal-democraat
een politieke gevangene
sinds 1933 had hij in verscheidene gevangenissen en kampen gezeten
hij was geboren in Gera in het land van Thüringen
na de oorlog had ik hem graag teruggezien
ik heb naar Gera geschreven
daar had men niets meer van hem gehoord
op een nacht
legde iemand een hand op mijn mond
opdat ik niet zou roepen
het was Rudi
hij bracht appelmoes vlees en warme aardappelen
in een gamel
het was meer dan ik durfde te dromen
we droomden slechts van droog brood
in blok 4 hadden ze alles
maar voor mij was het mijn eerste diner sinds 2 jaar

we waren vrienden geworden
hij was formidabel
hij had fijne en diepe gedachten
hij was heel vriendelijk höflich erg gezellig
aangezien ik geen honger meer had
namen mijn hersenen weer de plaats in van het brood
en kon ik over andere dingen praten dan over honger
van mij wilde hij meer te weten komen over het judaïsme
soms deden we ’s avonds een praatje
hij vroeg naar de wetten van de joodse godsdienst
omdat ik gestudeerd had aan de Yeshiva Etz Haïm
de hogeschool van de talmoed in Heide-Kalmthout
kon ik hem antwoorden

in de fabriek was het zeer zwaar
met die kapo over wie ik u reeds gesproken heb
hij gaf ons knuppelslagen zelfs als we werkten
ik was in levensgevaar
ik moest daar weg


een paar keer per week
kwam Rakers met de fiets naar het kamp
op een avond in juli zag ik hoe hij zijn fiets

aan de ingang van het kamp
     toevertrouwde aan een gevangene
          zonder hem aan te kijken
dan wandelde hij het kamp binnen
ik ging naar die gevangene
‘heb je al gegeten?’
‘nee maar ik moet hier wachten’
‘ik heb al gegeten ik let wel op die fiets’

en ik heb op Rakers gewacht
toen hij terugkwam was het al nacht
ik deed mijn muts af en stond in ‘geef acht’
ik durfde hem aanspreken
‘herr oberscharführer darf ich sie bitte etwas fragen?’
‘mag ik u alstublieft iets vragen?’
hij zei niets
maar hij keerde zich een beetje naar mij
die lichaamsbeweging gaf aan dat ik mocht verdergaan
want het was ten strengste verboden
een ss-man aan te spreken
‘u had mij gekozen om voor u in de ss-stube in de fabriek te werken maar die dag werd ik in
mijn gezicht verbrand
en u kon me zo niet aannemen
ik wil u niet lastigvallen maar ik zit nu in een vreselijk commando en ik word geslagen
zou u er misschien iets aan kunnen doen?’

omdat hij naar mij bleef luisteren
     durfde ik doorgaan
ik had me afgevraagd wat hij mij zou doe
schieten?  neen
slaan zoals hij gewoon was te doen?
dat had ik ervoor over
nu ik nadenk over wat ik juist verteld heb
     terwijl ik sprak vloog het door m’n hoofd:
          ik klaag bij de ss’er over de kapo
          maar wie geeft de orders?  hij toch!
          het slaan was toch de regel en hij gaf de orders
          ik had me tot de beul gewend om te protesteren
          tegen de slagen
          ik de ss’er en de kapo
          een driehoek van galgenhumor

maar hij zei niets
          deed niets
              nam zijn fiets en vertrok
              hij had geluisterd


na een week had ik ander werk
maar Rakers zat er voor niets tussen
men plaatste mij in commando 3
het was met ongeveer 700 gevangenen
het sterkst bevolkte commando
het kabelkommando
we moesten elektrische kabels trekken
en ik was de ‘laufjunge des kabelkommandos’
de loopjongen
ik had een ijzeren ring
waaraan 150 genummerde riempjes bevestigd ware
ik moest die riempjes als kenteken
            aan de kabels vastmaken
dat was een fantastische job
want ik mocht me overal op de fabrieksterreinen
            bewegen
ik was vrij om me te verplaatsen
en soms zette ik me zelfs op het treintje
dat door de fabriek reed
maar het voornaamste was dat ik de slagen
niet meer moest vrezen
ik werkte onder het gezag van de kapochef van commando 3

er werkten Engelse gevangenen in de Buna-fabriek
met wie wij niet mochten praten
op een morgen – het was 6 uur – bleef ik treuzelen
er stond een Engelsman op een ladder

hij had me horen komen en keerde zich om
hij zei heel snel op een gedempte toon
‘we landed’  ‘we zijn geland’
toen kende ik geen Engels
maar het Engelse ‘land’  lijkt op het Duitse
en het Nederlandse ‘landen’
ik begreep het
de Engelse gevangenen waren erin geslaagd
een radio te maken
en ’s morgens hadden ze dat bericht gehoord
ik moet u zeggen
dat ik op dat moment dacht dat de oorlog afgelopen was
u moet zich de hoop voorstellen
die hoop!(13)
ik praatte erover met Rudi
wij waren ervan overtuigd
dat alles nu in een snel tempo zou gaan
en dat het einde zeer dichtbij was

 

6 trein van de dood

later
– en ik ga nu eindelijk vertellen hoe ik kok werd –
op vrijdag 15 of zaterdag 16 september 1944
keerde ik terug van de fabriek
en daar stond Rakers
– die rapportführer was geworden
de nummer 2 van het kamp –
naast het orkest dat bij de kampingang speelde
het kamp lag wat lager dan de fabriek
wij stapten en van ver al
had ik zijn imponerend silhouet gezien
hij droeg witte handschoenen
ik wist dat hij me zocht te midden van die menigte
ik voelde het

toen hij me zag
deed hij teken om de rij te verlaten
hij kwam van het verhoog
en ik bleef voor hem staan
‘von morgen an arbeitest du in der küche’

‘vanaf morgen werk jij in de keuken’
ik antwoordde hem
‘herr rapportführer seit ich mit ihnen gesprochen habe
habe ich eine andere arbeit  mir geht es besser’
‘sinds ik met u heb gesproken heb ik ander werk
het gaat beter’
terwijl hij me aankeek antwoordde hij
‘der winter näht ab heute wirst du in der küche arbeiten
heute nacht wird jemand kommen und dich wecken
in welchem block bist du?’
‘de winter nadert vanaf vandaag werk jij in de keuken
vannacht zal iemand je komen wekken
in welk blok zit je?’
‘in block 36...’  ‘...en mijn nummer is 160275’
‘um 3 uhr bist du in der küche’ 

     hij drong aan
     ‘der winter kommt’ 
     weet u
     uit zijn mond klonk dat hallucinant

die nacht
om 3 uur ’s morgens
kwam iemand me wakker schudden in blok 36
iedereen sliep
het was pikdonker
hij bracht me naar de keuken
en vroeg me hem te helpen
     een zware ton aardappelen op te heffe
die aardappelen moesten in een schilmachine
maar ik had er de kracht niet voor
de ton woog meer dan ikzelf
ik liet ze vallen en kwetste me
een stuk van een vingernagel was uitgerukt
het bloedde
men riep er een dokter bij die er een verband om deed
‘gehe schlafen’ 
’s morgens nam de chef van de vleesafdeling
mij onder de arm
‘men weet niet wat er gaat gebeuren
de oorlog zal niet eeuwig duren
maar kom maar mee’
er hing astronomisch veel vlees
in de koelruimte
ik had al zo lang geen vlees meer gezien
hij sneed een portie af en zei

‘ga naar de keuken en gooi dat stuk in een van je ketels
en als het weer naar boven komt mag je het opeten
eet enkel wat ik je geef’
het was een stuk vlees van meer dan een kilo
zoveel vlees had ik de hele 2 jaar in de kampen
     nog niet gehad

als kok mocht ik naar blok 4
ik zag
echte bedden
het ene naast het andere
witte lakens op de bedde
dekens
elk bed had een lamp
naast elk bed stond een kast
ik keek ernaar
het leek een koninklijk paleis
‘hier ist dein bett’

ik mocht een douche nemen
een fantastische douche
wat er allemaal door mijn hoofd ging
later toen ik op mijn bed lag
het was al te gek

nummer 39 de lagerälteste
kwam als een onweer de keuken binnen
hij kwam op me af
     rolde de mouw van mijn jas op
          en las mijn tatoeagenummer
‘160275 was macht der in der küche?’
de kapo van de keuken antwoordde
‘Rakers hat ihn uns gebracht’
op slag was de tierende nummer 39 niemand meer
ik herinner me hoe hij afdroop
hij zei geen woord meer
hij wist dat men geen vragen moest stellen
omtrent een beslissing van Rakers

ik maakte soep klaar in 3 ketels van 300 liter
de porties waren heel strikt gereglementeerd
maar ik mocht naar eigen keuze kruiden
ik zie nog altijd die grote potten met kruide
we moesten de lege kookpotten
met grote metalen borstels afwassen
en ’s avonds moesten de keukens kraaknet zijn

de gevangenen kregen amper iets te eten
maar alles moest net zijn en op zijn plaats staan
dat was een obsessie
ik herinner me dat we af en toe een ketel soep
voor blok 4 zetten en dat we de gevangenen soep gaven
in ruil poetsten zij onze schoenen
die mensen kregen dan echt degelijke soep

ik vergeet nog dat men mij de eerste dag
naar een magazijn bracht
waar kasten met kleren stonden
men gaf me 3 witte uniformen
ondergoed hemden kousen en witte schorten
en leren schoenen op mijn maat
zakdoeken
ik onderging een metamorfose

     en beetje bij beetje
     werd ik weer normaal
     kreeg weer mijn normale gewicht
     mijn hersenen begonnen opnieuw normaal te werken
     de helderheid en het vermogen om te redeneren
     kwamen terug
     ik zag weer onrechtvaardigheden

ik herinner me een kapo
die mensen sloeg zonder de minste reden
ik ging naar hem toe
‘waarom sla je die man?’
‘wat heb jij te zeggen?’
ik duwde hem in een waterreservoir
een zeer grote kuip die moest dienen in geval van brand
de kapo durfde niet te reageren
hij was bang van mijn witte uniform
en van mijn stevige gestalte
als ik in de buurt was
werden de gevangenen minder geslagen
omdat men wist dat Rakers mij had uitgekozen
wat een geluk heb ik gehad!
wat een groot geluk!
ook al heb ik het een handje geholpen
wij waren met een twintigtal koks
voor duizenden gevangenen
ik kon mij niets beters wensen
de koks waren bijna allemaal Duitse gevangenen
maar ik meen me te herinneren
dat er ook een Fransman was

hij was chef-kok geweest op het schip de Normandie
de andere koks waren al heel lang gevangenen
niemand van hen had een nummer
dat uit meer dan 4 cijfers bestond
ik at verfijnd voedsel
dat bestemd was
voor de ss-commandant van het kamp

op een dag
was ik bezig een kookpot schoon te maken
terwijl anderen de vrachtwagens aan het lossen ware
een jonge ss’er kwam achter me staan
en gaf me een slag
met een gummiknuppel
doorgaans sloeg men niet in de keuken
maar ik begreep dat hij wilde dat ik meehielp
bij het lossen
dat heb ik dan ook gedaan
ik ging opnieuw bij de ss’er staan
ik keek hem onbevreesd aan
omdat hij op de laagste trede stond van hun hiërarchie
hij had me zonder reden geslagen
want ik was aan het werk
hij zei
‘kom’
wij gingen naar de kelder
we waren maar met ons tweeën
hij sprak Frans
kwam hij van de Elzas?
‘ik ga je een vraag stellen
en jij zult me eerlijk en zonder schrik antwoorden’
‘ja’
‘toen ik je sloeg wist ik dat ik het niet had moeten doen
maar zeg mij wat had je gedaan
     als je had kunnen reageren?’
dat was bijna zoveel als zijn excuses aanbieden

ik durfde hem te antwoorden
‘jij hebt me geslagen en ik ben weer opgestaan
als ik jou had geslagen was jij niet weer opgestaan

toen hij mij die vraag stelde
zag ik duidelijk dat ik mocht antwoorden
het was zonderling
hij wilde weten hoe ik hem achtte

op een dag
ik geloof dat het in september of oktober van 1944 was
ja
want ik werkte al een tijdje in de keukens
besloot de kampleiding
de derde verjaardag
van het kamp Buna-Monowitz te vieren
er werd een grote tent opgetrokken
in een hoek van het kamp
met zitbanken voor ongeveer 2.000 personen
2 dagen lang werkten de gevangenen
om een gat te maken
dat moest dienen als orkestbak
en er werd een podium gebouwd

alles was klaar
voor een prachtig feest ter ere van Buna
het geluk viel ons echt in de schoot
de ‘genodigden’ op het feest
moesten immers correct gekleed zijn
we waren de bevoorrechten in het kamp
tijdens dat feest speelde het orkest ik weet niet meer wat
Beno Klein uit Brussel imiteerde Charlie Chaplin
de films van Charlot waren verboden in nazi-Duitsland
maar de imitatie was zo geslaagd
dat de Duitsers tranen lachten
er waren acrobaten
een stukje musical
het ontbrak niet aan artiesten in het kamp
op zeker ogenblik werd ik geroepen
Toshek waar ben je?
je neef Schloïme is hier’

     in een vuile barak
     ziek
     net een skelet
     zat Schloïme
     hij had in de koolmijnen van Jawischowitz gewerkt
     men had hem aan de nieren geopereerd
     ze hadden hem als proefkonijn gebruikt
     zijn wonde was geïnfecteerd

     ik bracht hem te eten
     daarna ging ik naar de schreibstube
     om ander werk voor hem te vragen
     ik ging naar de kapo van Schloïme

     en gaf hem ook te eten
     opdat hij ermee zou instemmen
     dat Schloïme van werk veranderde
    
     hij werd naar het maler-kommando verplaatst
     het commando van de schilders
     hij moest in grote letters
          ‘rauchen verboten’
     schilderen
     de kapo ontzag hem
     want ik gaf Schloïme eten voor hem mee
     na 3 maanden was hij nog niet klaar
     met de eerste 2 letters
     maar hij kwam weer op krachten
     dat was het verschil tussen leven en dood

ik kon het gedrag van bepaalde kapo’s beïnvloeden
door hen extra-rantsoenen brood te geven
wij waren bevoorrechten
uiteindelijk was de handel met Rudi niet meer nodig
ik gaf hem alles te eten wat hij maar wou
de rollen waren omgekeerd
ik liep een groot maar berekend risico
ik deed het heel bewust
voedsel geven aan een kapo of een gevangene
was een grove overtreding
het was een diefstal

en ik kon veroordeeld worden tot een straf
zelfs tot de doodstraf 

goed
ik kom terug op het feest
op wat ik het hoogtepunt van het feest zou noemen
er kwam een man met rood haar en een bril
het was een Duitse jood
de directeur van de schreibstube
hij ging op het podium staan
en begon een lange speec
hij schilderde de geschiedenis van het kamp
met de bouw van de fabrieken
hij herinnerde eraan hoe alles aanvankelijk
niet veel te betekenen had
er waren toen misschien 300 of 400 gevangenen
om de barakken voor de nieuwelingen te bouwen
en hij haalde precieze cijfers aan

hij sprak van de uitbreiding in het tweede jaar
hij bracht hulde aan de directie van het kamp
aan de discipline van de ss’ers
en op zeker ogenblik zei hij
‘wij zijn momenteel met meer dan 6.000
en wij hopen als alles goed gaat
dat wij in de nabije toekomst
het kamp nog zullen kunnen vergroten
en de capaciteit ervan verdubbelen’
die man was er trots op
     dat hij de secretaris was van een kamp
          dat misschien 100.000 gevangenen kon opnemen
en toen applaudisseerde iedereen
het gebeurde allemaal
alsof men vergeten was waar men was
     wat men deed
          en wat er gebeurde
ik luisterde naar die toespraak
precies zoals u ze nu van mij hoort
ik was in staat om te oordelen
dat die kerel volkomen geschift was

in de keuken konden wij kranten leze
we wisten dat er een Russisch offensief was ingezet
tijdens de nacht van woensdag 17
op donderdag 18 januari 1945
hoorden wij kanonschoten en bombardementen
op donderdag 18 januari
gingen de gevangenen niet naar het werk
zij bleven op de appellplatz
ik was in de keuken
niemand begreep goed wat er gebeurde
de uren verstreken
de ss’ers waren nerveus
het was zeer ongewoon
rond 5 of 6 uur in de namiddag
klonk het
‘dieses lager wird evakuiert’
‘dit kamp wordt geëvacueerd’

het was nacht
toen wij Buna-Monowitz verlieten
de mensen hadden niets
ik had een mantel

ik moet nog zeggen dat Rudi
omdat hij kapo van het naaiatelier was
een gestreept uniform voor mij had laten maken
op maat en van een zeer goede kwaliteit
want er waren stoffen van diverse kwaliteit
mijn pyjamavest was met zijde gevoerd
dezelfde zijde waarmee de jas gevoerd was
van Schwartz de ss-commandant van het kamp
vandaag moet ik daarom lache
en voor de winter had Rudi mij
een warm gestreept pak bezorgd
ik had zelfs zakdoeken

overal in de omgeving was het echt afschuwelijk
en in de keuken was er luxe
ja

de ss’ers liepen in alle richtingen
om ons naar de uitgang te leiden
zij tierden
het was een echte troep

wij begonnen te stappen
het vroor dat het kraakte
wij bestierven het van de kou
ik had de tijd gehad
om uit de keuken een zak van 5 kg kristalsuiker
mee te nemen
ik liep naast Schloïme en naast Rudi
zij ondersteunden mij
ik sliep waar ik liep
omdat ik de voorbije nacht had gewerkt
ik was nochtans niet zwak
integendeel ik had allang mijn gewicht herwonnen
maar het lag vooral aan mijn leren schoenen
zij waren goed om van blok 4 naar de keuken te gaan
maar in die sneeuw waren ze vreselijk
en de ss’ers doodden al diegenen
die treuzelden
zich uit de rangen verwijderden
of vielen
om de 30 seconden werd er geschoten

weet u
de ss-escorte was dunbevolkt
misschien 200 man
meer was niet nodig

we hebben ongeveer 24 uur gemarcheerd

rond middernacht kwamen we in Gleiwitz aan
bij het grote station daar
ik herinner me die sombere wagons
ik herinner me ook
     dat de ss-commandant van het kamp
     gevangenen die zich wilden verstoppen
     afmaakte met een revolverschot
     dat gebeurde toen wij in de treinen klommen
     het beeld van commandant Schwartz
     en van de vlam uit zijn revolver
     die oplichtte in de nacht
     staan op mijn netvlies gebrand

ik moet zeggen dat wij op die trein
     ongeveer met 7.500 gevangenen zaten
we werden telkens met 120 in een wagon geperst
het waren veewagons
     waarin plaats is voor 8 paarden
          wij waren met 120
je kon geen vin verroere
     in die wagons zonder dak
          met metalen wanden van 2 meter hoog

op elke wagon met gevangenen
     volgde een overdekte verwarmde wagon
          in elke hoek daarvan
              stond een ss’er met een machinegeweer
              die ons door een kleine opening
              in het oog hield

wij kregen niets te eten of te drinken
de koude was ontzettend
het sneeuwde
wij stonden allemaal recht
sommige gevangenen werden gek
zij beten hun buren in de keel
ze waren uitgehongerd
men heeft er overboord moeten gooien
sommigen probeerden met een doosje
aan een stukje touw
een beetje sneeuw te scheppen
maar de ss’ers schoten op hen

na de tweede nacht

bij het krieken van de dag
stopte de trein
wij moesten de doden overbrengen
naar de achterste treinwagons
de overlevenden moesten vooraan in de trei

ik kan zelfs niet zeggen
dat het een afgrijselijk werk was
want de levenden waren ook doden
ik spreek niet van mezelf
ik was een uitzondering
het duurde 10 dagen en 10 nachten
10 dagen zonder eten
er was niets
dag na dag werden de achterste treinwagons
gevuld met lijken

ik was samen met Rudi mijn neef Schloïme
Mörzel Baruch en nog een vriend
Rudi was weer een gewone gevangene
er waren geen kapo’s meer in die trein

geen gegradueerden geen bevoorrechten
er waren de ss’ers en wij
de zak suiker werd verdeeld
en we slikten wat sneeuw als de trein stopte
we sprongen zuinig om met de suiker
omdat we niet wisten
hoelang het transport zou duren
maar de anderen hadden enkel de sneeuw

zij vielen
zij stierven als vliegen
in het kamp was de soep niets waard
maar ze hield ons toch in leven
’s winters lag de rijm op de muren van de barakken
maar toch waren we een beetje beschut
in die trein was er niet
ik zeg het u
niets
men stierf van kou
van honger
men stierf van uitputting
van ziekte
men stierf van alles
men stierf van sterven
een schimmenkonvooi
     van mensen die amper 35 kg wogen
een doodskist op wielen
naast je achter je voor je
was er de dood
je sprak met iemand
en het ogenblik daarna
was hij er niet meer
je sprak met doden
de trein werd bewoond door de dood

die reis duurde 10 dagen en 10 nachten
niet omdat de trein de hele tijd reed
maar omdat hij ook stopte
om militaire konvooien te laten passeren
of omdat er bombardementen waren

op een morgen
stond de trein stil in een station
in het noorden van Duitsland
er was een voetgangersbrug
die zich toevallig boven onze wagon bevond
ik was helder van geest

al had ik tijdens dat transport veel gewicht verloren
ik zag op die loopbrug jongeren tussen 12 en 15
die misschien naar school gingen
ze bleven staan om naar ons te kijken
ik kan u zeggen
dat de wagons met de levenden
even afschuwelijk waren om te bekijken
     als die met de doden
de levenden hadden het niet beter dan de doden
ze waren dood van last en ellende
verstard en verkrampt
de levenden waren net skeletten
die zich nog konden bewegen
zo was het
het was onmogelijk om hen aan te kijken

die jongeren op de loopbrug keken naar ons
ze spotten met ons
ze wezen ons met de vinger aan
ze riepen er hun vrienden bij
‘schaut euch diese juden an’
‘kijk naar die joden daar’
ze schreeuwden verwijten
die ze in de Stürmer hadden kunnen lezen

het is een beeld dat ik niet kan vergeten
ieder die zo’n schouwspel te zien krijgt
zou moeten vluchten en braken
hij zou ziek zijn van wat hij te zien kree
maar die jongeren lachten
hoe kan men jongeren grootbrengen
die de aanblik kunnen verdragen van wat
hen heel hun leven zou moeten achtervolgen
hen zou moeten beletten te slapen?

hoe was dat mogelijk?
want wij
wij waren daaraan gewoon geraakt
maar voor hen moest dat onhoudbaar zijn

ik ben geen rechter
maar ik kan u zeggen dat velen stopten
om ons spottend te bekijken

wij kwamen in Dora aan
in het noorden van Duitsland

de ss’ers lieten ons uitstappen
ik herinner me het kleine aantal overlevenden
dat heeft me getroffen
we waren nog
met ongeveer 1.000 overlevenden
misschien 1.100
dat was van geen tel voor de ss’ers
wat telde was het exacte aantal geëvacueerde gevangenen
dood of levend

wij stortten ons op de drank
die de gevangenen daar ons gave
flessen van 3 of 4 liter
ik heb misschien 10 liter gedronken
en de anderen ook
water!
water!
leven
wij waren volledig uitgedroogd

 

7 Dora

men bracht ons onder in een enorme zaal
de film- en theaterzaal van het kamp
1.100 gevangenen
opeengepakt de een tegen de ander
er was elders geen plaats
aangezien er nog andere konvooien aankwamen
uit geëvacueerde kampen
er lag stro op de grond
men gaf ons het bevel op de grond te gaan zitten
ik dacht dat het onmogelijk was
     in die omstandigheden te slapen
op het podium stond een grote tafel
daarop legden de nazi’s broden om uit te delen
     wij konden het podium niet op
     dat zou tot oproer hebben geleid
     kunt u het zich voorstellen
     al die broden voor uitgehongerde mensen
     het was alsof we de goudreserves
     van de nationale bank zagen

ze sneden het brood in stukken
en in een lange rij achter elkaar aan
gingen we ons stuk brood halen

ook ik kwam bij het podium
ik zei tot die Duitser
‘in Buna ben ik kok geweest
ik zie dat hier niets te koken valt
als u het me toestaat
zou ik alles willen schoonmaken
als u klaar bent met de bedeling
de kruimels wegvegen
zodat alles netjes is’
‘was willst du?’
‘ik wil niets
maar laat me op de tafel slapen’
‘in orde’
en
toen de bedeling voorbij was
klom ik op het podium
ik verzamelde de kruimels
en later toen de lichten gedoofd waren
legde ik me te slapen op de tafel
ik rolde mijn jas op en maakte er een hoofdkussen van
beneden schreeuwden de mensen
ze waren ziek
ze stierven
ze urineerden en deden hun behoefte ter plekke
als iemand rechtstond trapte hij op zijn buurman
en ik lag daar op die tafel
een koninklijk bed
en ik at kruimels

in Dora werden de v1’s en v2’s gemaakt
het was een top-secretfabriek
we werkten in werkplaatsen
verborgen diep in het gebergte
de ateliers waren in de bergen uitgehouwen
ze waren met elkaar verbonden
via galerijen en tunnels
die men ‘stollen’ noemde

in Dora was mijn nummer 108724

Rudi was daar niet meer
hij was verdwenen

we hadden mekaar uit het oog verloren
     bij het verlaten van de wagons
Rudi
waar was hij?  ik weet het niet
het stemde me triest
we waren dikke vrienden geworden
en ik was zo gewoon geraakt aan zijn aanwezigheid
weet u
wij praatten over alles
en nu was hij er niet meer
in het kamp was er een bewaker
     een arbeitsdienst
hij droeg een olijfgroen ongestreept pak en laarzen
ik had nog nooit zo’n uniform gezien
op zijn uniform droeg hij het groene teken
van de bandieten
er was geen arbeitsdienst in Auschwitz of in Buna
hij selecteerde de mensen om te gaan werken
in de fabrieken waar de v1’s en v2’s gebouwd werden
het geheime wapen waarmee Hitler het tij wou keren
men sprak die namen
     v1 en v2
          zelfs niet uit
het was top secret
er heerste een ijzeren discipline
en als iets niet functioneerde zoals voorzien
werd degene die verantwoordelijk was beschuldigd van sabotage
en ter dood gebracht
het was hels

     op een dag werden er 10 gevangenen
     ter dood veroordeeld
     ze werden verdacht van sabotage
     de ss’ers hadden 10 koorden
     aan een zware ijzeren staaf geknoopt
     ze maakten een strik rond de hals van die gevangenen
     daarna werd die staaf opgetild door een kraan
     zo werden ze opgehangen
we moesten allen staan toekijken

in de maand maart zat onze groep nog altijd
in die filmzaal
het is me gelukt om me gedurende een maand
in die zaal te verbergen
ik heb toen niet gewerkt
in het kamp was het een pagaille

het gebrek aan organisatie verergerde met de dag
omdat er steeds nieuwe gevangenen bijkwamen

op een dag selecteerde de arbeitsdienst
300 gevangenen
ik was 1 van hen
men bracht ons naar de appellplatz
een zeer grote plaats
wij wisten dat we naar Ellerich zouden gestuurd worden
een plaats in het gebergte
om nieuwe tunnels te graven
in Ellerich waren er elke dag gewonden en doden
van daar keerde haast niemand terug

we stonden dus op de appellplatz
dichtbij de barakken van de kommandantur
en de ss’ers begonnen de nummers in te schrijven
van diegenen die naar Ellerich moesten vertrekken
ik stond ongeveer in het midden van de groep
naast mij stond een Tsjechische vriend
ik zei bij mezelf
‘als Rudi nu voorbijkwam
zou hij me kunnen helpen om te ontkomen
aan dat werk’
ik wilde niet naar Ellerich
de chef kwam steeds dichterbij
en ik week achteruit
rij na rij
ik zette alles op alles
zolang mijn nummer niet op de lijst was ingeschreven
was er hoop
om te ontsnappen aan dat transport
toen zag ik Rudi voorbijgaan
hij liep heel kalm
ik riep hem
maar niet te luid
onze blikken kruisten elkaar
van ver
van ver
het was alles
ik kon me niet bewegen
ik had het recht niet
zijn blik was van staal
hij ging weg
durfde hij niet?  ik weet het niet
het is de laatste keer dat ik hem gezien heb

ik had gehoopt dat hij iets kon doen
dat was waarschijnlijk een illusie
in Buna had hij kunnen ingrijpen
maar hier was hij ongetwijfeld niets meer

ik heb hem niet meer teruggezien
is hij gestorven in Dora?
sterven was niet moeilijk
hij was wel een ‘ervaren’ gevangene
maar toch kon er van alles gebeuren

mijn Tsjechische vriend en ik
gingen van rij naar rij
we waren bijna bij de laatste rij
achter ons
ik wil zeggen tussen ons en het ss-bureau
was er een vrije ruimte van ongeveer 20 meter
ik zag de ss’er naderen
en ik had de indruk dat de dood op me afkwam
ik nam mijn makker bij de hand
en wij stapten recht naar het ss-bureau
ik marcheerde zo kordaat
dat men had kunnen geloven
     dat we in opdracht gingen
ik ontvluchtte de dood
want ik had mezelf de vraag gesteld
‘wat zullen ze doen als ze me pakken?
ze zullen me naar Ellerich sturen
maar ik ben al bijna in Ellerich
ze kunnen me dus niet erger straffen’
mijn vriend was bang
nog altijd even vastberaden
gingen we de ss-barak binnen
er waren gangen en deuren
we doorkruisten ze alsof we het gebouw kenden
en we liepen aan de andere kant weer naar buiten
tussen de barakken was er beplantin
daar hebben we ons de hele dag verstopt

van ver zag ik de ss’er marcheren
ik was bang dat hij ons zou betrappen
voor het konvooi vertrokken was
hoe heb ik zoiets aangedurfd?

ik heb mijn Tsjechische vriend teruggezien in Praag
in 1947


op een keer
vroeg een ss’er wie van ons talen kende
‘hier zijn bladen
schrijf daar de talen op die je kent’
ze hadden vertalers nodig
want de konvooien kwamen van overal
uit alle hoeken van Europa
men gaf mij een blad
daarop schreef ik de talen die ik kende
Frans Vlaams Belgisch Waals Nederlands Hollands
Luxemburgs Jiddisch Hebreeuws Engels Duits Pools
Russisch Aramees
kortom ik herinner me dat ik een lijst had
     van wel 13 of 14 talen
voor België alleen al had ik er 5 of 6
hoe heb ik het aangedurfd?
in een flits schoot het door mijn hoofd
voor mij zit ‘een god’ die alles weet
tegenover hem staat een ‘niemand
hij die alles is en alles weet
– zijn kennis zit in zijn revolver –
zal zich toch niet verlagen
om aan ‘niemand’ een vraag te stellen
‘wat is Waals?’  bijvoorbeeld 
en daarmee toegeven dat hij iets niet weet?
de ss’er kende de woorden Waals of Nederlands niet
ik werd dus gekozen
ik sloeg alle records

u herinnert zich de toespraak
ter gelegenheid van het driejarige bestaan van Monowitz
die waanzin
maar in Dora moest men echt het kamp uitbreiden
want er was geen plaats meer
om te beginnen moest de prikkeldraad
rond het kamp verplaatst worden

de gevangenen moesten de betonblokken breken
waarin de betonnen palen geheid waren
om die palen eruit te halen
moesten we eerst
rond de betonnen sokkels graven
en die breken met mokerslagen
de moker woog even zwaar
als de man die hem moest hanteren

maar het moest
en mijn werk bestond erin
de bevelen van de ss’er te vertalen
ik wist me goed te redden tussen
Russen Polen en Franse
ik had daar geen verdienste aan
ik leerde nu eenmaal makkelijk talen
Pools had ik geleerd in Auschwitz en Monowitz
bovendien waren het geen gesprekken
die ik moest vertalen
maar korte bevelen
dat heeft niet lang geduurd
2 of 3 weken
maar het was een job om te overleven

er kwam een Fransman naar me toe
hij was officier in het Franse leger
hij had 39° koorts
maar de ziekenzaal was overbevolkt
en hij mocht er niet blijven
hij was erg ziek en zo mager
hij zei me
Toby ik kan niet meer werken’
ik heb hem verscheidene dagen verstopt
in een gat dat niet gedempt was
’s morgens kwam hij bij me
en dan verborg ik hem
de ss’ers bewaakten ons van ver
het was dus niet al te riskant
na enkele dagen was hij genezen
omdat hij had kunnen rusten
en omdat ik hem broodkruimels kon brengen
hij zei me
‘ik weet niet of we hier uit zullen komen
maar als je na de oorlog iets nodig hebt
kun je op mij rekenen’
hij vertelde me dat zijn familie
een fabriek had waar bestek gemaakt werd
hij schreef zijn naam en adres op een stukje papier
dat ik enkele dagen later verloor

wij bleven in Dora tot begin april 1945
die dag kondigde men ons opnieuw aan
dat het kamp geëvacueerd zou worden
wat later op de dag kwamen de treinen
Dora was verleden tijd


het kamp was overbevolkt
we zaten er met duizenden en duizenden gevangenen
na de ervaring van het vorige transport
van Gleiwitz naar Dora
zorgde ik ervoor als eerste in te stappen
en installeerde me in een hoek van de wagon
om te vermijden dat de andere gevangenen
me zouden duwen en verstikken
ik werd beschermd door die hoek
elke gevangene had een blik conserven gekregen
de Duitsers maakten hun reserves op
ik weet niet meer hoe het ons lukte
om dat blik open te maken
maar als je honger hebt
vind je altijd een oplossing

hoog in de hoek van de wagon
     was een plank bevestig
daar had zich een oude Duitse soldaat geïnstalleerd
zijn benen bengelden boven mijn hoofd
het was mooi weer
de oude soldaat zong
hij vertrouwde mij zijn schoudertas toe
     die gevuld was met brood en sigaretten
     ‘pass gut darauf’  ‘pas er goed op’
toen vroeg hij mij een stuk brood
uit de tas voor hem af te snijden
hij vroeg me ook een sigaret
hij was vriendelijk
hij voorzag het einde van de oorlog
en hij had niets te maken met de ss’ers
’s nachts
     als iedereen sliep
opende ik zijn tas
en ‘organiseerde’ een stuk brood
en bij het ochtendgloren een tweede stuk
     dat ik snel opat
ik deed dat elke nacht
in de tas zat een metalen doos
die met kleefband was afgesloten
de nieuwsgierigheid brandde
en mijn vingers jeukten
’s nachts durfde ik het wagen het plakband weg te doen
voorzichtig opende ik de doos
ze puilde uit van de sigaretten

een onbeschrijflijke schat
ik ‘leende’ er een stuk of
omdat ik niet wist waarheen de reis ging
     noch hoe lang ze zou duren
maar vooral omdat ik 1 sigaret kon ruilen
     voor 2 porties brood
de reis duurde 4 dagen

de trein stopte ik weet niet waar
iedereen moest uitstappen
en wij stapten tot Bergen-Belsen
de oude Duitser hield ons van ver in het oog
op een bepaald ogenblik zei hij
‘du hast deine arbeit gut gemacht’
en hij gaf me 3 sigaretten
dat was chic van hem
ik had nu 11 sigaretten
8 ‘geleend’ en 3 gekregen
weet u
ik wist niet wie hij was
hij was misschien 60 jaar

8 vrijheid

Bergen-Belsen
een enorme kazerne
     die had gediend voor de tanksoldaten
vele kilometers groot
men bracht ons onder
op de zesde of de zevende verdieping
van een zeer groot gebouw
niets functioneerde nog
tienduizenden nieuwelingen kwamen van overal
er was haast niets te eten
de ss-verantwoordelijken van het kamp
hadden zich allicht niet verwacht aan zo’n toeloop

het was echt het einde
men vocht voor ete
toen de wagentjes met voedsel in de keuken aankwamen
werden ze bestormd door de gevangenen
de mensen waren verhongerd
de ss’ers schoten op hen
het was afschuwelijk
op een morgen vond ik een papieren hoorntje
daarin zat griesmeel dacht ik
ik pakte het beet
en een beetje verder ‘organiseerde’ ik water
ik mengde alles
maakte een vuurtje
en toen het griesmeel gekookt had
stak ik het met een volle grote lepel in mijn mond
maar ik moest het onmiddellijk uitspuwen
het was houtlijm  mijn mond en keel plakte

ik voelde dat het einde naderde
ik moest opletten
ruzies vermijden
ik was alleen
ik was Rudi kwijt
en ik had ook mijn neef Schloïme
uit het gezicht verloren
bij het verlaten van Dora
ik ben naar de keuken gegaan
en richtte mij tot de kapo
‘ik ben kok
ik was kok in Auschwitz
misschien heeft u een job voor mij
wat het ook is’

‘ja we hebben iemand nodig
kom naar hier om middernacht’

om middernacht ging ik dus naar de keukens
vandaar werden we met een groep
van een twintigtal gevangenen
geëscorteerd door de ss’ers en de kapo
wij stapten zonder veel te zien
want het was aartsdonker
na een klein halfuur
opende de kapo de deur van een voedselreserve
wij moesten eten op een karretje laden
en elke gevangene moest een grote zak etenswaren
op zijn schouders dragen

ik begreep dat ze hadden besloten
de voedseltransporten ’s nachts te organiseren
omdat ze overdag door de gevangenen werden aangevallen
wij keerden terug naar de keuken
ik vermoedde dat links en rechts
     grote gebouwen stonden
wij stapten in stilte verder
door de zwarte nacht
toen speelde zich een ongelooflijke scène af

ik zal proberen
een pikdonkere nacht voor u te beschrijven
het was april
geen maan
aardedonke
en dan
plots
hoorden wij een venster opengaan
en
er klonk een stem in die duisternis
Toshek!  Toshek!  waar ben je?  waar ben je?’
een kreet
een appèl
een wanhoopskreet
het was de stem van Schloïme
alles stond stil
de groep stond stil
‘ik ben hier beneden’  riep ik
hij holde als een razende de trappen af
hij was buiten adem
hij omhelsde mij

en vroeg
     ‘waar was je al die dagen?
     ik sliep
     en je vader verscheen in mijn droom
     en hij vroeg me
     ‘waar is Toshek?
     waarom heb je hem alleen gelaten?’
     ‘ik weet het niet we werden gescheiden’
     ‘open het raam’  zei je papa toen
     ‘hij is daar beneden’

precies zoals ik het u nu vertel
volstrekt onmogelijk
er waren tienduizenden gevangenen
en wij vonden elkaar terug op die manier
dat valt niet te verklaren
ik weet niet hoelang ik nog te leven heb
maar dát zal ik nooit begrijpen
zijn schreeuw verscheurde de nacht
hij was buiten zichzelf
iedereen probeerde hem te kalmeren
zelfs de ss’ers stonden perplex
ik geloof niet in wonderen
maar hoe is hij erin geslaagd
mij terug te vinden
tussen die tienduizenden gevangenen?
ik weet het niet
ik zal dat moment nooit vergeten
het was buitenaards
ik weet het niet
ik slaag er niet in dat moment goed weer te geven

ik suste hem
‘kom morgen naar de keuken
ik zal je te eten geven
je moet zeggen dat je komt
voor de kok van Auschwitz
ga nu maar slapen
alles komt weer goed
we zullen bij mekaar blijven’

2 dagen later
op vrijdag 13 of zaterdag 14 april
waren er minder ss’ers dan gewoonlij
zij die bleven droegen een witte armband

en

via de luidspreker riep men om
‘dieses lager wird den alliierten übergeben’
‘dit kamp zal aan de geallieerden worden overgegeven’
wij wisten niet wat het woord ‘geallieerden’ wilde zeggen
er restte maar een kleine groep ss’ers
en wij waren met duizenden gevangenen
we hadden hen in stukken kunnen scheuren
zonder dat ze ook maar de tijd kregen om te reageren
maar wij waren halfdoden uitgehongerden
het verzet kiemt in de hersenen
en er waren geen hersenen meer

zondag 15 april
     was ik aan het werk in de keuken
die was hoger gelegen
en had grote vensters
ik had dus een goed uitzicht
het was omstreeks 11 uur
ik was soep aan het maken
     in een grote ketel
toen de kampcommandant binnenkwam
hij zei tot de kapo
‘lass mich die suppe probieren’
‘laat mij die soep proeven’
ik gaf hem een zware pollepel
en iemand reikte hem een soeplepel aan
hij stond op het punt de soep te proeven
     toen de deur werd opengesmeten
een ss’er haastte zich de keuken binnen
en zei terwijl hij met de hielen klapte
‘herr kommandant die Engländer sind da’

toen kwam mijn neef roepend als een gek binnen
‘we zijn bevrijd de Engelsen zijn er’
ik greep hem bij de pols
en legde mijn andere hand op zijn mond
het waren de laatste ogenblikken
we waren in het ongewisse
de commandant kon nog altijd zijn wapen gebruiken
ik vreesde voor een incident
ik zei hem
‘blijf rustig
blijf staan
het zijn de laatste seconden’

ik hield hem vast met al mijn kracht

en toen

reden tanks het kamphek omver
en de prikkeldraad
en
een colonne
jeeps volgde die tanks
ik wist niet dat men die voertuigen jeeps noemde
pas nadien heb ik dat vernomen
ik bewoog niet en omklemde de pols van mijn nee
toen kwamen er grote militaire vrachtwagens aan
met Engelse soldaten
ze gingen naar de appellplatz
alles stond stil
en toen gebeurde het volgende

     honderden gevangenen
     een massa gevangenen
          een massa halfdoden
          een massa skeletten
     naderden een jeep
     en
     zij tilden hem op
     met hun blote handen
     die gevangenen
     die de dood nabij waren
     lichtten die jeep op

toen sprak een Engelse officier
     via de luidspreker
          ‘vanaf nu zijn jullie vrij’
die boodschap werd in vele talen vertaald
maar
er lagen doden op de grond
     onze doden

de ss’ers stonden daar
de commandant en de anderen
ze overhandigden hun wapen
     aan de Engelse officier
daarna riep de commandant tot de gevangenen
‘aufheben!’
de Engelse officier begreep het Duits niet
maar hij zag hoe de gevangenen zich bukten

     om de doden op te rapen
toen wees hij de ss’ers met de vinger aan
‘you you you and you take them!’
toen
toen hebben de ss’ers en de commandant
     zich gebukt
en zij hebben de lichamen gedragen
wij zagen hoe de goden
     zich bukten
hoe ze onze doden opraapten
wij zagen hoe de goden
     onze doden wegdroegen

zo was het einde
zo was het


een paar uur later
begon als een wilde koorts
     de jacht op de kapo’s
de gevangenen sloegen de kapo’s
     en doodden hen
een kapo zocht zijn toevlucht in de keuken
maar een razende groep kreeg hem te pakken
ze waren gewapend met schoppen en stokken
ze hebben hem het hoofd ingeslage
voor mijn ogen
de Engelsen hebben dat 1 dag toegelaten


ik herinner me de volgende nacht
het weer was mooi
de lente hing in de lucht
we mochten buiten
ik ging naar de velden naast het kamp
en ik gaf mezelf bevelen
‘tiens,
ik ga nu eens
     4 stappen vooruit doen
omdat ik dat wil
en als ik dan daar sta
     ga ik me omdraaien
          en ga ik eens 6 stappen naar rechts’
maar bij de vierde stap keek ik rond
     heb ik me even omgedraaid
          ‘er gebeurt niets niemand schiet’

en ik veranderde mijn bevel
‘ik doe nu 8 passen naar links’
en weer keek ik rond na 3 of 4 passen
     ‘niemand schiet’
toen veranderde ik het bevel opnieuw
‘nu ga ik een beetje achteruit
en dan ga ik weer links’
het was een onbeschrijflijk gevoel
‘en nu ga ik een beetje rond dat veld wandelen
en niemand geeft orders
en niemand zegt iets
     en niemand schiet’

niet te beschrijven
niet te verwoorden
het was de vrijheid
ik dacht
‘ik kan dáár gaan
     en dáár
ik beweeg me
     en niemand schiet’

dan ben ik in dat veld gaan liggen
ik keek naar de sterren
nu ik daar
eigenhandig
liggen kon

in dat veld
op dat gras

wat liggen is
is wat die nacht
toen was

in dat veld
op dat gras
jammer genoeg
verdween dat gevoel van bevrijding zo vlug
en tegelijk was er een grote leegt
een weemoed
want ik had geen familie meer
ik was
alleen

gevangenen verlieten het kamp

ze plunderden de huizen in een naburig stadje
ze stortten zich op het voedsel
en ze stierven eraan

ik bleef in de keuken werken
op een dag vroeg ik de Engelsen
of ik het eten naar de ss-gevangenen mocht brengen
twee jongeren hielpen me
om een ketel van 50 liter goede soep
     naar hun barak te brengen
toen ik de deur opendeed
riep een ss’er
‘achtung!’
allen stonden ze recht voor mij
     de commandant incluis
ik zag de gamellen op de tafel
ik nam een goedgevulde pollepel
en deed 3 druppels in elke gamel
de rest goot ik terug in de ketel

de wraak van Tobias Schiff

ze zeiden
‘wir arbeiten hart und haben hunger’
ik antwoordde
‘ik geef jullie nog altijd meer
dan wat jullie ons jarenlang hebben gegeven
zonder dat wij jullie mochten aanspreken
zonder dat wij konden zeggen
     wat jullie me zopas hebben gezegd
en u
     u was de chef van het kamp
          waar men verbrandde
              waar men sloeg
              toen was alles in orde’
hij antwoordde mij
‘dat waren bevelen
als ik ze niet had opgevolgd
werd ik gefusilleerd’
hij loog
wie weigerde in de kampen te werken
riskeerde het Russische front
maar geen enkele ss’er was verplicht
dat vuile werk te doen

het was mijn kleine wraak


enkele dagen later
werden we per nationaliteit samengebracht
om de repatriëring te organiseren
een Belgische officier een Antwerpenaar
stelde mij een hele reeks vragen
om te weten of ik werkelijk Belg en Antwerpenaar wa
hij vroeg me welk monument op de Groenplaats stond
waar de kathedraal stond enzovoort
men nam heel wat voorzorgen


de bevrijding van Bergen-Belsen
vond plaats op zondag 15 april 1945
ik verliet het kamp op woensdag 25 april
de dag van mijn verjaardag
ik werd 20
en op zondag 29 april was ik in België
we werden onthaald in Mol
we kregen 500 frank
en ‘identiteitspapieren’
een kartonnetje met onze naam

we stapten in de taxi’s
die Camille Huysmans
de burgemeester van Antwerpen
ons had gestuurd
die brachten ons tot aan het Centraal Station
op de hoek van de Quellinstraat met de De Keyzerlei
stond een man met een fototoestel
hij nam de eerste foto
ik ging samen met mijn neef Schloïme
naar de Lamorinièrestraat
daar was de joodse school Tachkemoni
iemand hield me tegen en vroeg me
‘ben jij Toshek Schiff niet?’
‘ja’
‘jij lijkt als twee druppels water op je vader
een beetje verder sprak iemand anders me aan
‘ben jij niet de kleinzoon van Pinkas Templer?’
‘ja’
‘wat gelijk jij op je moeder
het is allemaal niet zo belangrijk
wat ik hier nu allemaal vertel
maar zo is het gebeurd

iemand vertelde mijn neef
dat zijn zus in Brussel woonde
en gaf hem haar adres
in Antwerpen-Centraal gaven de mensen ons geld
omdat we onze kampkleren nog droegen
er waren er die huilden toen ze ons zagen
wij namen de trein naar Brussel
we moesten ons treinbiljet niet betalen
we stapten af in Brussel-Noord
en namen de tram
de mensen gaapten ons aan
de tram zwaaide door de straten
in de buurt van Brussel-Zuid
herkende mijn neef vanuit de tram zijn zus op straat
hij schreeuwde
‘Paula!’
de bestuurder stopte de tram
ze vielen elkaar in de armen
zij wees naar mij en vroeg hem
‘wie is dat?’
Toshek
ze had me niet herkend

9   kleine wraak

Paula vertelde dat de vrouw en de kinderen
     van Schloïme
verborgen leefden in de Ardennen
in Godinne
en mijn tante Toni Reinhold
verbleef ook in die streek
in Rouillon bij Annevoie
en een andere zus van mijn vader
tante Mina
met haar kinderen Betty en Henry
in het dorpje Arbre
ook in de buurt van Annevoie

wij namen alledrie de trein
Paula Schloïme en ik
er zat een voornaam geklede dame tegenover ons

ze begon te huilen toen ze ons zag
ze keek ons indringend aan
ze stelde zich voor als barones
op zeker ogenblik zei ze tot Schloïme
‘mijnhee
ik had een zoon die in de weerstand was
ze hebben hem gedood
vandaag zou hij zo oud zijn geweest
     als die jongeman naast u...
leven zijn ouders nog?’
‘neen’
toen sprak ze me aan
‘ik heb alles wat ik moet hebben
ik woon op een kasteel
kom bij mij
je zult gelukkig zijn’
ik herinner me dat nog goed
maar ik ging niet op haar uitnodiging in

in Godinne
begaven wij ons naar het huis

waar de vrouw en de twee zoontjes
     van Schloïme woonden
zijn vrouw was een Zwitserse

mijn nichtje Paula vreesde voor een te erge schok
daarom ging zij voor
zij vertelde haar schoonzus
‘Toshek is teruggekomen
     hij is daar’
toen ik binnenstapte
vroeg ze me
‘heb je nieuws van Schloïme?’
‘ja het gaat hem goed
hij is uit het kamp
we waren samen
we werden samen bevrijd
we zijn samen
hij is daar
hij ook’

wat een emotie

de oudste jongen Victor
herkende zijn vader niet
‘dat is mijn papa niet’
mijn neef leek helemaal niet
op de foto die de kleine gewoon was te zien
het kind was 4 toen z’n vader in 1943 werd gedeporteerd
zijn mama vroeg Schloïme een jasje aan te trekken
‘zie je het is je papa’
‘neen het is mijn papa niet’
toen Schloïme een hoed opzette zei Victor
‘ja dàt is mijn papa’

in de loop van de namiddag
bracht nicht Paula mij
bij mijn tante Toni die ondergedoken leefde in Rouillon
samen met haar man en hun dochtertje Estelle(14)

tante Toni gaf me te eten
daarna bracht men het kind naar bed
ik begon te vertellen
     wat ik meegemaakt had
ik vertelde dat niemand
niemand van de grote familie
     van ongeveer 100 mensen
          zou terugkeren
dat ze allemaal vermoord werden


wij praatten en weenden de hele nacht lang
en een groot stuk van de dag
tante Toni dacht dat ze broers zou terugzien
verwanten familie
zij wist van niets
de mensen van Annevoie wisten van niets

zij had misschien wel geruchten opgevangen
maar ze had zich niet kunnen voorstellen
     dat ze geen familie meer had
alleen haar zus Mina
die ondergedoken had geleefd net als zij
had het overleefd
en een broer
die sinds 1923 Polen had verlaten
en in Palestina woonde

ik heb toen alles verteld
de hele nacht tot de volgende morgen
non-stop
de kleine Estelle sliep(15)
op het einde zei mijn tante mij
‘je bent niet meer alleen
ons huis is jouw huis
en Estelle is je kleine zus’
Estelle was 6 jaar
ik had een dak boven mijn hoofd
ik had dat kleine meisje
aan wie ik me kon hechten
het was in de maand mei
en de Ardennen zijn prachtig in mei
ik sprak met de mensen daar
ze keken met verbazing naar mijn haar
dat nog zeer kort was
ze stelden vragen

ik weet niet of het de moeite loont
     een episode te vertellen uit die eerste dagen in België
maar
ik was in Namen
op het Shavouoth-feest
dan gedenken de joden
     dat Mozes de stenen tafelen kreeg op de berg Sinaï
de joodse jongeren die tijdens de oorlog
ondergedoken leefden in de Ardennen

organiseerden een feest op de Citadel
van ver zag ik mensen aan het werk
zij groeven een greppel

ik ging naar hen toe
en realiseerde me dat het Duitse krijgsgevangenen waren
ze werden bewaakt door een paar Engelse soldaten
ze werkten met ontbloot bovenlijf
ze kletsten
ze werkten nonchalant
ik ging naar de Engelse officier en zei he
‘ik heb 3 jaar concentratiekamp meegemaakt
laat mij doen’
‘go’
ik ging naar de gevangenen
ik tierde in het Duits
zoals ik hen 3 jaar lang had horen tieren
zo joeg ik hen op
ik zeg u
ze jakkerden zich af als honden
ze stonden in het zweet
ze hoorden hun taal
de muziek die ik van hen geleerd had
en die zij zo goed kenden
ik was daar en ik tierde

opnieuw een kleine wraak van Tobias Schiff

goed
ik voegde me bij de jonge mensen
en ik kan u zeggen dat hun aanwezigheid
mijn hart verwarmde en mij bemoedigde
ze zongen in het Hebreeuws
het was mooi
het waren jonge mensen
ik luisterde naar hen
zoals ik had geluisterd
     naar de operette in het kamp
weet u nog?

dat muzikale moment deed me denken
‘het loont misschien de moeite om te leven

op de terugweg naar mijn tante in Annevoie
zag ik een jeep aankomen

de motorkap wit geschilderd
en daarop twee rode davidsterren
en tussen de twee sterren het woord chaplain
ik wist niet wat dat woord wilde zeggen
ik deed teken
de jeep stopte
de chauffeur was een zwarte soldaat
en op de achterbank zat een officier
die op zijn kraag een davidster droeg
‘stap in’ zei hij
ik vroeg hem wat chaplain wilde zeggen
hij zei me
‘rabbijn’
hij voegde eraan toe
‘ik ga naar de militaire basis van Florennes
naar het vliegveld
om het Shavouoth-feest te vieren
samen met de joodse vliegeniers
wil je mee?’
ik zei hem dat ik eerst mijn tante moest verwittigen
hij bracht mij naar huis
onderweg vertelde ik hem
dat ik daar nog maar een paar dagen was
dat ik was teruggekeerd uit de concentratiekampen

het was het prille begin van de maand mei
de oorlog was nog niet helemaal afgelopen
ik herinner me de grote stafkaarten
aan de wand van de enorme tent
ik had dat nog nooit gezien
het was waarschijnlijk geheim

na de dienst vroeg de jonge rabbijn
of ik over mijn deportatie wilde vertellen
hij sprak me aan in het Jiddisch
hij zei me
‘jij vertelt in het Jiddisch
en ik zal in het Engels vertalen’
en ik vertelde
     toen het feest voorbij was
     vergezelde hij mij naar de jeep
     die me naar mijn tante moest brengen
     de officieren woonden in huisjes
     dichtbij de basis
     de jeep hield halt bij elk huisje
     ik kreeg een massa kleren

     hemden ondergoed schoenen pulls
     alles
     zomer- en winterkleding
     er was in België op dat moment niets te krijgen
     de oorlog was nog niet gedaan
     ik had alles wat ik nodig had
     meer dan ik nodig had
     de jeep puilde uit

ik vertel dit voorval
omdat ik toen voor het eerst
een gevoel van solidariteit gewaar werd
ja
dat is het
in de mind
hoe gaat men daarmee om?
moeder is dood vader is dood
zus is dood de kameraden zijn dood
ik moet het zeggen en opnieuw zeggen
was ik alleen geweest zonder steun
was ik alleen geweest
zonder te weten
dat als ik ging slapen
de kleine Estelle daar was
niet ver van mij
dat mijn tante en mijn oom daar waren
dan is het mogelijk dat

ik kan mij moeilijk voorstellen
wat ik gedaan zou hebben

maar dat alles stelde me gerust
hoe moet ik het zeggen?

ik herinner me ook nog het volgende
het was 8 mei
ik stond in Namen voor het station
ik herinner het me precies
ineens geraakte het nieuws verspreid
dat de oorlog gedaan was
de mensen begonnen te zingen en te dansen
zij vielen elkaar in de armen
zij omarmden de soldaten
ik hield me een beetje op de achtergrond
onder een poort

ik keek naar die scènes
en

ik zag de kloof die ons scheidde

ik kon niet deelnemen aan die volksvreugde
het einde van de oorlog was fantastisch
maar het einde voor mij
was de bevrijding
na 33 maanden
in de kampen

het was alsof ik een geheim had
concentratiekamp
waarover ik nauwelijks kon praten

de kloof tussen hen en mij
was groot
ik had andere gedachten
andere emoties
hun gevoelens en de mijne
hadden niets met elkaar gemeen
ik bekeek alles kal
niet kritisch
ik keek
precies zoals ik had gekeken
naar wrede scènes
in de kampen

ik was gelukkig voor hen
ik wist wat oorlog en het einde ervan betekenden
maar voor mij was de oorlog niet voorbij
en dat zal hij ook nooit zijn
ik kon niet delen in hun vreugde


     mijn oom was diamantbewerker
     de diamanthandel kwam vlug weer op gang
     ik had van mijn vader het klieven geleerd
     vóór de oorlog
     had mijn vader altijd leerjongens in dienst

     ik begon dus te werken
     in juni of juli 1945
     het kan ook augustus geweest zijn
     ik weet het niet meer precies

     het was toen we naar Antwerpen terugkeerden
     en een appartement betrokken in de Gitschotellei
     ik ontmoette er mijnheer Gottlob
     de man die geweend had als een kind
     toen we gearresteerd werden
     hij was ook diamantbewerker
     ik heb voor hem gewerkt
     mijn oom en hij werden vennoten

     het leven herwon zijn rechten
     ik was jong
     ik zat vol energie

ik weet niet of ik het met opzet deed
maar ik verdrong veel van wat ik voelde
het was geen beslissing
het was gewoon zo
ik stortte me op het schaken
zodra ik een moment had schaakte ik
en vaak lokte ik dat moment uit
omdat je aan niets anders denkt
     als je aan het schaken bent
geen enkele andere gedachte
     kan je aandacht verstoren
het spel eist je volledig op
100 procent of meer
ik beet me daarin vast
het nam me volledig in beslag
het ging ten koste van mijzelf
     en van mijn familie

ik weet het en ik zeg het
ik heb veel belangrijke zaken verwaarloosd
maar dat schaken verhinderde me om na te denken
ik kan niet zeggen tot op welk punt

ik heb niet altijd de behoefte gevoeld
     om te praten
maar als mij een vraag werd gesteld
     vertelde ik
ik wist heel vlug in een paar seconden
of de vraag een echte vraag was of niet
of de persoon
     er spijt van had of niet
          die vraag te hebben gesteld

ik heb mijn kinderen over mijn deportatie verteld
toen ze nog te klein waren
ze waren 8 of 9 jaar
ze hebben daar veel onder geleden
ze waren te jong om dat te verwerken
nu zijn mijn kinderen volwassen
maar ze lijden er nog altijd onder
er zijn kinderen die hun ouders verwijten
     dat ze niets of te weinig hebben gezegd
     of het te laat hebben verteld
het is een bitter en voortdurend verwijt

maar ik heb er te vroeg over verteld
     denk ik
ik verwijt het mezelf
ik heb ongetwijfeld beelden opgeroepen
     die niet te verdragen waren
maar er is een tweede zaak
     die hun leven ondersteboven heeft gegooid
het is iets waarvan ik mij
     nog maar pas rekenschap heb gegeven
ik spreek over mijn kinderen
maar ook in het algemeen
over de kinderen van gedeporteerden:

ze kennen grootouders alleen
     uit een boek of een film
waar ga je naartoe als papa of mama boos is?
naar grootvader of grootmoeder
zij omhelst je
zij neemt je op de schoot
of grootvader neemt je bij de hand
en gaat met je wandelen
grootouders hebben
     maakt deel uit van het normale leven
als het goed gaat zijn het er 4

maar hun grootouders werden vermoord

ik heb daarover nooit met mijn kinderen gepraat
ik spreek erover met de jongeren
     als ik ga getuigen in de scholen

de grootouders vervullen een essentiële rol
het leven is nu eenmaal zo

zij hebben tijd om te vertroetelen
zij hebben tijd om te luisteren
een kind kan zijn hart luchte
     bij grootmoeder
als het weer thuiskomt
     is alles wat de ouders hebben gedaan
          vergeven en vergeten

ik heb het me dikwijls verweten
dat ik te vroeg over de kampen heb gepraat
     met mijn kinderen
maar ik ben er ook zeker van
dat mijn kinderen er nog altijd onder lijden
     dat ze geen grootouders hadden
geen herinnering geen foto

de nazi’s hebben onze kinderen geschonden
allemaal
vroeger achtte ik mezelf volledig verantwoordelijk
     wat mijn kinderen betreft
maar nu besef ik
     dat de afwezigheid van de grootouders
     daar ook toe bijgedragen heeft


mijn zoon vertelde me
dat hij regelmatig droomde
dat ik voor een vuurpeloton stond
en dat hij zich op het laatste moment
voor mij wierp om me te redden
een van mijn dochters zei me
‘ik heb er dikwijls aan gedacht
dat ik toen bij u moest geweest zijn
samen ginder’

als ze grootouders hadden gehad
zouden ze daarover met hen hebben kunnen praten
hoe gaat dat?
papa vertelt
grootmoeder neemt je in de armen
en troost je

meer dan 40 jaar lang al
doe ik ’s nachts nooit het licht in mijn kamer uit
voor het bed staat een radio

en de hele nacht luister ik naar klassieke muziek
naast mij staat een andere radio
om naar de nieuwsberichten op de bbc te luisteren
en in mijn handen heb ik een boek
ik word wakker met het boek op mijn borst

want als ik het licht uitdoe
ben ik ogenblikkelijk weer daar
in de kampen
ogenblikkelijk
de duisternis is het kamp

de duisternis is de dood van de anderen
en gedeeltelijk mijn dood
de duisternis belet mij te slapen

dat is me niet direct overkome
daarom spreek ik van meer dan 40 jaar
hoe ouder ik word
hoe dichter ik bij die periode kom
in plaats van mij ervan te verwijderen

de periode tussen
het moment van de bevrijding en vandaag
lijkt zo kort
die jaren in de kampen
komen steeds dichterbij
ik durf bijna te zeggen dat ik er weer ben
het is zo
het is moeilijk om het uit te leggen(16)

of ik nu getuig of niet
ik denk eraan
het is er

iemand vroeg me
‘hebt u nooit geprobeerd
     om dat nummer op uw arm te verwijderen?’
ik antwoordde
‘wie zal mijn hoofd vervangen?’(17)

een stuk van mij
is altijd ginder
en ik voel hoe dat gedeelte
vergroot met de tij
het is zo

ook wanneer ik zwijg

ik ga naar de scholen om te getuigen
ik zie dat jongeren luisteren
zij dragen er iets van mee
ze schrijven mij honderden brieven
ik put daaruit een grote voldoening
en met Elie Wiesel zeg ik
‘wie naar een getuige luistert
wordt zelf getuige’

het zwarte beest mag zijn kop niet opnieuw opsteken
het weerzinwekkende beest
het begin van de gruwel
het begin van de jaren ’30
dat wat zich vandaag afspeelt

10 God

vader was godsdienstig en ik ook
ik volgde zijn spoor
want ik ging naar de Yeshiva
de hogeschool voor de studie van de talmoed

toen ik de kampen verliet
stelde ik mij niet die vraag:
     ‘waar was God?’

God of geen God
ik heb me niet afgevraagd
‘heeft God mij gered?’
wie ben ik dat God mij zou redden?

wat is er gebeurd met al die andere
     die gedood zijn
voor mij
naast mij
links
rechts
doodgeslagen
gefusilleerd
dood hoe dan ook
wie ben ik om te zeggen
‘God heeft mij gered’
waarom zou hij mij gered hebben?

terwijl

     de goeden
     de besten
     de kinderen
          gedood werden

ik kan in een God geloven
die wellicht ergens bestaat
en die ooit beslist heeft
het universum te scheppen
waarin onze aarde een onooglijk stofdeeltje is
waarop ongeveer 6 miljard mensen rondlopen
als de aarde een stofje is
wat is dan de mens?

wij zijn zo zelfingenomen
dat wij ervan overtuigd zijn dat er een God bestaat
die toeziet op alles wat elk van ons doet

in zo’n God kan ik niet geloven
in een God die waakt over ons bestaan
want als die God bestaat
heeft hij anderhalf miljoen joodse kinderen genomen
laten we beginnen met de kinderen
één miljoen vijfhonderdduizend kinderen vermoord
wat is dat?
wat stelt dat voor?
het is een statistiek
1.500.000

herinnert u zich het gezicht van dat meisje
     in Colombia?
de kleine Omaira
alle tv-stations hebben haar doodsstrijd gevolgd
3 dagen lang
steeds dieper zonk ze weg in die afschuwelijke modder
tot het gedaan was
onze harten trilden mee
we hoopten
we doorleefden haar vrees
we volgden de angst van dat meisje
dat steeds verder wegzonk
we keken en huilden
er was niets aan te doen
de technische middelen om haar te redden
waren er niet
ze werd naar de diepte gezogen

in Colombi
wat een schandaal!
de technische middelen om haar te redden
waren er niet

in Auschwitz
ontbraken noch de technische middelen
     noch de moordenaars
om de kinderen te doden
welnu
anderhalf miljoen kinderen is dat een statistiek?
neen neen neen neen en neen
dat is geen statistiek
dat is dat kleine meisje
vermenigvuldigd met anderhalf miljoen
anderhalf miljoen kinderen
dat is een kind plus nog een kind plus nog een kind
plus nog een kind plus nog een kind
dat is nog een kind doden
dat is nog een kind zoeken en doden
een lange rij kinderen
en nog een kind
en nog een kind
de kinderen probeerden zich te verstoppen
de almachtige vond ze en ging verder
een kind plus een kind plus een kind en nog een kind
tel tel tel
ga door met tellen tot aan het einde van uw dagen
nog een kind en nog een kind tot in het oneindige
dát is wat anderhalf miljoe
     gruwelijk vermoorde kinderen
          kan voorstellen
met de goedkeuring van de almachtige
en met de zegen van de almachtige
met de hulp en op bevel van de almachtige

1.000 bladzijden
1.000 boeken met namen
tientallen namen
honderden namen
duizenden namen
tienduizenden namen
honderdduizenden namen en gezichtjes
een miljoen vijfhonderdduizend namen
elke naam is een kind een gezicht
gedood

vermoord
afzonderlijk
één per één per één per één per één per één
en nog één
tot in het oneindige
dát zijn uw statistieken

God heeft geduld dat men ze in de wagons gooide
God heeft geduld dat men ze doodsloeg
dat men ze doodbrandde
dat men ze vergaste tot de dood

hij heeft het geduld
maar niet alleen geduld
God zat in elke wagon en in elke trein
die naar Auschwitz reed
aangezien hij zich met elk van ons bezighoudt

hij heeft erover gewaakt
dat de kinderen in de wagons klommen
hij heeft erover gewaakt
dat de deuren goed gesloten waren
hij heeft erover gewaakt
dat het zyklon b-gas naar behoren zijn werk deed
dan is hij naar Miami Beach even gaan rusten
omdat het zelfs voor God lastig was
het was veel
het was te veel
en dan is hij teruggekeerd met een andere trein

met die God heb ik geen uitstaans
omdat
als hij bestaat
ik hem de vragen zal stellen
     zoals de priester
          op de begrafenis van Julie en Mélissa
          ‘waarvoor hebben onze gebeden gediend?
          en onze acties?
          is God doof?’


wie ben ik
een zandkorrel
om te denken
dat God over mij waakt?

een God die na de schepping zegt
‘nu is het uw beurt’
met die God kan ik leven
ik heb het overleefd

de mensen die zeggen
‘God bestaat omdat ik hier ben
omdat ik van daar ben teruggekeerd’
beledigen alle doden

voor mij is dat een onhoudbare belediging

ik zeg hen
‘wie ben jij?
heeft God je gered?
en wat heeft hij met de anderen gedaan?’

dat is mijn overtuiging
ze is langzaam gegroeid


in het vliegtuig dat me terugbracht uit Auschwitz
vertelde een man
dat zijn moeder uit de kampen is teruggekeerd
     met een versterkt geloof
en zijn vader ook
wat valt daarover te zeggen?
dat de overweging niet ver genoeg gaat
ik bekritiseer hen niet omdat ze in God geloven
maar als ik zeg
‘ik geloof in God
omdat hij mij uit de kampen heeft laten terugkomen’
     dan beledig ik alle doden

     allen

je mag best gelovig zijn
maar niet omdat God je heeft laten leven
1.000 toevalligheden hebben je laten overleven
1.000 toevalligheden
als het mogelijk was kon je het toeval helpen
dat heb ik proberen te doen
en dat is me gelukt aangezien ik nu praat

maar velen die beter zijn dan ik
ik herhaal het

de kinderen

zijn niet meer

als ik zou zeggen
‘God heeft me eruit laten komen’
met welk doel zou hij mij dan gekozen hebben?
om te gaan getuigen in de scholen?

neen
echt waar
dat kan ik niet zeggen


     mijn vriend Jacob Cappi Fischler
          heeft het ooit als volgt gezegd

     ‘het kan nooit genoeg gezegd worden
     dat mijn eigen ouders onze ouders
     verscheidene keren gestorven zijn
     ja verscheidene keren

     ze zijn gestorven van verdriet
     ja van verdriet
     omdat ze het onzegbare
     niet hebben kunnen vermoeden of voorspellen

     ze zijn gestorven van angst
     ja van angst
     om wat hun kinderen zou kunnen overkomen

     ze zijn gestorven van vrees
     van een verschrikkelijke vrees
     om niet te kunnen overleven
     om hun kroost niet meer weer te zien

     ze zijn ook gestorven van schaamte
     schaamte om hun gedwongen naaktheid

     ze zijn gestorven
     gestorven van vermoeidheid
     van uitputting

     en ten slotte
     zijn ze een gruwelijke dood gestorven
     gruwelijk

     omdat ze vermoord zijn omdat ze joden waren

     en omdat we joden zijn en joden zullen blijven,
     stel ik mij de vraag
     – zonder daarbij ook maar iemand te willen kwetsen –
     terecht of ten onrechte:
     en de Opperste Rechter in dat alles? is hij ook dood?’


nog 1 ding

ik ben gelukkig dat ik
naar Auschwitz-Birkenau teruggegaan ben
een neef van mij leefde tijdens de oorlog in de Sovjetunie
hij was vice-president van de zeemacht
hij had zijn naam veranderd
hij liet zich Bielski noemen
en na de oorlog werd hij lid van de Poolse regering
in 1958 kwam hij naar de wereldtentoonstelling
in Brussel
hij nam contact met ons op
en stelde zich voor met zijn ware naam Klagsbald
later liet hij me
     door de eerste minister die in Auschwitz had
     gezeten(18)
          uitnodigen op de inhuldiging van een monument
          in Birkenau
dat was in 1967
het was de eerste keer dat ik terugkeerde
het was als een wens
om niet te zeggen een belofte

11 Mondorf 1997

lente
grote zwarte vogels 2 kraaien
     boven mijn hoofd
proberen krijsend de melodie van de vele vogelsoorten
te overstemmen

heerlijke vogelgezang

duidelijk zeer duidelijk hoor ik het verschil
tientallen liederen die subliem in elkaar vloeien
de kraaien zwijgen
     en luisteren mee
graag kende ik de naam van elke vliegende vriend
alleen de muziek telt
het is 18 uur 20
voor mij de rode bal van de ondergaande zon
de gloeiende bol glijdt weg
stopt eve
luistert mee
     en verdwijnt
het is 18 uur 25 de zon is weg
de avond valt mooi fris

kleine heldere sikkel
het stukje maan schijnt licht en helder
gekwiek gezang
ergens slaan klokken half 7
wonderbare stilte vervuld van het muzikale gesprek
van de gevleugelde vrienden
meer en meer mooier en mooier
klinkt het vogelkoor
ik ben alleen in dit heerlijk park
ontmoet mezelf in dit betoverend schouwspel
ze zingen voor mij alleen
ze zingen de onsterfelijkheid
de omgekomen zielen laten hun stem horen
we waren er we bestonden
hoor luister we zijn er nog
we blijven
er is geen graf er is geen troost

de sikkel straalt in de vijver
superlatieve panoramische pracht
onnabootsbare hartstrelende muziek
jubelend gezang weergaloos adembenemend
het is 19 uur de nacht treedt schoorvoetend in
het gezang vermindert de zielen komen tot rust
er is geen graf er is geen troost

  

Foto's

De eerste foto, 29 april 1945, bij de terugkomstin Antwerpen. 
Schloïme Klagsbald (rechts) en Tobias.

Vader Mozes Schiff, in 1917

Moeder Rywa Templer
Zus Lunia Schiff
Grootvader Chaim Schiff
Grootmoeder Esther Klagsbald-Shiff
Rechts tante Jochtje Templer, links tante Choumtje Templer
Tobia (uiterst links) in de Yeshiva, Heide-Kalmtho
Zus Lunia op de Keyserlei in 1934
 

Hierondzer de officiële documenten van de deportatie van vader, moeder, Lunia en Tobias

Hierboven de officiële documenten van de deportatie van vader, moeder, Lunia en Tobias
  

Nawoord

Transport nummer 25 van vrijdag 28 augustus 1942 telde duizend gedeporteerden. Onder hen Tobias Schiff, een 17-jarige Antwerpse joodse jongen. Op zondag 29 april 1945 stond Tobias terug in Antwerpen. Hij was één van de acht overlevenden. Acht op duizend!

Tussen deze data voltrok zich de schande en gruwel van deze eeuw, de meest mensonterende aantasting van elke menselijke waardigheid, voor hem drie jaren van niet meer-mens zijn. ‘Waarom?’ vragen wij vandaag. Omdat mensen zich op basis van hun ras verheven waanden boven elkeen.
Deze vraag en dit antwoord moeten ons blijven inspireren om te ageren tegen elke ideologie en actie waar mensen zichzelf en hun ras tot goden verheffen.

Deze drie jaren hebben Tobias Schiff gemaakt. ‘Ik ben terug op een plaats waar ik nooit ben weggeweest’, schrijft hij een halve eeuw later in het gedenkboek van Auschwitz, in aanwezigheid van zijn Belgische eerste minister. En toch toert Tobias Schiff reeds jaren door Vlaanderen. Hij predikt vooral aan de jeugd verdraagzaamheid en vrede. Maar ook rechtvaardigheid.

Dit boek lezen is terugkeren naar de essentie van ons bestaan: de waardigheid en de gelijkheid van elke mens en de dwingende opdracht zich hiervoor onversaagd in te zetten.

            Paula D’Hondt
            Minister van Staat

De concentratie- en uitroeingskampen van het nazisme.
(Uit: 'Is dit een mens?' Primo Levi).

  

Noten

* De citaten werden overgenomen uit Primo Levi, Is dit een mens, Meulenhoff Pocket Editie, Amsterdam, 1987.

1. Mijn neef, Victor Klagsbald, een neef van Schloïme Klagsbald over wie ik het vaak heb in mijn verhaal, vertelde me tijdens een telefoongesprek in juli 1995 dat hij op het moment van de Duitse invasie met zijn vader en zijn moe­
der in Amsterdam woonde. Tijdens hun vlucht naar het vrije Frankrijk waren zijn vader, zijn moeder en hijzelf op
doortocht in Antwerpen; hij, Victor, had mijn zus Lunia ontmoet; zij had hem voorgesteld om elkaar terug te zien 's
anderendaags rond zestien uur in het Centraal Station van Antwerpen. Victor zou komen als hij kon. Hij werd echter verhinderd. Het was woensdag 22 juli 1942; het noodlot had gewild dat Lunia opgepakt werd tijdens de eerste razzia. Mijn neef had er enkele jaren geleden over gepraat met mijn dochter Dominique; het was zij die mij voorzichtig de werkelijkheid heeft doen inzien van wat Victor mij bevestigde. 

2. Deze man was mijnheer Baruch Glatt.

3. Dat zijn zoon zich troostte. Die man is niet langs de gaskamers gemoeten en rust op een plaats waar men vandaag nog kan mediteren.

4. Ik houd eraan om in het openbaar hulde te brengen aan die vriend, die nu voorzitter is van het Joods Museum van de Deportatie en het Verzet te Mechelen. Men noemt hem 'de parel van het Antwerpse judaïsme'. 

5. Ik heb hem niet meer teruggezien. Ik heb vernomen dat hij Warschau overleefd heeft en dat hij daarna overgebracht werd naar andere kampen op het moment dat de Russische legers oprukten.  Hij werd gedood door ss'ers op  het moment dat hij naar Amerikaanse soldaten liep die hen kwamen bevrijden.

6. In 1993, na de verspreiding van mijn getuigenis in de film De laatste getuigen, kreeg ik een telefoon van een man die in Cannes (Frankrijk) woont. Deze man, Serge Lemberger, zei me dat ik geen wroeging moest hebben over het feit dat ik mijn vader had verhinderd naar Warschau te gaan werken. Hij legde mij uit dat hij er zelf naartoe was gestuurd toen hij twintig was. Hij zei mij: 'Uw vader zou er nooit uitgekomen zijn. De werkomstandigheden waren er verschrikkelijk.' Dat gesprek heeft de last van de wroeging bij mij niet weggenomen, maar ik ben die man dankbaar dat hij contact met mij genomen heeft. Niets verplichtte hem daartoe. Om dat gebaar naar waarde te schatten gebruik ik een Hebreeuwse uitdrukking, Lifnime meshourat hadine, dat is: meer doen dan datgene waartoe de wet je verplicht. 

7. Het gebeurt dat ik twijfel aan het exacte aantal blokken.

8. In de taal van de kampen betekent 'organiseren' stelen, fabriceren, regelen. Kortom, dat woord dekt alles wat te
maken heeft met 'je plan trekken'. 

9. Het woord muzelman, in het jargon van de kampen, betekent een gevangene, man of vrouw, die op sterven ligt.

10. Afkorting voor BUtadien und NAtrium, synthetischer Kautschuk.

11. In zijn boek Is dit een mens spreekt Primo Levi ook over het Prominentenblock. Hij geeft dat blok echter het nummer 7. Primo Levi vergist zich, want ik ben er geweest.

12. Ik heb opzoekingswerk verricht: het gaat om Bertold Rakers, geboren op 6 maart 1905 en gestorven op 10 augustus 1980.

13. Ironisch genoeg zou ik kunnen zeggen dat ik eerder dan Hitler wist dat de Engelsen en de Amerikanen ontscheept waren. Op dat moment was hij immers aan het slapen in zijn bunker! Het was verboden hem wakker te maken. 

14. Mijn oom is gestorven in Antwerpen toen hij 59 jaar was. Later zijn mijn tante Toni, mijn 'zus' Estelle en haar twee zussen, Annette en Viviane, naar Israël vertrokken waar ze nu nog leven.

15. Op 4 november 1995 heeft Estelle me in Ranana bij Tel Aviv verteld dat ze niet sliep. Zij was achter de deur blijven staan en had alles gehoord, vooral toen ik zei: 'In Europa leeft geen enkel joods kind meer.'

16. Bijvoorbeeld, toen ik onze eerste minister vergezelde naar Auschwitz op 14 januari 1995, vroeg hij mij het Gouden Boek te tekenen nadat hijzelf de volgende regels in geschreven had: 'Dat nooit meer. Op het moment dat sommigen de geschiedenis weer willen ophalen door ze te ontkennen en dat het nationalisme weer opflakkert, zal dit getuigenis ons verplichten te handelen opdat de Geschiedenis zich niet herhale.' Ik schreef: 'In aanwezigheid van onze eerste minister, mijnheer Jean-Luc Dehaene, ben ik terug op een plaats die ik nooit verlaten heb.'

17. Een teken dat de tijd voorbijgaat? Een tijdje geleden vroeg een jonge vrouw mij, terwijl ze naar mijn arm wees: 'Wat is er gebeurd op 16.02.75?' Dat wijst op het vergeten en het niet weten. Daartegen moet worden gestreden.

18. Wij gingen per auto van Warschau naar Birkenau. Wij stopten in een motel om iets te eten; daar wachtte mijnheer Cyrankiewicz, de eerste minister van Polen, ons op. Hij riep mijn neef die mij aan hem voorstelde. De eerste minister nodigde me uit om bij de plechtigheid aanwezig te zijn.

  

    

Vernoemde namen

Apter
Baruch Mörzel
Gottlob Benzion 1, 2
Bielski
Fischler Jacob Cappi
Herschkowitz Meilech
Klagsbald
Klein Beno
Pollack
Ramet Nathan 1, 2
Rosler Aäron
Rudi 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
Schiff Moshe, vader
Schiff Lunia, zus
Schiff Tobias 1, 2, 3
Schloïme Klagsbald 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
Schönberg Simcha
Sicherman
Spitz Harry
Templer Pinkas
Toshek 1, 2, 3, 4, 5
Templer Regina, moeder
Übersfeld
Wang

Kampen

Breendonk (Lunia)
Drancy
Kozel
Sakrau
Spitkowice  
Trzebinia
Birkenau
C
hrz
anov
Tarnov
Sosnowice
Auschwitz
Jawischowitz
Buna-Monowitz
Gleiwitz
Dora
Ellerich
Bergen Belsen