De stille strijd van Eugeen Callewaert,
burgemeester van Lichtervelde
,
Modest Maertens, 1995

Tekst                     Print                    Tablet

  

Inhoud

Woord vooraf
Verantwoording

De familie Callewaert te Lichtervelde
Politieke opgang
De nieuwe burgemeester
Besturen in oorlogstijd
Schipperen in bezet gebied
Uit het ambt ontslagen
In het gewapend verzet
De klopjachten
In de cel
Gedeporteerd naar nergens
Met de Valbijl
Aan het thuisfront

Proeve van dagboek van Adelson Delanoye

Noten
Bibliografie
Lijst van gevangenen

Met oprechte dank

Eugeen Callewaert, postuum onderscheiden met o.m. Het Ridderkruis in de Orde van Leopold II met de Palm en toekenning van het Ooorlogskruis 1940 met de Palm en de Medaille van de Weerstand.

om:
"Toegewijd en moedig lid van het Geheim Leger, weerstander sedert 1941. Wijdde zich zonder voorbehoud aan de hardnekkige strijd tegen de vijand. Aangehouden wegens zijn vaderlandslievende bedrijvigheid en naar duitsland weggevoerd, ter dood veroordeeld, werd er op 15 juni 1944 terechtgesteld".
 

IEMAND STELT EEN VRAAG

Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden

zoals storm met zacht geritsel in de tuin
of de kat die de kolder in z'n kop krijgt

zoals brede rivieren
met een kleine bron
verscholen in het woud

zoals een vuurzee
met dezelfde lucifer
die de sigaret aansteekt

zoals liefde met een blik
een aanraking iets dat je opvalt in een stem

jezelf een vraag stellen
daarmee begint verzet

en dan die vraag aan een ander stellen.

Remco Campert

 

WOORD VOORAF

Geschiedschrijving is te lange tijd beperkt gebleven tot reeksen bloedige veldslagen en ruziënde vorstenhuizen, alsof de wereld slechts bestond uit generaals en koningen. Pas sinds enige jaren is er plaats gekomen voor de rol van de kleine mens in het grote wereldgebeuren, en vooral voor het leed dat hem dat berokkend heeft. Het boek dat wij in handen hebben, is zo 'n geschiedenis van de kleine man. Maar dan een bijzondere.

Bijzonder omdat ze geschreven is door een bijzonder auteur. Als jonge knaap heeft Modest Maertens met eigen ogen de dagelijkse gevolgen van de tweede wereldoorlog in zijn geboortedorp feilloos geregistreerd. Om die herinneringen in te kleuren, te toetsen aan feitenmateriaal en een plaats te geven in een ruimer kader, heeft hij tientallen publikaties doorgewerkt, vele archieven en bronnen doorgeworsteld en meer dan honderd overlevenden, ooggetuigen en nabestaanden geïnterviewd; dat alles met een doorzettingsvermogen en een zin voor precisie die slechts bewondering kunnen afdwingen. Aan heel deze onderneming lag, ten slotte, een diepe verontwaardiging ten grondslag over het leed dat het nazi-regime aan dé mensen uit zijn omgeving heeft berokkend, of juister: over het feit dat een mens een ander mens zoiets kan aandoen.

Zo is meteen duidelijk waarom dit boek bijzonder is. Dit levensverhaal van Eugeen Callewaert is een boek dat ontzag afdwingt door de indrukwekkende hoeveelheid nauwkeurig gecontroleerde gegevens, maar tegelijk boeiend leest door de al even indrukwekkende hoeveelheid pittige details en door het warme inlevingsvermogen van een auteur die zoveel van wat hij vertelt, zelf heeft meebeleefd. Een boek ook dat, even ongemerkt als onontkoombaar, dezelfde verontwaardiging in de lezer opwekt als die welke de auteur gedreven heeft.

Daardoor is dit boek veel meer geworden dan een reconstructie van het tragische lot van Eugeen Callewaert en zijn verzetskameraden, veel meer dan een geschiedenis van Lichtervelde in de oorlogsjaren. Het is een boek dat niet alleen elke Lichterveldenaar in zijn bibliotheek zou moeten hebben, maar ook elke historicus die van geschiedenis een boeiend verhaal wil maken. En elke jongere die niet beseft hoeveel er nodig is geweest voor de schijnbaar vanzelfsprekende vrijheid waarvan wij thans zo zorgeloos genieten.

Prof. dr. Philip Vermoortel

 

VERANTWOORDING

De tweede wereldoorlog heeft ook in Lichtervelde diepe wonden geslagen. Elf burgers zijn het slachtoffer geworden van het krijgsgeweld. Vijf soldaten sneuvelden aan het front en achttien politieke gevangenen gaven hun leven in de strijd tegen de bezetter. Vier van deze achttien keerden niet terug uit gevangenschap en de overige veertien werden na een schijnproces ter dood veroordeeld.

Dit boek gaat over de inzet, de idealen, het lijden en sterven van deze achttien Lichterveldse politieke gevangenen, met als ruggegraat het levensverhaal van burgemeester Callewaert.

Eugeen Callewaert heeft geen enkele persoonlijke notitie nagelaten, behalve zijn laatste brief voor de terechtstelling. Alle informatie waarop dit boek gebaseerd is, komt dan ook uit andere bronnen. Roger Callewaert, geboren in 1922 als oudste zoon van Eugeen, heeft ons het trieste lot van zijn vader verteld. Zijn voortreffelijk geheugen en zijn scherpe analyse van de feiten, die hij gedurende meer dan 50 jaar heeft kunnen evalueren, lieten ons toe de grote lijnen uit te zetten.

Met een honderdtal mensen werd over oorlog en Lichterveldse politiek gesproken. Hun herinneringen waren nu eens scherp, dan weer vaag, meestal zwart-wit. Sommige informanten wensten naamloos te blijven. In dit labyrint van gekleurde informatie hebben wij gewetensvol gestreefd naar objectiviteit.

De politieke loopbaan van Eugeen Callewaert, van 1932 tot 1942, kon gedetailleerd gereconstrueerd worden aan de hand van het gemeentelijk archief. Zijn rol in het verzet is duidelijk geworden na confrontatie van mondelinge en geschreven bronnen. Het relaas van zijn aanhouding en zijn verblijf in kampen en gevangenissen werd verteld door lotgenoten. Leemten in de feiten of de opeenvolging ervan, werden aangeevuld op basis van vergelijkbare gevallen. Over het proces te Leer en de terechtstelling te Wolfenbüttel zijn in 1991 belangrijke informatiebronnen vrijgegeven. Zo weten wij wat zich in zijn laatste levensdagen afgespeeld heeft.

Talrijke persknipsels, mondelinge getuigen, de proeve van verweerschrift van oorlogsburgemeester Godderis en het gemeentelijk archief maakten het ons mogelijk Lichtervelde door te lichten tussen 1942 en 1946.

Ten slotte zijn er nog de uitgebreide lectuur en de zovele eigen herinneringen, die dagelijks nog de kop opsteken en waarop wij voor dii werk veelvuldig een beroep gedaan hebben.

Oorlog loopt als een zwarte draad door de geschiedenis. De strijd on macht en geld is van alle tijden, zo ook het verzet van de machtelozer en de armen. Dank zij de inzet en de strijd van zoveel mensen leven wij nu in vrede. De herinnering aan die mensen moet levendig gehouden worden als een gebaar van dankbaarheid en een aansporing tot waakzaamheid. Dankbaarheid omdat zij de prijs voor onze vrijheid met hun leven hebben willen betalen. Waakzaamheid omdat wat gisteren gebeurd is, zich morgen kan herhalen.

De auteur

 

DE FAMILIE CALLEWAERT TE LICHTERVELDE

Eugeen Callewaert en zijn tweelingbroer Arseen zijn op 9 juni 1894 te Lichtervelde geboren als derde en vierde kind van het echtpaar Felix Callewaert en Emma Boone. De oudste dochter, Celina, is geboren in 1889 en de oudste zoon, Achiel, in 1891. Met de geboorte van Jeannette in 1896 en de tweelingzussen, Georgina en Julma, in 1901, telt het gezin Callewaert-Boone zeven kinderen, herleid tot zes na de dood van Julma, die amper negen maanden oud geworden is.

Vader Felix Callewaert, destijds woonachtig te Zwevezele, heeft zin voor zaken en voor werken. Hij is, net als zijn broer Charles, horlogemaker van beroep. Beide broers, niet van muzikaal talent gespeend, leren de trekharmonica kennen en starten een eigen werkplaats voor accordeonbouw. Felix zet de zaak alleen verder en vestigt zich in 1890 in Lichtervelde, dat vlotte verbindingen per spoor kan verzekeren. Trouw aan zijn eerste roeping opent hij naast zijn zaak in accordeons ook nog een winkel van horloges en juwelen. Rond de eeuwwisseling kent de bouw en de verkoop van accordeons een ongekende bloei. Een zestal mensen zijn tewerkgesteld in het bedrijf en het gemiddelde pro-duktiecijfer loopt op tot een exemplaar per dag. De firma werkt zowel voor de binnenlandse als voor de buitenlandse markt, tot in Canada en de Verenigde Staten, om er de uitgeweken Vlamingen en Europeanen te gerieven. Verpakt in kratten, handgemaakt door Willy Vanantwerpen, worden de accordeons per kruiwagen naar het station gevoerd voor verzending.

Eugeen volgt lager onderwijs te Lichtervelde en moet op 14-jarige leeftijd naar het college. De keuze valt op het Sint-Amandscollege te Kortrijk en in september 1908 gaat hij op internaat. Alle lessen worden in het Frans gegeven en Eugeen zal wel de goede raad gekregen hebben toch maar een voorbereidend jaar te doen. Daarna kiest hij voor
de zesde Latijnse en verder voor de afdeling Grieks-Latijn. Zijn rapporten zijn goed en vrij evenwichtig met uitstekende cijfers voor Wiskunde Engels en Duits. Voor Goed Gedrag, Neerstigheid en Oppassendheid, blijft hij net beneden de 8 op 10. In 1912, hij is dan 18 jaar oud, zegt hij het college vaarwel en komt in de zaak, waar hij zal instaan voor de produktie. Zijn broer Arseen zal de vertegenwoordiging verzekeren.  

De tweelingbroers genieten vrijstelling van legerdienst wegens broederdienst van Achiel. Zoontsnappen zij aan mobilisatie voor de oorlog van 1914-18.

Op 4 augustus 1914 barst het oorlogsgeweld los. Het Belgisch Leger biedt hardnekkig weerstand maar moet stelselmatig wijken voor een veel sterkere vijand. Half oktober 1914 is Lichtervelde bezet gebied en veel sterkere vijan en de bevolking moet leren leven met een hele resem nieuwe wetten en verordeningen. Ook vader Callewaert moet zich willens nillens aanpassen aan de grillen van de Duitsers. Zo eist de bezetter dat alle uithangborden van handelaars in het Duits vertaald worden. Herberg 'De Zalm' wordt 'Zum Salm', de drukkerij van cleophas Sintobin zit opgescheeptmet 'Drückerei und Postkartenzentrale', en Felix Callewaert vertaalt met wat kunst- en vliegwerk, de tekst van zijn bord in het Duits 'Accordion Fabrik F. Callewaert Uhren & Juwelen'. Vooral die 'Uhren' bezorgt de plaatselijke bevolking menig binnenpretje.

De zaak en het gezin Callewaert-Boone moeten een bijzonder zware tol betalen aan de eerste wereldoorlog. Produktie en verkoop van accordeons vallen nagenoeg stil. De binnenlandse markt heeft geen nood meer aan muziekinstrumenten en de buitenlandse markt is onbereikbaar. De Westhoek en Noord-Frankrijk, traditioneel sterke afzetgebieden, zijn door de frontlijn afgesloten voor elke handelsactiviteit met de rest van België. Trouwringen blijven in de etalage liggen en wachten op de terugkeer van de jonge soldaten van het front, en voor dure juwelen is er echt geen geld.

Op 26 oktober 1917 wordt de Lichterveldse dorpskern gebombardeerd door geallieerde vliegtuigen, waarbij zware schade aangericht wordt aan de huizen op de hoek van de Beverenstraat en de Statiestraat, zoals blijkt uit foto's van na de aanval. Winkel, woonhuis en werkplaats zijn volledig vernield. Moeder Callewaert is ernstig gewond en sterft twee dagen later, in de leeftijd van 47 jaar. Dochter Jeannette, eveneens geraakt, dient lange tijd verzorgd.

Dit tragisch gebeuren zet vader Callewaert ertoe aan Lichtervelde te verlaten en met het gezin uit te wijken naar Kuringen bij Hasselt. Enkele Westvlamingen, op de vlucht voor het oorlogsgeweld, hebben zich al vroeger in Limburg gevestigd. Op 7 oktober 1918 overlijdt Felix Callewaert in het verre Limburg. Tien dagen eerder is de oudste zoon Achiel gesneuveld in de omgeving van Houthulst tijdens het beslissende eindoffensief. Hij was sergeant bij de infanterie en werd in 1917 vereerd met het Oorlogskruis.

Tijdens de oorlog is Eugeen Callewaert actief als lid van het 'Melkcomiteit', samen met zijn broer Arseen, Camiel Depuydt, Jozef en Edmond Huyghebaert. Einde 1917 vergezelt hij zijn vader, broer en zussen naar Kuringen. Midden 1919 zijn de kinderen Callewaert, ondertussen wees geworden, terug in West-Vlaanderen. Na een kort verblijf in Zwevezele nemen zij in 1920 hun intrek in het herstelde ouderlijke huis. Al die tijd heeft nonkel Pol, broer van moeder Emma Boone, tot ieders grote voldoening, de lopende zaken waargenomen. Nonkel Pol, inwonend vrijgezel, was de linker- en rechterhand van de familie Callewaert-Boone. Een gewaardeerd en gewetensvol medewerker, die zijn plaats kende in de zaak en de familie.

Op 7 september 1920 treedt Eugeen Callewaert in het huwelijk met Marie-Louise Casselman, geboren te Sint-Andries en dochter uit een vooraanstaande landbouwersfamilie. Het huwelijk wordt voltrokken te Zandvoorde bij Oostende. Eugeen drukt zijn stempel op de firma. Met grote deskundigheid leidt hij de produktie. Hoewel hij niet bijzonder muzikaal begaafd is en zelfs geen muziekonderwijs genoten heeft, kan hij, als geen ander, een instrument stemmen tot de perfectie bereikt is. De jonge mevrouw Callewaert, vreemd op de gemeente, kan zich geleidelijk aan bekwamen in de juwelierszaak en zo krijgt zij ook de gelegenheid om Lichtervelde van naderbij te leren kennen.

Het gezin breidt uit met een vrij grote regelmaat. Roger wordt geboren op 19 maart 1922 en Roland op 11 maart 1925. Het familiaal geluk wordt verstoord door het overlijden, op 25 mei 1925, van Moeder Maria van de H. Rictrude, in de wereld Jeannette Callewaert, zuster van Eugeen. Zij was lid van de kloostergemeenschap van de Zusters Franciskanessen-Missionarissen van Maria. Op haar bidprentje lezen wij:

"Van haar kinderjaren af is zij steeds geweest een treffend voorbeeld van innige godsvrucht, en van getrouwheid in 't volbrengen van al haar plichten. Zij was beminnelijk zonder overdrevenheid, en voorzichtig in hare taal, blijgeestig doch ernstig med'een. Haar gemoed was immer gelijk en haar vermaak vond ze in anderen voldoening te junnen: een ware parel door eikendeen geschat en geprezen. "

Wie Eugeen gekend heeft zal beamen dat hij en zijn zuster ook geestelijk verwant waren. Op 21 maart 1927 is er weer vreugde in het gezin om de geboorte van Gabriël. Twee jaar later, op 16 oktober 1929, wordt Bernard geboren en op 27 maart 1931, de enige dochter in het gezin, Monique. Vier keer werd een kind geboren in de maand maart en vier keer vinden wij Jozef als tweede voornaam.

De trotse vader van toen heeft de kroon op het werk niet meer mogen zien. Toen Eugeen in september 1942 aangehouden werd, studeerde Roger rechten te Leuven, en volgden Roland, Gabriël en Bernard middelbaar onderwijs aan het St.-Amandscollege te Kortrijk, terwijl Monique nog schoolliep in Lichtervelde. Roger is notaris geworden, Roland, Gabriël en Bernard zochten en vonden het in de geneeskunde en door het huwelijk kwam Monique in een industrieel midden terecht.

Het sociaal, cultureel en religieus leven in Lichtervelde lieten Eugeen niet onbereord. Hij kwam bij en onder de mensen en telde veel vrienden. De muziekmaatschappij en de toneelkring van 'De Burgersgilde' lagen hem na aan het hart. Hij was een voorbeeldig kerkganger en lid van godvruchtige genootschappen. Een eerlijk man, hartelijk en voorkomend. Een man met stijl, een persoonlijkheid met de allures van een Engelse Lord, zó uit een landhuis gestaapt.

We schrijven 1932. In oktober van dat jaar worden gemeenteraadsverkiezingen gehouden. Eugeen Callewaert leeft van op afstand mee met het politieke gebeuren, al heeft hij tot nu toe nooit blijk gegeven van enige politieke ambitie.

POLITIEKE OPGANG

Op het vlak van de lokale politiek heeft Lichtervclde jarenlang gebouwd aan een heel kwalijke reputatie en dat tot ver buiten de gemeentegrenzen. In 1878 is Xavier Kerkhofs kandidaat-burgemeester voor Lichtervelde. De geestelijkheid verdenkt hem echter van liberale sympathieën en acht het uitgesloten dat hij burgemeester wordt. Zij wil hem dan ook de pas afsnijden door openlijk partij te kiezen voor de katholiek Pieter Decuypcre. Na tussenkomst of door toedoen van het liberaal ministerie te Brussel wordt Kerkhofs niettemin toch burgemeester. Dit nemen de pastoors niet en zij richten prompt een eigen politieke partij op: 'De Katholieke Burgersgilde', die zich vestigt in de herberg 'De Keizer'. De naam van de nieuwe partij en de naam van het partij lokaal stichten verwarring. De man in de straat houdt het steevast bij 'De Keizer', ook als hij de partij bedoelt. Het zal nog geruime tijd duren vooraleer 'De Katholieke Burgersgilde', ook wel eens kortweg 'De Burgersgilde' genoemd, burgerrecht zal verwerven.

In 1884 halen de katholieken alle zetels binnen en de 'liberalen' zijn voorlopig uitgeschakeld. Het opstellen van de kandidatenlijst in 1895 geeft echter aanleiding tot ernstige meningsverschillen. De stichtende geestelijkheid voelt zich onvoldoende gehoord bij de lijstvorming en neemt afstand van 'De Katholieke Burgersgilde', met als gevolg dat de partij in twee stukken uiteenvalt. Enerzijds is er Farazijn, vertrouwensman van de geestelijkheid, die contact zoekt met wat nog overblijft van de 'liberalen van Xavier Kerkhofs.' Hij krijgt uiteraard de steun van de pastoors en zo wordt de zwarte kleur van hun soutane ook de partijkleur van de groep Farazijn-Kerkhofs, die onderkomen vindt in de herberg 'De Zwaan', van oudsher het partijlokaal van de groep Kerkhofs. Anderzijds neemt Pieter Tempelaere het voortouw van wat overblijft van de onlangs gestichte 'De Katholieke Burgersgilde', om de jonge partij van de definitieve ondergang te redden. Omdat Tempelaere en zijn vrienden de geestelijkheid niet volgen worden zij afgeschilderd als opstandig en revolutionair en welke kleur past beter bij revolutie dan rood. De lijst van de roden behaalt in 1895 een heel nipte overwinning en latere verkiezingen bieden wisselende kansen.

Het bestaan van in wezen twee katholieke partijen, de roden van De Keizer' en de zwarten van 'De Zwaan', leidde tot een scherpe opsplitsing van de Lichterveldse gemeenschap waarin men meer oog had voor personen dan wel voor morele en politieke waarden. De verzuiling viel niet meer te stuiten, integendeel, ze versteende. Je hoorde tot 'De Keizer of tot 'De Zwaan', je werd rood of zwart geboren. Schande over wie z'n herkomst verloochende, familie en omgeving lieten lieten dat niet toe, je zat vast van de wieg tot het graf. De gemeente telde rode en zwarte winkels, rode en zwarte herbergen, en zelfs een rode en een zwarte dokter. Voor inwijkelingen was de keuze van een dokter gelijk aan het trekken van een politieke kaart. Alles en iedereen was gekleurd en alleen de geestelijkheid, die het vuur aan de lont gestoken had, kon zich uit het moeras houden.

In die wirwar moesten de ingeweken Callewaerts hun weg vinden. Felix Calewaert had in 1895 de breuk meegemaakt, als waarnemer, en kon enigszins oordelen over de ingenomen standpunten en stellingen. Hij probeerde een voor hem verantwoorde keuze te maken, daarin gesteund door familie, vrienden, omgeving en relaties. Trditioneel volgt Eugeen de stappen van zijn vader. Het was en het blijft 'De Keizer'.

Na zijn huwelijk in 1920 gaat Eugeen zich meer integreren in het Lichterveldse vernigingsleven, hoewel veelvuldig herbergbezoek niet aan hem besteed is. Binnen de aanhangers van 'De Keizer' bouwt hij zijn vriendenkring uit. Hij is er niet direct de voortrekker of de leidende figuur, maar zijn wijze stem in het kapittel wordt erg gewaardeerd. Zijn figuur, zijn taal en zijn daden dwingen spontaan respect af. Zijn familiaal leven strekt tot voorbeeld en zijn omgang met zijn werknemers verdient alle lof.

Is Eugeen Callewaert het nieuwe licht dat Lichtervelde zo dringend nodig heeft? Wie met 'De Keizer' begaan is, beseft heel goed dat ze met Callewaert aan hun kant en vooral op hun lijst een gouden zaak kunnen doen. Dokter en oud-burgemeester Vermeesch is ervan overtuigd dat de op dat ogenblik al niet meer zo jonge Callewaert zijn licht onder de korenmaat zet. Is die man te bewegen zich op het politieke pad te begeven? De verkiezingen van 1932 kondigen zich aan en er moet dringend met hem gepraat worden.

In 1926 had 'De Zwaan' de verkiezingen gewonnen met zes mandaten tegen vijf. Dokter Gustaaf Colpaert was burgemeester en Cleophas Sintobin met Emeric Maenhout de schepenen. Op het actief van de meerderheid moet zeker vermeld de bouw van de nieuwe gemeenteschool ter Beverenstraat. Een gebouw dat er mocht zijn en waarop ere-onderwijzer en schepen Sintobin terecht trots was. De meerderheid had met de bouw van de school blijkbaar alle pijlen verschoten en andere belangrijke zaken uit het oog verloren. Schepen Maenhout vroeg al geruime tijd aandacht voor de verbetering van de wegen en de uitbreiding van het elektriciteitsnet dat toen niet verder liep dan enkele huizen in de dorpskern. Hij vond echter geen gehoor bij zijn vrienden van 'De Zwaan'. Schepen Maenhout legde zich niet neer bij de gang van zaken, de vriendschap bekoelde en het kwam uiteindelijk tot een breuk in de meerderheid. De zich verongelijkt voelende Maenhout ging zijn gelijk en geluk bij de tegenpartij zoeken. Maanden vóór de verkiezingen van 1932 kondigt hij zijn overstap aan naar 'De Keizer', waardoor hij familiebanden ondermijnt en vrienden verliest. College en raad hebben geen meerderheid meer en kunnen niets meer verwezenlijken.

'De Keizer' volgt met argusogen het doen en laten van de onttroonde meerderheid, maar stelt zich niettemin vragen bij het definitief inhalen van Emeric Maenhout. Hoe zal het publiek daarop reageren? Uiteindelijk wordt besloten toch met hem in zee te gaan en hem een eerlijke kans te geven, maar tegelijk de lijst te versterken om het kiespubliek te overtuigen en de kans op een verkiezingsoverwinning te vergroten. De meest geschikte kandidaat ter versterking kan niemand anders zijn dan Eugeen Callewaert, al weet men binnen de partij dat hij heel weigerachtig zal staan tegenover een politiek mandaat. Daarom krijgt dokter Vermeesch volmacht om Callewaert te polsen, en als het even kan, hem meteen te overtuigen. Vermeesch doet wat hem gevraagd wordt en gaat Eugeen opzoeken, maar hij mislukt in de eerste fase van de onderhandelingen. De dokter mag evenwel nog eens terugkeren.

De voor de lijst gepolste kandidaat heeft veel bezwaren. Hij zal meer uithuizig zijn, zijn familie kan er onder lijden, het personeel in de werkplaats heeft hem nodig. Hij denkt ook aan de winkel, misschien kan hij een klant winnen en er twee verliezen. Hij spreekt erover met zijn vrouw en nonkel Pol, die beiden minder bezwaren blijken te hebben. Zijn grote vraag, echter, is of hij voldoende bekendheid geniet in Lichtervelde om een serieuze kans te maken op een zetel, want hij wil niet afgaan als een gieter. Pastoor Spilliaert, in wie hij veel vertrouwen heeft, moet hem raad geven. Het antwoord van de pastoor is ondubbelzinnig: "Eugeen, u moet die verantwoordelijkheid opnemen, als ze u daarvoor vragen, weten zij waarom. U kunt dat niet weigeren." Een paar weken later dient dokter Vermeesch zich opnieuw aan, dit keer in gezelschap van Adhemar Tempelaere. De dokter, die Eugeen verdenkt van faalangst en drempelvrees, stelt hem de risicoloze derde plaats op de lijst voor. Adhemar is bereid een stap terug te zetten tot rang vier. Zij worden het eens en Eugeen Callewaert is kandidaat voor de gemeenteraadsverkiezingen van 1932.

De lijsten met de kandidaten zijn klaar. Dokter Colpaert voert de lijst aan van'De Zwaan' en zijn collega dokter Vermeesch is kopman van 'De Keizer'. Eugeen Callewaert staat nog even stil bij de namen van de twee lijsttrekkers. Zijn morele bezwaren zijn nog niet volledig weggenomen. Een zwarte en een rode dokter, zo ook zwarte en rode patiënten. Moet het echt zo scherp, moeten de plaatselijke dokters zich per se politiek verbinden omwille van hun cliënteel, of is het gewoon een zaak van verantwoordelijkheid nemen, waarop pastoor Spilliaert ook zinspeelde.

In het partijbestuur van 'De Keizer' wordt het sinds jaren gebruikelijke strijdplan nog eens ontvouwd De gemeente is m wijken verdeeld en elke wijk moet bezocht worden. Als het kan geen enkel huis overslaan De kandidaten zullen weer veel naar hun kop krijgen, maar moéten vriendelijk blijven en goed luisteren, en vooral, nooit kwaad worden en niet brutaal in de tegenaanval gaan. De dorpskern, of 'de platse', is het werkterrein van Eugeen Callewaert, alleen of vergezeld van dokter Vermeesch. Het is even wennen. Hij vindt de mensen vriendelijk maar de aangeboden borrels wijst hij beleefd af. Hij onthoudt zich van commentaar op de kandidaten van de tegenpartij en wil hoogstens toegeven dat 'De Zwaan', naar het einde van de bestuursperiode gefaald heeft. Of 'De Keizer' het dan zoveel beter zal doen? Daar moet niet aan getwijfeld worden. Elke keer komt hij doodmoe, maar niet ongelukkig, thuis. De vele problemen van de kleine man raken hem, vooral persoonlijke zaken die met politiek weinig te maken hebben. Het is een kwestie van luisteren en begrip tonen, van te pogen een misverstand uit de weg te ruimen en van roddel en verdachtmaking in de kiem te smoren. Hij heeft een 200-tal gezinnen bezocht en als iedereen zijn woord houdt is dat, pakweg, goed voor 500 stemmen. Zijn vrouw zegt dat hij te optimistisch is maar nonkel Pol bewijst dat 500 haalbaar is, rekening houdend met de huizen die hij niet aangedaan heeft. Oude rotten in de politiek waarschuwen voor voorbarige conclusies. Je kent de mensen pas goed na de verkiezingen. Zij hebben het zelf al moeten ervaren.

Op enkele persoonlijke speldeprikjes na verloopt de kiescampagne vrij netjes, hoewel kermis-zondag, 25 september 1932, aanleiding geeft tot enig geharrewar. 'De Keizer', met de steun van Emeric Maenhout, stelt 'De Zwaan' in de minderheid en weigert een toelage te stemmen voor de kermisactiviteiten. 'De Zwaan' gaat in het tegenoffensief. We lezen wat zij schrijven in een van hun kiespamfletten:

"De mannen van lijst n°2 hebben die kwajongensstreek verijdeld, het geld verschoten en er was kermis tot vermaak van iedereen, uitgenomen van de zoeklichtmannen, er was voor hen geen kermis. De zondagbaankoers had 31 koereurs en er was geen kermis. Wat had het geweest had het moeten kermis zijn? Kermis of geen kermis, het uiteindelijk oordeel ligt bij de kiezer. " (1)

Op zondag 9 oktober 1932 doet Lichtervelde zijn stembusgang. 'De Keizer' wint het pleit dank zij een groter aantal lijststemmen en de 565 voorkeurstemmen van Emeric Maenhout. Individueel scoorde 'De Zwaan' beter, maar onvoldoende goed om te winnen. Eugeen Callewaert moet het stellen met 300 voorkeurstemmen maar kan putten uit de pot, net als August Depuydt. Adhemar Tempelaere, die loyaal zijn derde plaats heeft afgestaan, wordt niet verkozen. Met een zegswijze uit die tijd: hij is uit de wet.

De oude raad is, zeker na de verkiezingen, volledig uitgeblust. Twee bijeenroepingen gaan niet door omdat slechts vijf leden aanwezig zijn, maar een derde keer moet het wel. Charles Decock, vader, zetelend voor 'De Keizer', neemt in extremis nog ontslag en wordt vervangen door Henri Wostyn.

In januari 1933 komt de nieuwe raad voor het eerst bijeen. Voor 'De Keizer', de nieuwe meerderheid, zetelen dokter Vermeesch, August Depuydt, Emeric Maenhout, Arseen Decuypere, Eugeen Callewaert en Charles Decock, zoon. 'De Zwaan' is vertegenwoordigd door dokter Colpaert, Cleophas Sintobin, Jozef Boret, Camiel Coussée en Jules Perneel. De voordracht van de nieuwe burgemeester houdt geen verrassingen in, dokter Vermeesch zal dokter Colpaert opvolgen. De nieuwe schepenen zijn August Depuydt en Emeric Maenhout. Nieuwkomer Callewaert komt niet in aanmerking voor een schepenambt maar krijgt, heel onverwacht, een stem van de minderheid. Die stem van de minderheid doet niets ter zake en kan hoogstens een teken van verstrooidheid of een blijk van onvrede geweest zijn. Eugeen Callewaert kan zich moeilijk verzoenen met het verloop van die eerste zittingen van de raad. Alles lijkt hem koel en afstandelijk. Er moeten een hele boel administratieve formaliteiten afgehandeld worden en er is geen tijd of plaats voor een hartelijk woord of een felicitatie. Geen woord, geen kik voor de nieuwe burgemeester en schepenen. Wie de strijd aangaat kan winnen of verliezen en het is normaal dat de verliezer de winnaar feliciteert. Dat doet niets af van het recht van mening te verschillen.

In het voorjaar van 1933 heeft accordeonfabrikant Eugeen Callewaert een Duits handelsreiziger van een toeleveringsbedrijf op bezoek. Er wordt vooral over zaken gesproken, maar niet uitsluitend. Zijn vriend heeft een lang verhaal over de situatie in Duitsland. Dat de Duitsers het na de oorlog van 1914-18 heel zwaar hadden, is algemeen geweten. Er heerste armoede en de werkloosheid was angstwekkend groot. Hitler was de man die het zou redden, de man naar wie heel Duitsland opkeek. De nieuwe leider, de Führer. Eind januari heeft hij de macht gegrepen om ten eerste, Duitsland weer op de been te helpen en ten tweede, een nieuw groot rijk te stichten. De Duitser op bezoek heeft twijfel rond de figuur van Hitler en veel vragen over zijn politieke aanpak. De democratie heeft gefaald, net als in het Italië van Mussolini. Tegenstanders van het regime, de vijanden van de welvaart verdwijnen spoorloos. "Ons volk is in een val getrapt," zegt de Duits, "het loopt slecht af."

Schepen Depuydt wordt ziek en neemt ontslag op 25 september 1433. Henri Wostyn volgt hem op als raadslid. Het vertrouwen van 'De Keizer' in Eugeen Callewaert moet wel heel groot zijn. In weerwil van zijn matige verkiezingsuitslag wordt hij voorgedragen als nieuwe schepen. Hij steekt een gevestigde waarde als Arseen Decuypere voorbij. Meerderheid tegen minderheid wordt Callewaert tot schepen benoemd. Hij voelt zich vereerd met zijn promotie en zal alles in het werk stellen om het hem geschonken vertrouwen niet te beschamen. Op het politieke front heersen rust en kalmte. Gaandeweg vindt hij zijn draai op het gemeentehuis en hij heeft het gevoel dat een aantal spanningen aan het wegebben zijn. 'De Zwaan' steekt geen stokken in de wielen en alles loopt ogenschijnlijk gesmeerd. Burgemeester Vermeesch beaamt dat hij het ooit anders geweten heeft.

Er is wel spanning en sensatie als op 11 juli 1935, gemeentesecretaris Baert, in een vlaag van waanzin, zijn gehele gezin uitmoordt. Het dorp staat dagenlang in rep en roer. De feiten worden vastgesteld door politie en parket, de pers komt en gaat, en geeft uitgebreid verslag en commentaar. Lichtervelde is overrompeld en geniet de trieste eer het nationale en internationale nieuws te halen. De kerk is veel te klein om de honderden rouwende en nieuwsgierige gelovigen plaats te bieden voor de uitvaart van de slachtoffers. De huiveringwekkende daad van de secretaris stelt de gemeente voor een probleem. De zieke secretaris moet vervangen worden, maar hoc? Ziekteverlof, schorsing of ontslag, maar op grond waarvan? Wat zegt de administratie en wat zegt het gerecht? Er wordt besloten te wachten op een uitspraak van het gerecht en een interim-secretaris aan te stellen. De keuze valt op Paul Van Biervliet, gemeentesecretaris te Gits. Het cumuleren van twee ambten was toen kennelijk geen bezwaar.

Begin 1936 besluit de rechtbank secretaris Baert voor 10 jaar te interneren wegens doodslag. De gemeenteraad moet zich uitspreken over zijn recht op pensioen. De beslissing is positief maar niet unaniem. Na zijn internering kan de man nog van een pensioentje genieten, maar het is zeer de vraag of hij, gelet op zijn toestand, die periode zal overleven? Met het vonnis van de rechtbank kan het ambt van gemeentesecretaris vacant verklaard worden. Men is niet eens veeleisend: wie secretaris wil worden moet tussen 24 en 40 jaar oud zijn, in Lichtervelde wonen, geen handel drijven en 'bekwaam' zijn. Er melden zich 21 kandidaten. 'De Zwaan' steunt en verdedigt de kandidatuur van Adiel Ramboer, die nogal wat relaties heeft in de partij. Hij is laureaat van het college van Moeskroen en heeft een tijdje filosofie gestudeerd. Aan zijn bekwaamheid hoeft niet getwijfeld. Bij 'De Keizer' ligt de keuze van een kandidaat moeilijker. Eugeen Callewaert houdt het bij Julien Depuydt, terwijl Henri Wostyn, die niet zal mogen meestemmen wegens familiebanden, de kandidatuur van zijn schoonzoon Michel Desmet verdedigt. De meningen bij de overige leden van de fractie zijn verdeeld. Men wil niemand voor het hoofd stoten maar ongewild verzeilt men in een patstelling.

De eerste stemronde, zoals voorzien, levert geen volstrekte meerderheid op, zodat een tweede ronde noodzakelijk is waarbij de kandidaat met het hoogst aantal stemmen het zal halen. De meerderheid klungelt dat het niet mooi is en Adiel Ramboer wint het pleit met vijf stemmen tegen vier voor Julien Depuydt, tot grote verbijstering van de meerderheid en ongeloof bij de minderheid. De benoeming van Adiel Ramboer tot gemeentesecretaris is het voorwerp van alle gesprekken en zelfs oorzaak van verhitte discussies. Internationale gebeurtenissen leiden intussen de aandacht wel wat af. Een jaar na het begin van zijn herbewapening bezet Duitsland het Rijnland tegen alle verbodsbepalingen in. De overwinnaars van 1914-18 hebben geen antwoord op die nieuwe uitdaging. Leopold III kiest voor neutraliteit en België gaat over tot gedeeltelijke opzegging van het Frans-Belgisch militair akkoord, tot groot ongenoegen van Frankrijk.

Wegens procedurefout gaat de benoeming van Adiel Ramboer toch niet door. De wedstrijd dient over gespeeld. De gouverneur merkt op dat in de tweede ronde iemand op Michel Desmet gestemd heeft, hoewel hij niet meer in aanmerking kwam. 'De Keizer' krijgt dus onverwacht een kans de gemaakte fouten te herstellen en zal dit keer beter uitkijken. Punt drie op de agenda van de gemeenteraad van 27 juni 1936 is de herstemming over de benoeming van de secretaris, waarvoor Adiel Ramboer en Julien Depuydt kandidaat zijn. Het onmogelijk gewaande gebeurt en Adiel Ramboer krijgt zes stemmen tegen vijf voor Julien Depuydt. De leden van de meerderheid bekijken mekaar, verbaasd, ontsteld, woedend. Iemand van hen moet meegestemd hebben met de minderheid. Wie is de judas die zijn stem gegeven of verkocht heeft? Gesprekken en confrontaties wijzen in de richting van Charles Decock. De vermoedens worden bewaarheid als later uitlekt dat Decock zijn stem versjacherd heeft voor de som van tweemaal de jaarwedde van een ambtenaar. Voorwaar geen peulschil! De vlam slaat weer in de pan. Eugeen Callewaert was bijzonder ongelukkig met die gang van zaken Hij zal wel niet alleen geweest zijn. Hij had eerlijk de kandidatuur van Julien Depuydt verdedigd, zonder een veto te stellen tegenover om het even welke andere kandidaat van zijn partij. Verliezen kan, maar de manier waarop was hem een kwelling. De partij likte haar wonden en verweet zichzelf een gebrek aan vastberadenheid. Gelukkig was de homogeniteit van het College van Burgemeester en Schepenen niet aangetast maar de meerderheid in de raad wankelde. Eind 1936 stond 'De Keizer even ver als 'De Zwaan' vijf jaar vroeger. Toch moest er nog twee jaar gewerkt worden.

1937 wordt een jaar van besturen met vallen en opstaan. In een vlammende brief betreurt Cleophas Sintobin, zetelend voor de minderheid, dat er nooit enig antwoord gekomen is op vroeger geschreven brieven in verband met de inrichting van het gemeentelijk archief. Hij vindt het jammer dat het nageslacht niet zal weten wat er in Lichtervelde gebeurd is. Zijn partijgenoten van 'De Zwaan' steunen hem verbaal. De leden van 'De Keizer' glimlachen en verwijzen naar wat zich de afgelopen maanden in Lichtervelde heeft voorgedaan. Geloven of niet, maar 50 jaar na de brief is het archief er gekomen.

Na vijf jaar afwezigheid wordt Adhemar Tempelaere weer lid van de raad, ter vervanging van de op 14 mei 1937 overleden Henri Wostyn. Het is geen dankbare rentree in een fractie met een twijfelachtige meerderheid, veroorzaakt door een afvallige. De gemeenstesecretaris vraagt en krijgt, zonder discussie, een degelijk gemeubeld kantoor. Wanneer hij een half jaar later tot ontvanger van de Commissie van Openbare Onderstand, de COO, benoemd wordt, stelt 'De Keizer' vast dat de partij weer eens in 't zand gebeten heeft. Die bittere vaststelling herhaalt zich wanneer Albert Decorte, in november 1937, tot onderwijzer benoemd wordt aan de gemeentelijke jongensschool. Elisabeth Tanghe, kandidate van 'De Keizer', moet de duimen leggen na een verdachte stemming.

Het telefoon- en elektriciteitsnet breiden stelselmatig uit. De doorsteek van de Koolskampstraat naar de Statiestraat via de nieuwe Astridlaan wordt heel gunstig onthaald en de bouwrijpe verkaveling is een uitdaging voor kandidaat-bouwers. Maar er zit nog meer muziek in de omgeving van de nieuwe Astridlaan. Op een groot perceel weiland, gelegen aan de rand van de nieuwe weg, moet het mogelijk zijn een openluchtzwembad te bouwen, naar het voorbeeld van Roeselare en lzegem. De voortvarendheid van de promotoren, die zelfs al willen beginnen met het boren van de putten voor het badwater en het aanstellen van een bouwmeester stuit op verzet in de raad. Waar wel ernstig werk van gemaakt wordt, is de voorbereiding van het dossier voor de heraanleg van de Kleine Statiestraat. De meisjesschool is dringend aan uitbreiding toe. Zij telt acht klassen voor 363 leerlingen, een gemiddelde van 45 en meer per klas. Een negende klas is inderdaad aangewezen.

Intussen zwalpt en spartelt België tussen de grote mogendheden en in het binnenland laten VNV en REX van zich horen. Het Vlaamse bewustzijn groeit ook in Lichtervelde. Er wordt, naar lokale normen gemeten, een aanzienlijke toelage gestemd voor het Ijzerbedevaartvomité en enkele maanden later wordt beslist een 'sterke' leeuwenvlag te kopen om die te hijsen op de kerktoren op de dag van de Ijzerbedevaart. Wil men de plaatselijke Vlaamse nationalisten een stapje voor zijn en ze op die manier de wind uit de zeilen nemen?

DE NIEUWE BURGEMEESTER

Op 8 december 1937 sterft burgemeester Vermeesch. Schepen Callewaert zit de raad voor en brengt hulde aan de overledene. Hij wil de op een na voltallige raad bewegen zijn medeleven te betuigen aan de getroffen familie. Zes leden sluiten zich bij het voorstel aan, een wenst zich te onthouden en twee doen daar niet aan mee, wat ook hun redenen mogen zijn. De oppositie dringt aan op onmiddellijke voordracht van een nieuwe burgemeester, want zij wil profiteren van de verwarring in de rangen van 'De Keizer'. Schepen Callewaert weigert echter op haar vraag in te gaan, en besluit de overgangsperiode met de gouverneur te bespreken, omdat er binnen het jaar toch verkiezingen zijn. Callewaert wordt onomwonden van onwettelijk handelen beschuldigd. Na het incident legt Kamiel Samyn de eed af als nieuw raadslid. Op de agenda staat nog de benoeming van een leerkracht voor de gemeentelijke jongensschool. Elisabeth Tanghe, weer kandidate van 'De Keizer', krijgt vijf stemmen tegen vijf voor haar oudere concurrente, Celine Delefortrie, die dan ook benoemd wordt. Er zit een blanco-stem bij en de handelwijze van de blanco-stemmmer is meer dan raadselachtig. In een tijdspanne van een jaar is Tanghe twee keer verliezende partij.

De gouverneur verwerpt het uiteindelijk voorstel van het college om Eugeen Callewaert als waarnemend burgemeester te laten fungeren tot einde 1938. De politieke toestand in Lichtervelde vereist een benoemde burgemeester en geen waarnemende. Wanneer Callewaert verklaart niet gesteld te zijn op die benoeming moet naar een andere oplossing gezocht worden. De fractie van 'De Keizer', in feite herleid tot vijf leden, besluit het spel stout te spelen, en draagt de zich in 1934 in Lichtervelde gevestigde dokter Debaeke voor als burgemeester. Hij is geen lid van de raad, maar wel bereid zich politiek te engageren. Een benoeming van een burgemeester buiten de raad behoort tot de mogelijkheden. Met Debaeke hoopt 'De Keizer' de noodzakelijke zesde stem te winnen. Die zesde stem komt er nochtans niet. Dokter Debaeke en dokter Colpaert krijgen er elk vijf. De beslissende stem is blanco. Dokter Colpaert is de oudste van de twee kandidaten en wordt, als lid van de minderheid, voorgedragen als burgemeester.

De gouverneur is duidelijk niet gelukkig met de gekke gang van zaken in Lichtervelde. Oplossingen als een burgemeester met een verdachte of twijfelachtige meerderheid zinnen hem niet, en over een burgemeester buiten de raad is hij al evenmin enthousiast. Hij laat Eugeen Callewaert ontbieden en duidt hem aan als burgemeester. Hij is formeel en mijnheer Callewaert kan niet meer weigeren. De benoeming volgt op 8 februari 1938 en de eedaflegging tien dagen later. Zijn vervanging als schepen vereist drie stemronden en dokter Colpaert wordt schepen. Voor de nieuwe burgemeester is Colpaert een politiek tegenstander, maar een eerlijk en beminnelijk man, met wie te spreken en te werken valt.

Met de opening, in 1938, van het nieuwe partijlokaal  'De Burgersgilde', ter Statiestraat, gaat de goegemeente meer en meer 'De Burgersgilde' gebruiken als partijnaam en is het alleen nog de oudere generatie die het koppig bij 'De Keizer' houdt. De bestuursleden van 'De Burgersgilde' zijn in vergadering bijeen om, in het licht van de verkiezingen van het najaar 1938, de balans op te maken van zes jaar bestuurs-meerderheid. De verwerpelijke houding van Charles Decock blijft ze een doorn in het oog. Hij heeft de meerderheid zodanig ondergraven dat ze veel van haar slagkracht verloren heeft. Bij 'De Burgersgilde' is hij ongewenst en naar verluidt staat 'De Zwaan' ook niet te trappelen om hem binnen te halen. Politieke waarnemers menen te weten dat hij zal opkomen met een tweemanslijst. Bij een mogelijke verkiezing kan hij dan weer uit twee ruiven eten.

De namen van de kandidaten zijn gekend. Eugeen Callewaert wordt de kopman van 'De Burgersgilde' en dokter Colpaert voert de lijst aan van 'De Zwaan'. De kernen van de twee lijsten hebben geen ingrijpende wijzigingen ondergaan. Bij de uittredende en ontredderde meerderheid krijgt Adhemar Tempelaere de betere derde plaats en dokter Debaeke, van wie iedereen heel veel verwacht, krijgt de scharnierplaats halfweg de lijst, waarvan Jules Missinne lijstduwer wordt. De huisbezoeken zijn hoopvol en de meetings trekken veel volk. De fans van de partij zijn overtuigd dat ze op een klinkende overwinning afstevenen. In beperkte kring maakt kopman Callewaert meer voorbehoud dan zes jaar geleden. Eerst tellen en dan pas geloven. Na gemeenschappelijk overleg tussen de partijen wordt overeengekomen de kiesstrijd proper te houden: over het programma kan men zeggen wat men wil, over personen moet men zwijgen. In de taal van die tijd heette dat: 'hoffelijke middelen'. De talrijk verspreide kiespamfletten bevatten een hele reeks waarschuwingen en raadgevingen die ons nu doen glimlachen, zoals: "er mogen geen dingen gedaan worden die de dader de zondagmiddag al zou kunnen beklagen," of "uw burgersrecht mag met verkocht worden voor een pinte bier of een kilo worst," en vooral, "er moet opgelet worden voor Valsche Profeten".

Terwijl Lichtervelde zich voorbereidt op de verkiezingen, bedreigt Hitler Europa en weten Frankrijk en Engeland niet hoe te reageren. Op 27 september 1938 wordt het Belgisch Leger op versterkte vredesvoet gebracht. De velldwachters hebben de handen vol om de reservisten op de hoogte te brengen van hun oproeping en ook de burgemeester heeft het druk. Auto's, paarden en fietsen worden opgeëist, en de getroffenen willen de burgemeester persoonlijk hun grieven meedelen, want ze voelen zich onrechtvaardig behandeld Op 29 september 1938 bereiken Hitler, Chamberlain en Daladier te München een akkoord, tot algemene opluchting van Europa. De vrede lijkt definitief gered, al beweert de kritische pers dat Hitler de Fransen en de Engelsen met een hoop loze beloften naar huis heeft gestuurd. De mobilisatie duurt maar enkele dagen en de opgeroepenen keren terug naar huis. De rechtmatige eigenaars krijgen hun paard, hun auto of hun fiets terug en verlies of schade worden vergoed. Het dreigend oorlogsgevaar is geweken en de verkiezingskoorts gaat weer stijgen. De laatste dagen voor de verkiezing is de spanning te snijden maar burgemeester Callewaert probeert het hoofd koel te houden. Hij wil graag winnen, maar wat hij helemaal niet meer wil, is de herhaling van een rampzalige bestuursperiode als die welke hij intussen al heeft meegemaakt.

In de late avond van zondag 16 oktober 1938 is de uitslag gekend. De tweemanslijst met Charles Decock haalt behoorlijk wat stemmen en Decock is er weer bij. Lijst '3' van 'De Zwaan' moet een zware klap inkasseren. Ze verliest veel kopstemmen wat ze een zetel kost. 'De Burgersgilde' wint een pak stemmen maar het blijft bij zes gekozenen. Nieuwkomer dokter Debaeke, jong, dynamisch en politiek ambitieus, is de kampioen van de voorkeurstemmen en klopt zijn collega Colpaert. Lichtervelde kijkt met ontzag naar zijn dokters. Eugeen Callewaert wordt derde in de rij stemmentrekkers, of de eerste van de niet-dokters. Op zondag 23 oktober 1938, om 17 uur, wordt de overwinning gevierd. Een 'Jazorkest' (sic) speelt ten dans.

Eugeen Callewaert is een tevreden man. Het dreigend oorlogsgevaar is gekeerd en de goede verkiezingsuitslag opent nieuwe horizonten, de zaken gaan goed en het gezin groeit in voorspoed. Met reden mag hij veel van de toekomst verwachten. Zo aarzelend hij zijn eerste stappen in de politiek gezet heeft, zo geestdriftig is hij voor de komende jaren.

Op 4 januari 1939 leggen de nieuwe raadsleden de eed af. Voor de meerderheid zetelen: Emeric Maenhout, Eugeen Callewaert, Arseen iJecuypere, Adhemar Tempelacre, Louis Debaeke en Jules Missinne. ue Zwaan , in de oppositie, treedt aan met Gustaaf Colpaert, Cleophas sintobin, Jules Perneel en Henri Mattan. Charles Decock zetelt als onafhankelijke, telkens met zes stemmen tegen vijf worden Emeric Maenhout en Louis Debaeke de nieuwe schepenen. Een kandidaatburgemeester wordt niet voorgedragen. De gouverneur wil duidelijk een herhaling van de feiten van 1938 voorkomen. In het Belgisch Staatsblad van 27 januari 1939 verschijnt de benoeming van Eugeen Callewaert tot burgemeester van Lichtervelde. De raad neemt er kennis van. De burgemeester wordt opgebeld en krijgt telegrammen met gelukwensen. De verliezers geven geen krimp.

Het college en de raad nemen weer de draad op. Het Vlaams Nationaal Zangverbond krijgt een toelage van 100 fr. De oprichting van een gemeentelijke en neutrale muziekschool wordt aangenomen. Het algemene plan voor de werken aan de Kleine Statiestraat, sinds geruime tijd ter studie, wordt aanvaard. De raming bedraagt 600.000 fr. Er zal een prive-lening uitgeschreven worden voor de financiering van 400.000 fr., zijnde 80 obligaties van 5000 fr., met 4,25% intrest. Spijt het akkoord van München is de oorlogsdreiging niet geweken. Het secretariaat wordt overstelpt met aanpassingen en wijzigingen aan de wetgeving op de militaire opeisingen. Een tastbare maatregel treft de textielhandelaars die hun hele voorraad dekens moeten afstaan aan het leger tegen een gemiddelde prijs van 80 fr. per stuk. Zich aan de maatregel onttrekken is riskant. Bij de fabrikanten en groothandelaars kunnen de uitgaande facturen gecontroleerd worden, wat het opsporen en bestraffen van weerspannige detaillisten mogelijk maakt. De inhuldiging van de burgemeester zal plaatsvinden op zondag 16 juli 1939. Voor de geplande feestelijkheden wordt een toelage gestemd van 3000 fr., met vijf stemmen voor tegen zes onthoudingen.

Een gelegenheidscommissie is druk bezig met de voorbereiding van het feest. Omer Vermandele, vriend en partijgenoot van de burgemeester en plaatselijk agent van de Bank van Brussel, en dokter Debaeke zijn de stuwende krachten. De burgemeester denkt aan de onzekere tijden en zet de commissie aan tot soberheid. Zondag 16 juli kondigt zich aan als een stralende zomerdag. Tegen zijn gewoonte in gaat de burgemeester naar een vroegmis om de drukte rond zijn persoon zoveel mogelijk te vermijden. In zijn homilie zinspeelt de priester op de feestelijke dag en op het dragen van verantwoordelijkheid. De burgemeester bidt de Heer om kracht. Bij het verlaten van de kerk neemt 'De Suisse', de kerkpolitie, zijn steek af en zegt: "Burgemeester, het wordt de moeite vandaag."

Het dorp is meer dan feestelijk bevlagd. Wapperende driekleuren en klauwende leeuwen alom, zelfs daar waar het niet direct te verwachten valt. Borden in karton met een woord van welkom, houten platen met foto's uit de gazet of voor de gelegenheid gekocht, spandoeken in linnen of papier wensen de burgemeester proficiat. Bloemen uit de tuin of in crêpe, staan of slingeren zowat overal. Kleur bekent kleur. Niet overal echter! Een pachtheer uit een buurgemeente, die relaties heeft met 'De Zwaan', legt zijn pachters moreel verbod op zijn 'eigendom' te bevlaggen of te 'pinten'. De pachters houden zich gedeisd, ze zouden wel eens uit hun huisje gezet kunnen worden.

Om drie uur neemt de burgemeester de stoet in ogenschouw aan het station. Alle Lichterveldse vereniging zijn erin vertegenwoordigd. Geschiedenis en folklore spreken uit elke groep. Het hele opzet is speels en origineel, spitsvondig en geestig: Lichtervelde in betere doen. In een open koets sluit hij de stoet van het station tot op de markt. De vele toeschouwers klappen geestdriftig in de handen en brengen no- bloemen aan. Het ontroert hem en hij probeert zijn emotie weg te wuiven. Zo wordt een koning ingehaald. Na de ontbinding van de stoet volgen de toespraken vanop een gelegenheidspodium, opgesteld voor het gemeentehuis. De burgemeester besluit zijn toespraak:

"het is mijn grootste verlangen eens Lichtervelde te mogen besturen waar twist en tweedracht vervlogen tijden zijn, ik wens Lichtervelde herboren te zien, in één midden, waar liefde en vrede heersen. Ik heb deze last op mij genomen, niet voor mij, dierbare Lichterveldenaren, maar voor u, en enkel en alleen voor u en ik heb, tenslotte, zoveel hulde niet verdiend. " (2)

Jammer genoeg komt een fiks onweer de feestvreugde bederven. Veel mensen gaan schuilen op de bouwvallige kiosk die onder de te zware last bezwijkt. Gelukkig zijn er geen gewonden en beperkt het ongeval zich tot stoffelijke schade. Muziekmaatschappijen uit Ardooie en Tielt geven nog een concert ten beste nadat zij al eerder opgestapt zijn in de stoet. De markt is volledig verlicht met elektrische lampen voor het volksdansfeest met 'jazz en orkest'. Veel genodigden, vrienden en sympathisanten zijn aanwezig op een heel geslaagd banket. Omer Vermandele en dokter Debaeke en hun grote schare medewerkers worden speciaal bedankt omdat ze er zo'n mooi feest van gemaakt hebben. De burgemeester dankt ook de hele bevolking voor haar vriendelijke medewerking en de talloze blijken van sympathie.

Pastoor Spilliaert is dit jaar 65 jaar geworden en neemt ontslag. Eugeen Callewaert ziet een trouw en wijs raadgever vertrekken. Paul De Beir, oudstrijder en ere-legeraalmoezenier, zal hem opvolgen. Hij is heel welkom op de parochie, maar het nieuws van zijn benoeming wordt verdrongen door dat van de tweede mobilisatie, die begonnen is op 25 augustus 1939. Dit keer gaat het om een algemene mobilisatie en in tegenstelhng met vorig jaar, toen het leger enkel op versterkte vredesvoet gebracht werd, worden nu alle reserves aangeboord. De veldwachters worden aangemaand tot voorzichtigheid en discretie in het vervullen van hun kiese taak. Als in die dagen 'de garde' aanklopt is men zeker erbij te zijn. Wanneer de burgemeester tussen de middag naar huis gaat, ontmoet hij op straat André Sauer en Georges Coucke, allebei in uniform van onderofficier bij een linieregiment. Hij wenst ze veel courage en denkt terloops aan zijn broer Achiel, onderofficier bij een linieregiment in 1914-18. Hij is ook zo vertrokken maar nooit teruggekeerd.

Het lijfblad van de burgemeester, La Libre Belgique, ligt steeds binnen handbereik. Hij mist ook geen enkele nieuwsuitzending op de radio. Een geïnformeerd man is er twee waard. De koning stelt alles in het werk om België neutraal te houden; desnoods zal het land zich hardnekkig verdedigen. De internationale toestand is verward en ondoorzichtig. Rusland sluit een niet-aanvalsverdrag met Duitsland. Heeft de sterke Stalin schrik? Is Duitsland echt zó machtig? Er zijn gegronde vermoedens over het bestaan van een reuzesterk Duits leger. Duitsland valt Polen aan op 1 september 1939. De oorlog in Europa is voorgoed begonnen; de mobilisatie gaat onverminderd voort. De gemeente is onrustig. Met gemengde gevoelens van trots en leedwezen ziet de burgervader nog tientallen jonge mannen die op weg zijn om hun eenheid te vervoegen. Daarbij zijn ook jongens uit de naburige gemeenten, die in Lichtervelde de trein nemen. Ze hebben een reiskoffertje in de hand of een plunjezak over de schouders met iets te eten of te drinken voor de lange reis op overvolle treinen. Komen ze terug, wanneer en hoe? Hij troost bedroefde moeders en groet vaders met verbeten trekken op het gelaat. De opgeroepenen verbergen hun angst, zij stappen op, soms wat overmoedig, maar veelal bewust van het belang van hun opdracht. Verbolgen dorpelingen belegeren het gemeentehuis. Het regent weer klachten. De burgemeester luistert, noteert of verwijst door naar de secretaris of de commissaris. Soms hebben de klagers gelijk, maar meestal ongelijk. Een vader van zeven kinderen oproepen kan inderdaad niet, maar de jonge man die op trouwen staat is eraan voor zijn moeite.

Hogere officieren met veel sterren en strepen duiken weer op. Oude plannen worden opgediept. De burgemeester moet, en wil graag, overal mee. De gemeenteschool blijkt uitstekend geschikt voor een lazaret. Op het dak komt een groot rood kruis op een witte achtergrond. De speelplaats moet wel degelijk toegankelijk gemaakt worden voor ambulancewagens. Ander rollend materieel kan uitstekend gecamoufleerd worden onder de prachtige bomen. Aan het station zijn strategie en logistiek aan de orde. Het spoorwegknooppunt is van het allergrootste belang, maar wel gevaarlijk voor de omwonenden; die moeten zonodig geëvacueerd worden. De heuvelrug, lopende van Beveren over Lichtervelde naar Zwevezele met de wijk 'De Voerman' als centraal punt is een geschenk uit de hemel. Alles wordt nog eens op de kaarten gemarkeerd. De vijand zal zeker uit het oosten komen, maar de zuidflank moet ook gedekt blijven. De burgemeester veinst een beleefde belangstelling en een goed begrip van de gebruikte woordenschat over offensieve en defensieve stellingen. Hij hoort al de Duitse granaten inslaan en ziet hoe de ruiterij de Voermanberg stormenderhand inneemt Hij beseft evenwel dat die officieren met ernstige zaken bezig zijn en zich op een nakend gevaar voorbereiden. Aan hun meelijwekkend Vlaams gaat hij voorbij. Het houdt niet op. Enkele dagen later is de Legerstaf er weer. Ze willen weten hoeveel soldaten de gemeente kan herbergen. Waar kunnen de officieren ondergebracht worden? Ze maken een lijst op van alle grote herenhuizen, van de feestzalen, en van de stallen die kunnen vrijgemaakt worden voor de paarden.

Polen zit in de tang en de Russische aanvallen uit het oosten verhaasten de nederlaag. Is Duitsland nu voldaan? Wie goed bij kas is, begint te hamsteren. Koffie, zeep, suiker, bloem en rijst zijn de meest gegeerde produkten. En pakken lucifers! De verlofperiodes voor de militairen zijn beter geregeld dan tijdens de eerste weken van de mobilisatie. Soms mogen de soldaten voor enkele dagen naar huis komen, als er ten minste geen alarm is. Ze vertellen sterke verhalen over onmenselijk zware oefeningen, over onzinnig lange dagmarsen en over dagen van eindeloze verveling. Het Albertkanaal en het kamp van Beverlo spreken tot de verbeelding van het thuisfront. Eben-Emael, de forten van Luik en de Maas moeten ons voor het ergste behoeden. Geen miljoen Duitsers krijgt ons daar weg. Deskundigen zien het anders: we hebben geen luchtmacht, geen pantserwagens, onze wapens zijn verouderd en onze soldaten zijn én het leger én de mobilisatie zat. Nu al zijn ze oorlogsmoe. De vrijgestelden zijn of kunnen naar huis en strijken een normaal loon op, de niet-vrijgestelden, daarentegen, moeten het stellen met 0,30 fr. soldij per dag. Bovendien duiken er weer taalkwesties op, die het moreel van de troep aantasten. De optimale staat van paraatheid van het Belgisch Leger roept vragen op. Niemand is er gerust in en de winter kondigt zich ongenadig streng aan.

Op 12 januari 1940 melden de kranten en de radio dat een Duits vliegtuig een noodlanding heeft uitgevoerd in Limburg. Twee officieren die geheime documenten aan boord hadden, zijn gearresteerd. Een deel van de in brand gestoken stukken kon gered worden. In de resten ervan ontdekte men een nauwkeurig uitgetekend aanvalsplan. Na het uitlekken van die plannen was het vrijwel zeker dat een Duitse inval onafwendbaar geworden was.

Denemarken en Noorwegen worden in enkele dagen tijd onder de voet gelopen. Het onvermijdelijke staat voor de deur. De kelders worden gestut en bewoonbaar gemaakt. Wie geen kelder heeft, graaft een schuilplaats in de tuin of bespreekt een plaatsje in de kelder van de buurman. De burgemeester heeft een heel bang voorgevoel. Hij wil het voor zich houden maar kan het moeilijk verbergen. Hij tekent alle scenario's uit, wikt, weegt en gist. Hij pleegt overleg met alle gemeentediensten, met de rijkswacht, de brandweer en het Rode Kruis. Hij wil niets aan het toeval overlaten, op alles voorbereid zijn, en zijn ervaringen uit de oorlog 1914-18 kunnen hem daarbij helpen. Op 26 april 1940, na een unanieme beslissing in de raad, wordt aan de pastoor gevraagd de gemeente toe te wijden aan Christus-Koning.

BESTUREN IN OORLOGSTIJD

Op 10 mei 1940, in de vroege ochtend, roept de radio om dat Duitse troepen de oostgrens overschreden hebben met tannks en infanterie, en dat Duitse vliegtuigen alle vliegvelden gebombardeerd en valschermspringers neergelaten hebben. Het land is in oorlog. Enkele uren later bevestigen de kranten, soms in een speciale editie, het tragische nieuws. Wie een radio heeft zit aan het toestel gekluisterd. Het  is geen sschijnmaneuver of een loze dreiging, het is een regelrechte aanval. en België én Frankrijk én Nederland zijn doelwit. De scholen zijn gesloten. De jeugd is er niet on,gelukkig om, maar beseft dat alle uitbundigheid om die onverwachte maatregel misplaatst is. Het station bevestigt dat de treinen voorlopig normaal rijden, maar dat militaire konvooien voorrang hebben. De rijkswacht informeert naar de lijst van verdachte personcn. De commissaris heeft echter geen lijst: geen Duitsers, geen communisten. Een kleine troost toch, de bakkers blijken een voldoende voorraad bloem te hebben en er is geen tekort aan aardappelen.

In de vooravond van 10 mei worden de eerste auto's met vluchtelingen gesignaleerd. Zij rijden richting west, naar de kust en de Franse grens. Neen, zij hebben nog geen Duitsers gezien, maar zij herinneren het zich nog goed, 14-18, Visé, Aarschot, Leuven, neen, geen tweede keer. Het fort van Eben-Emael, de oninneembare vesting, is gevallen. Een slecht teken! De forten van Luik houden wel stand. De stroom vluchtelingen zwelt aan. Ze verplaatsen zich met vrachtwagens en personenwagens, allemaal overladen vol. Mag geloofd worden wat zij vertellen? Luik is omsingeld, Hasselt en Tongeren zijn al in Duitse handen.

Op 12 mei gaat lui leger over tot opeising van alle persoonlijk wapens, jachtgeweren inbegrepen. Er worden 150 stuks binnengebracht en vereffend aan de prijs van de dag, 200 fr. gemiddeld per wapen. De lijsten van de ingeleverde wapens kloppen van geen kanten met de lijst van de afgeleverde vergunningen voor wapenbezit. Er zijn wapens bij waarvoor geen vergunning bestond en wapens die wel geregistreerd zijn ontbreken op de lijst. De veldwachters doen enkele steekproeven doch zonder succes. De verklaringen van de betrokkenen zijn vaatg of houden geen steek: het wapen is gevonden, heel onlangs, ot verkocht aan onbekende koper buiten gebruik gesteld of verkocht als schroot. Niemand ziet er klaar in.

Franse gemotoriseerde troepen trekken door Lichtervelde op weg naar hun stellingen in Nederland. De bevolking reageerd opgetogen en bedelft de Franse vrienden onder bergen jasmijnen, die in die wondermooie meimaand zo welig tieren. Het Franse leger maakt indruk. Kolossale vrachtwagens, tanks en zware artillerie getuigen van kracht. De troep spreekt Frans, drinkt wijn à volonté en eet lang wit brood met grote plakken leverpastei. Er steken zelfs enkele 'zwartjes' bij. Nooit eerder gezien. Het eerste oorlogsslachtoffer op Lichterveldse grond is een Fransman, soldaat Gonzales, getroffen tijdens een luchtaanval, gestorven voor het vaderland op 12 mei 1940.

Het Albertkanaal is verleden tijd. De nieuwe frontlijn loopt van Antwerpen tot Givet, over Leuven, Waver, Namen en Dinant. Op die lijn worden de Franse en Britse versterkingen ingezet. De kansen moeten keren, maar het bolwerk Sedan is al in Duitse handen. Sedan is een begrip, het slot op de deur. De gereputeerde Maginotlijn met de zovele forten wordt listig omzeild en is van generlei nut. Duitse stoottroepen maken een ommetje en 24 uur later staan ze op een plaats waar niemand ze verwacht.

De horden vluchtelingen nemen nog toe. De gemotoriseerde fase van de vlucht is voorbij. Nu wijken ze per fiets, te voet, met krui- en kinderwagens, met de hondekar of de stootkar. Ze willen eten, drinken en slapen. De herbergen zitten stampvol, binnen en buiten tot op de straat. Iedereen verkoopt eieren met ham, broodjes met gehakt, kannen koffie en tonnen bier. De burgemeester schakelt de brandweer in om de politie te helpen bij het zoeken naar een onderkomen voor die sukkelaars. Het loopt niet altijd van een leien dakje. Veel mensen staan vreemd en verlegen, zelfs weigerachtig tegenover die Brabanders, Limburgers en Antwerpenaars. Wat denken ze wel, al dat onbekend volk in mijn huis! Anderen, daarentegen, staan graag een deel van hun woonst af.

Zowel het Belgische als het Franse en het Engelse leger trekken terug. Vluchtelingen en soldaten hinderen mekaar en toch worden nog reservetroepen aangevoerd van west naar oost. De wegen zijn overspoeld, het kluwen en de chaos zijn compleet. De politie moet helpen bij het regelen van het verkeer, een onmogelijke opdracht. Kolonnes worden beschoten van uit de lucht, er vallen slachtoffers, burgers en soldaten. De Stafofficieren worden nerveus, ze hebben de burgemeesters nodig. Zoveel soldaten en officieren moeten eten en slapen. Waar? Alles is bezet, vol! Dan wendt de burgemeester zijn persoonlijke invloed aan. Hij spreekt relaties en vrienden aan. Ja, er kan nog iets, een kamertje, vrijgemaakt worden. Ja, ze kunnen ook souperen.

Na een alles vernielend bombardement op Rotterdam capituleerd Nederland op 15 mei 1940. De strijd heeft slechts vijf dagen geduurd. In België treefdt het rantsoeneringsplan officiëel in werking. Alle jonge mannen tussen 16 en 35 jaar moeten zich melden bij de werfreserve te Roeselare. Velen zijn al dagen op de vlucht naar Frankrijk. De burgemeester wordt om raad gevraagd. Hij moet ze ambshalve doorverwijzen naar de werfreserve. Overigens heeft vluchten nog veel zin? Men spreekt over moeilijkheden aan de grensovergangen met Frankrijk en over het razendsnelle oprukken van de Duitsers in de richting van de Franse kust. Vluchtelingen op weg naar Frankrijk lopen als ratten in de val.

Belgische soldaten, op zoek naar wapens, bedreigen burgers met het geweer. Er volgt een krachtig protest bij de provinciecommandant te Brugge. Het leger koopt de rest van de Lichterveldse vrachtwagens en betaalt in klinkende munt. De voorraden aan benzine en olie zijn uitgeput, maar het leger eist nog eens 720 1 benzine en 50 1 olie. De discussie loopt hoog op.

De jongste stellingen op de lijn Antwerpen-Brussel-Namen zijn opgegeven. De oorlog is negen dagen oud. Het kanaal Gent- Terneuzen en de Schelde van Gent tot de Franse grens vormen het nieuwe front. De Duitsers zijn nu wel heel dichtbij. De druk wordt te groot. Nog eens worden nieuwe stellingen ingenomen achter de Leie en het afwateringskanaal van Deinze tot Heist, over Eeklo en Maldegem. West-Vlaanderen zit in de greep. De bevolking, de vluchtelingen en het uiteengeslagen leger kunnen niet meer weg. Twee miljoen mensen op een lap grond. Kan het wonder van de Ijzer zich herhalen? De burgemeester heeft alle redenen om eraan te twijfelen. Een verbindingsofficier vertelt hem dat de Duitsers sneller noodbruggen leggen dan dat de Belgische genie de bestaande kan dynamiteren. De officier heeft een klare kijk op de situatie: "Onze troepen moeten nog enkele dagen standhouden om een reorganisatie van het Franse en het Engelse leger toe te laten, en dan is het voor België afgelopen." De burgemeester deelt hem zijn ongenoegen mee over de vele wederrechtelijke opeisingen en diefstallen waaronder de bevolking te lijden heeft. "Alles noteren en goed bijhouden", zegt de officier, "in de schoot van het leger bestaat er een speciale commissie die alle klachten nauwkeurig controleert. Met gegronde bewijzen en geloofwaardige getuigen zal schadevergoeding bekomen worden".

25 mei 1940 is een zomerse zaterdag. De vloed van vluchtelingen is ingedijkt, op een zeldzame span na met een paar families die nu nog veilihgheid zoeken achter het front. Waar ligt nu het front? De laatst betrokken stellingen achter de Leie houden voorlopig stand, maar alle reserves zijn ingezet. Die zaterdagochtend is het stil in Lichtervelde. Een zilveren stip verplaatst zich tegen de azuurblauwe hemel. "Geen gevaar," zeggen de kenners, "het is een verkenningsvliegtuig en dat soort doet geen kwaad". Even voor de middag wordt het dorp opgeschrikt door het zware geronk van vliegtuigmotoren. Schuilen is de boodschap. Stoutmoedigen steken toch de kop buiten: geen twijfel, het station zal aan de beurt zijn. Het eskader vliegt over. Een dof gedreun van inslaande bommen zegt dat het doelwit niet veraf is. Vijf minuten later rinkelt de telefoon op het gemeentehuis. De brandweer van Torhout roept op om versterking. Het centrum van de stad staat in lichterlaaie. De klaroenblazers van de brandweer worden terstond verwittigd en binnen de kortste tijd blazen zij alarm. Tien minuten later is de rode Opel-Blitz brandweerwagen al op weg naar Torhout. Korporaal-klaroenblazer Hector Ketels, buiten adem van het blazen en het fietsen ziet nog net de auto met zijn collega's in een wolk van stof verdwijnen. Ze hebben geen tijd om te wachten. Hij gaat zich melden op het gemeentehuis. Neen, hij moet het uitgerukte korps niet achterna. "Blijf maar hier, bij mij," zegt de burgemeester, "als er straks nog iets gebeurt, dan sta ik hier moederziel alleen, het gemeentepersoneel is naar huis voor het middagmaal en de politie is op zoek naar militairen die zichzelf voortijdig gedemobiliseerd hebben of hun eenheid kwijt zijn. Zij moeten doorgestuurd worden naar een reorganisatiecentrum in Diksmuide". Hector blijft.

Van in de deur van het gemeentehuis overschouwen ze het marktplein. Hobbelige kasseien en grind met aan de overkant van het plein het al sinds jaren onafgewerkte huis van de familie Proot. De zon staat pal zuid. Ze houden de handen voor de ogen. Vier militairen te paard vragen de weg naar Torhout. Af te raden: Torhout is zwaar getroffen door een luchtaanval. De burgemeester maakt zich zorgen over vandaag, over morgen, over de vele plannen die hij gerealiseerd had willen zien: een geplaveid marktplein, een aangepast gemeentehuis, de heraanleg van de Kleine Statiestraat, de uitbreiding van het gas- en elektriciteitsnet, telefoon en zelfs waterleiding.

Ze gaan de gelagzaal binnen. Hij bestelt een Spa Monopole en een 'demi', een grote pint, voor zijn gelegenheidsplanton. Het gesprek wordt luchtiger. Ze vertellen over de belevenissen van de laatste dagen, de anekdotes, over het leger en de vluchtelingen. Over die Antwerpenaar, die in al zijn haast om te vluchten, portefeuille en portemonnee op de schouw had laten liggen en niet meer terug durfde om die op te halen. Over de fratsen van soldaten die een schoenmaker zochten om een grote partij leder van de hand te doen, 500 fr. voor het hele lot, een spotprijs. Hector Ketels had er jaren schoenen kunnen mee lappen. Hij wees het aanbod af als te gewaagd. De veldwachters zijn terug van hun opdracht. Na de middag zullen twee soldaten een attest komen halen waarbij contact met de burgemeester bevestigd wordt. Die verklaring moet dan voorgelegd worden aan de commandant van de bevoegde eenheid. In de vooravond zijn de pompiers, sterk onder de indruk, terug van hun opdracht te torhout. Het centrum van de stad is vernield. Bovendien zijn de getroffen huizen ook nog mleeggehaald door zwervende burgers en soldaten, op zoek naar eten en drank, met een klaarblijkelijke voorliefde voor bier- en wijnkelders.

Er is nu minder volk in de zondagsmissen. De mensen zijn bang geworden, één vertegenwoordiger per gezin volstaat. Het is vooral zaak wat nieuws te horen op 'de platse', waar men doorgaans meer weet dan te lande. Het front aan de Leie wankelt, de artillerie neemt nieuwe, achteruitgeschoven stellingen in, ter voorbereiding van een nieuw front. In de bocht van de spoorweg Gent-Adinkerke, ter hoogte van de wijk 'De Bras', staat een hels kanon gemonteerd op een treinstel. Bewoners van de wijk zeggen dat ze ermee op Oudenaarde en Harelbeke schieten. In de gemeenteschool wordt er koortsachtig gewerkt, het lazaret moet gebruiksklaar zijn. Naar de avond toe wordt het weer drukker in de dorpskern. De gewone herbergklanten zijn op post voor het allerlaatste nieuws.

Op maandagochtend, 27 mei, melden kennissen van de burgemeester dat een lange kolonne Belgische soldaten, komende van Koolskamp, optrekt in de richting van het centrum. Een poosje later telefoneert men van op 'De Bras', dat vliegtuigen gemitrailleerd en bommen gegooid hebben in de omgeving van het spoorwegkanon. De troepenconcentratie langs de Koolskampstraat is de Duitse verkenningsvliegtuigen niet ontgaan. Een uur later komt de Luftwaffe, met Stuka's en Messerschmitts, een tweede keer, orde op zaken stellen. Het tweede bombardement is kort maar bijzonder hevig. Tegen de zin in van zijn vrouw verlaat de burgemeester de schuilkelder. Hij wil naar het gemeentehuis, de hulpdiensten moeten op gang komen. Het marktplein ligt er nog verlaten bij, geen militairen of burgers te zien. Zijn vriend Antoon De Jonghe komt hem tegemoet en vraagt of hij iets kan doen. Hij kan zich voorlopig ter beschikking houden op het gemeentehuis, bij de telefoon. De eerste ambulances van het lazaret rukken uit. Het Rode Kruis en de plaatselijke dokters maken de eerste afspraken. De parochiepriesters laten zich niet onbetuigd, zij helpen bij de verzorging van de gewonden, en staan de slachtoffers bij met de laatste sacramenten en H. Oliesel. De brandweer wordt ingezet, en de politie wordt extra op het hart gedrukt uit te kijken voor plunderaars, want Torhout ligt nog vers in het geheugen. Deskundige militairen leiden ten slotte alles in  banen.

De ravage is groot, de Koolskampstraat is erg getroffen, de meisjesschool en het klooster in de Statiestraat zijn tot puin herschapen. Dertig militairen en zeven burgers hebben het leven gelaten. Er zijn ook talrijke gewonden, vooral soldaten. Doden en gewonden worden overgebracht naar de gemeenteschool. De geneeskundige diensten hebben dringend 100 dekens, 200 lakens, 200 handdoeken en 100 nachthemden nodig. De apothekers moeten hun voorraad aanspreken en afstaan wat gebruikt kan worden voor de verzorging van de gewonden. De veldwachters moeten weer op jacht. De buit is gering. De voorraad dekens is immers al maanden uitgeput.

De omgekomen militairen worden gekist in enkele inderhaast aan elkaar gespijkerde planken. Ze worden naar de middenbeuk van de kerk overgebracht waar pastoor De Beir de absouten zingt. Alle kwaad is hun vergeven. Het schieten in de verte deert hem niet. De parochiale geestelijkheid, de burgerlijke en militaire overheid wonen de korte plechtigheid bij, zij het met een bang hart. Geen vlaggen op de kisten, geen 'Te Velde', geen toespraken. Gevallen voor het vaderland. De soldaten worden begraven op het gemeentelijk kerkhof. Een kakihelm op een houten kruisje, met alleen een naam en een stamnummer.

Rond vier uur is het duidelijk dat de laatste weerstand gebroken is. De soldaten vluchten hals over kop, één kluwen van auto's, paarden, karren en wagens, fietsen en motorfietsen en honderden piotten te voet. Ongewassen, ongeschoren, mager en moe, hongerig en dorstig lopen ze weg van de vijand. Tegen de avond neemt de drukte af; er valt een verraderlijke stilte over het dorp. Een haveloos troepje trekt nog door de dorpskom. Dat kunnen de laatsten zijn.

De nacht van 27 op 28 mei wordt doorgebracht in kelders of schuilplaatsen. Rond middernacht signaleert de politie nog enkele gestrande soldaten en verlate vluchtelingen die slapen onder de bomen op het plein voor de kerk. De burgemeester probeert nog wat te rusten in een zetel, maar het lukt hem niet. De luchtaanvallen van de voorbije dag, de slachtoffers, de paniek bij de vluchtende regimenten, de vrees voor de nieuwe dag houden hem wakker. Hij moet het huis uit, hij wil zich vergewissen van de toestand. Het wordt stilaan dag. Hij ontmoet nog enkele verdwaalde soldaten en een officier die hem zegt dat de Duitsers op enkele kilometers afstand zijn en dat de koning zal capituleren. Officieel is het nieuws nochtans niet, hij heeft het enkel van horen zeggen. De officier vraagt naar een fiets en een burgerpak, onmiddellijk en ruim te vergoeden. De oolrog is gedaan, hij wil naar huis. 200 meter verder slepen zijn soldaten zich voort, ook voor hen is de oorlog gedaan. De burgemeester antwoordt dat hij niet aan zijn verzoek kan voldoen; een vaandelvluchtige kan hij niet in bescherming nemen. De officier neemt het hem zelfs niet kwalijk.

Raadsleden, politie, gemeentepersoneel en anderen, gedreven door angst, plicht of nieuwsgierigheid vinden mekaar op het gemeentehuis. De conciërge zet koffie en serveert brood met beleg. De gebeurtenissen van de vorige dag worden druk besproken. Ze zijn het er allen roerend over eens dat het zo niet verder kan en dat Lichtervelde gisteren al ruimschoots zijn tol betaald heeft. Iedereen beseft dat vandaag, 28 mei 1940 een historische dag wordt. Samengetroepte militairen voor het gemeentehuis bevestigen formeel dat de koning gecapituleerd heeft en dat de Duitsers hier elk ogenblik kunnen zijn. De soldaten zijn opgelucht dat ze eindelijk veilig zijn en dat er een einde komt aan 18 dagen van angst en ellende. De oprukkende Duitsers worden gesignaleerd op 'De Voerman' en langs de Koolskampstraat. Wie of wat is op komst? Ulanen met pinhelmen zoals in 1914, of pantserwagens en zware kanonnen? Een telefonisch bericht bevestigt de opmars. De voorhoede is al gepasseerd, het gros volgt ze op de voet. Er is geen tegenstand meer, nog een kwartier, nog tien minuten, of minder. "Stil wachten, binnen blijven en zeker niet uitdagen," herhaalt de burgemeester. De bittere ervaringen van 14-18, toen de bevolking om een bagatel van vrijschutterij beschuldigd werd, doemen weer op.

Duitse soldaten, zwaar bewapend, op motorfietsen met zijspannen, komen via de Neerstraat de Markt opgereden. In hun zog volgen krijgsgevangenen, een allegaartje van infanterie en artillerie, de loodzware kapotjas los over de schouders. De weinige Belgische soldaten die ze nog ontmoeten, geven zich gewillig over; er zit ook niets anders meer op. Alle gevangenen worden verzameld op het marktplein en wachten op een nieuwe, lange mars naar een of ander verzamelcentrum. Hun wapens worden onklaar gemaakt, de geweerkolven worden stuk geslagen op de rand van het trottoir voor het huis Sintobin en op een hoop gegooid. Een stapel schroot en recuperatiemateriaal ligt klaar voor transport.         

SCHIPPEREN IN BEZET GEBIED

Op dinsdag 28 mei 1940, om negen uur, stopt een Duitse stafwagen voor het gemeentehuis. De hakenkruisvlag op het linker spatbord wappert verwaten. Twee officieren en een ordonnans stappen uit en willen de burgemeester spreken. Een van de officieren stelt zich voor als Oberst ... De rest van de naam ontgaat de burgemeester, die zichtbaar aangeslagen is. De officier wil de hand reiken maar er volgt geen reactie. Hij zegt dat de oorlog voorbij is, dat de koning gecapituleerd heeft en dat de ministers gevlucht zijn. Alle soldaten moeten de wapens neerleggen en voortaan  zijn zij  krijgsgevangen, net als  de koning. Krijgsgevangenen worden goed behandeld, Duitsland houdt zich eerlijk aan de internationale overeenkomsten. Wie nu nog probeert weerstand te bieden wordt beschouwd als vrijschutter en daarop staat de doodstraf. Het land en de gemeente zijn bezet gebied. Of het duidelijk is? Vanaf nu kan verder gewerkt worden als naar gewoonte. Nadere onderrichtingen zullen volgen. De ordonnans brengt een pak affiches om 'sofort' aan te plakken. In de drie landstalen staat te lezen: wapenbezit is ten strengste verboden, alle wapens moeten ingeleverd worden, gewelddaden tegen de Duitsers zullen streng vervolgd worden. Op alle overtredingen staat de doodstraf.

De Oberst en zijn companen zijn vertrokken. Het college, de raad, de politie, de secretaris worden op de hoogte gebracht van de gewijzigde toestand. Schepen Maenhout neemt het niet zo ernstig en is ervan overtuigd dat ze niet lang zullen blijven. Amerika zal veel vroeger tussenkomen dan in 14-18. Dokter Debaeke heeft het over een bende sm ... en een veldwachter monkelt dat ze het in het Belgisch Leger ook altijd hebben over de dood met de kogel maar dat hij het nooit heeft weten gebeuren.

Het marktplein ligt nog vol met allerlei oorlogsmateriaal. Wapens en munitie worden door de Duitsers zonder dralen afgevoerd. Een aanhangwagen met bouwmaterialen voor de genie wordt door de bevolking in een mum van tijd oordeelkundig leeggehaald. Enkele drietonners met voedingswaren, textielprodukten en kantoormeubilair ondergaan hetzelfde lot. Vijf jaar later wordt nog, met een draagbare Remington, geschreven op briefpapier van uitstekende kwaliteit met briefhoofd van het regiment. De gewonde soldaten zijn overgebracht naar de ziekenhuizen in Brugge of Roeselare. De vrijgekomen lokalen in de gemeenteschool worden ingenomen door bezettingstroepen. Het onvoorziene schoolverlof wordt voor onbepaalde tijd verlengd.

De vluchtelingenstroom komt weer op gang maar nu in tegenovergestelde richting. Ze gaan weer naar huis, ze zijn Frankrijk niet meer binnengeraakt of hebben de boot naar Engeland gemist. Militairen wachten niet op het noodzakelijke demobilisatiebevel, zij zoeken een burgerpak en keren heimelijk huiswaarts, de grote wegen vermijdend. De verre tocht naar het oosten zien zij niet zitten.

Er wordt nog eens een heel pak wapens binnengebracht. Het zijn geweren en revolvers die gevonden zijn op het erf of in de gracht. Het gaat als een lopend vuurtje dat de jachtvergunningen scherp gecontroleerd worden en de jachtgeweren, ook de kostbare stukken in familiebezit, verdwijnen van de muur in de huiskamer. De Duitsers betalen minder vlot en gul dan de Belgen, amper de helft van de prijs. Ook de militaire uitrusting moet ingeleverd worden. Er komt bitter weinig binnen. De politiemuts en de gordel zijn souvenirs, dat spaar je dus. De kakibroek wordt blauw of bruin geverfd en verliest zijn sporen van herkomst, schoenen zijn schoenen, gasmaskers zijn weggegooid, gamel en veldfles zijn nuttige voorwerpen en voor een helm, rugzak en beenstukken loont het echt de moeite niet zich te verplaatsen. De buit beperkt zich tot enkele uniformjassen.

Jeroom Roose van 'De Heihoek' verlangt de burgemeester te spreken om zijn beklag te doen over het gedrag van de Belgische soldaten. Hij heeft 80 soldaten op zijn hof gelogeerd en ze elk twee maaltijden voorgezet. Hij heeft zes van hun doodgemitrailleerde paarden gedolven. Op de middag van 27 mei moet hij zijn huis verlaten omdat er geschoten zal worden. Hij ziet de soldaten vluchten en er wordt niet geschoten. In de vooravond gaat hij weer naar huis. Alle soldaten zijn weg en ze hebben alles, maar dan ook alles, meegenomen: haver, stro, boter, smout, suiker, eieren, bier en varkensvlees. De kelder en de schuur zijn leeg. Hij dient een rekening in van 548,90 fr. en vraagt schadevergoeding. De burgemeester vindt het verhaal en de rekening wat opgeklopt maar kan niets weerleggen. Roose is niet van zijn stuk te brengen en verwerpt een voorstel tot minnelijke schikking. Twee dagen later dient de garage Declercq, in onverbeterlijk Duits, een klacht in tegen Duits, soldaten en officieren. Die hebben wederrechtelijk en brutaal de auto van pastoor De Beir meegenomen die toevallig in de garage stond na herstelling. Een aanklacht tegen onbekenden. De Kommandantur (3) zal de zaak onderzoeken en de pastoor krijgt zeker zijn auto terug. Waarvan akte. Het verlies van het autootje werd inderdaad vergoed. Lang na de oorlog.

Er zijn kippen, konijnen en fietsen gestolen. Er is bier gedronken zonder betalen. Tarwe- en roggevelden bebben schade geleden. Bomen zijn omgehakt om wegversperringen aan te leggen. Het klachtenboek neemt dagelijks in volume toe.

Via de Kommandantur te Roeselare deelt de bezetter mee dat generaal von Falkenhausen militair bevelhebber wordt van België en Noord-Frankrijk. Op dat ogenblik heeft niemand daar een boodschap aan; er is meer te doen rond de geslaagde evacuatie van het Engels leger via de haven van Duinkerke. Een slagveld zonder slachting. Het had erger gekund. Komen de Britten ooit nog terug? Het strand aan de havenzone trekt duizenden belangstellenden. Met de fiets over en weer, op een dag, dat kan. Ramptoeristen, mocht het woord toen al bestaan hebben. Op 14 juni 1940 is Parijs bezet en op 22 juni tekent Frankrijk het wapenstilstandsverdrag met Duitsland. Als het grote Frankrijk in 40 dagen onder de voet gelopen werd, dan heeft het Belgisch Leger zich gedurende 18 dagen voorbeeldig verdedigd. Met de overgave van de Fransen en de vlucht van de Engelsen ziet de toekomst er meer dan somber uit.

De scholen gaan weer open tot grote opluchting van de ouders. Het marktplein is leeg, de laatste sporen van de capitulatie zijn uitgewist. Een kwajongen zwaait nog met een soldatenmuts met een rood vlosje van de infanterie. Hij wordt de loef afgestoken door een knaap die in het bezit is van een groene alpino van de Ardense Jagers. Die stoere houthakkers uit de Ardense wouden, dat waren de beste soldaten en zij spraken bovendien Frans.

Jozef Coussement, Albert De Meyer, Maurits Serruys en Omer Vansteelandt zijn gevallen op het veld van eer, gesneuveld voor het vaderland. De pastoor en de burgemeester gaan samen de getroffen families groeten. Veel jonge mannen zijn nog niet thuis. De krijgsgevangenen in Duitse kampen wrorden niet vrijgelaten, wat men ook beweert. In Zuid-Frankrijk bevinden er zich zeker 100.000 recruten, verspreid over dorpen en steden, die wel een kans maken op demobilisatie. Veel gemeentebesturen en particulieren sturen een auto of een vrachtwagen naar de Midi om er hun jongens op te halen. Lichtervelde beschikt over geen nauwkeurige informatie en kan eigenlijk niets doen. Alle hoop is gevestigd op een camion van de firma André Maes die in de omgeving van Montpellier achtergelaten zou zijn. Misschien kunnen de Lichterveldse recruten met die vrachtwagen de terugreis organiseren?

In de betrekkingen met de bezetter is Duits de voertaal. Burgemeester en secretaris spreken en schrijven gelukkig vlot Duits, maar het verbaast de burgemeester dat er van hogerhand niet geprotesteerd wordt tegen die aanslag op het gebruik van het Nederlands. Het regent vragen en richtlijnen. Ze willen alles en nog wat geteld zien en alle gegevens dienen medegedeeld in een keurig rapport. Gisteren ging het om de paarden en de koeien, vandaag om de varkens en de zeugen, morgen misschien de kippen en de konijnen. Goe om weten, ter herinnering: in 1940 telt Lichtervelde 105 herbergen, gasthuizen en restaurants inbegrepen. Publieke huizen: nihil. Publieke vrouwen moeten zich wel kenbaar maken bij de burgemeester. De dokters krijgen opdracht alle personen te signaleren die aangetast zijn door een geslachtsziekte. Het gemeentebestuur moet de lijst bijhouden. Wat met het medisch geheim? De dokters rapporteren niets. De nog beschikbare auto s zijn het voorwerp van een bijzonder onderzoek. Wie is eigenaar en wat doet hij ermee? Het merk van de auto en de cilinderinhoud zijn erg belangrijke gegevens. Voor de maand juli 1940 kan de gemeente beschikken over 1800 l benzine, die verkocht mag worden tegen maximum 4 fr. per liter. Navraag bij de pomphouders leert dat de gemeente minimaal 6000 l per maand nodig heeft. De burgemeester moet ingrijpen en snoeien. Wie uit de boot valt is mistevreden. Het brood wordt schaarser, het dagelijks rantsoen is op de helft gebracht. Op de zwarte markt stijgt de prijs van het brood tot 30 fr., de prijs voor een grote halve dag werk.

De burgemeesters van het arrondissement zijn uitgenodigd op de Kommandantur te Roeselare. Ze worden correct en goed ontvangen. Op de vergadering worden koffie en cognac aangeboden en sigaren gerookt. Het merk van cognac verraadt zijn herkomst. Een collega zegt dat ze alles gestolen hebben in Frankrijk. Op die vergadering moet vooral lang en geduldig geluisterd worden. Wat ze goed moeten weten: de burgemeesters zijn de eerste en laatste verantwoordelijken van de stad of de gemeente. Als zij uitvoeren wat de overheid vraagt, zijn er geen moeilijkheden te vrezen. Het nieuwe statuut van België wordt nog eens uit de doeken gedaan. De koning is krijgsgevangen en hij krijgt een behandeling die past bij zijn rang en stand. De ministers zijn op de vlucht geslagen. Het beheer van de verschillende departementen is toevertrouwd aan de secretarissen-generaal. België staat onder militair gezag en generaal von Falkenhausen is de grote chef, hij heeft het laatste woord. De Feldgendarmerie, de FG, en de Geheime Feldpolizei, de CFP, staan onder zijn gezag. Reeder houdt leidinggevend toezicht op net politieke, sociaal-economische en culturele leven. De vergadering Knikt instemmend. Aan de overzijde van de lange tafel is er een die mompelt: kl...

Een andere keer wordt vervolgd met een gedetailleerde uiteenzetting over het Duitse politieapparaat. Feldgendarmerie en Geheime Feldpolizei hangen af van de Wehrmacht, zoals eerder gezegd. Nieuw is dat zij ook kunnen tussenkomen in burgerlijke zaken, o.m. in zaken van verzet en spionage en alle andere acties die tegen de Wehrmacht ondernomen worden. Er is ook een burgerlijke politie: de Sicherheitspolizei, de SiPO, een staatspolitie, en de Sicherheitsdienst, de SD, een partijpolitie. Die twee werken nauw samen en kunnen de militaire politie helpen waar het nodig is. De Geheime Staatspolizei, de GESTAPO (4) is de belangrijkste afdeling van de SiPO-SD. De Gestapo moet de strijd aanbinden tegen de slechte joden, de zigeuners, de communisten, de vrijmetselaars en de verzetsorganisaties. De Gestapo spoort ook de homoseksuelen op en laat ze straffen. De Duitse officier merkt de verbaasde blikken van het gezelschap maar gaat er niet verder op in. De burgemeesters ontdekken een nieuwe, duistere wereld. De uiteenzetting wordt nog eens nauwkeurig geresumeerd. Twee politiemachten: een militaire en een burgerlijke. De burgerlijke kan of moet de militaire helpen en is dus ondergeschikt. Het zijn voorlopig de Feldgendarmen die het best gekend zijn. Hun zilverkleurige borstplaat maakt indruk en zelfs de Duitse soldaat gaat ze het liefst uit de weg.

De Führer wil absoluut naar Engeland. Een domme Duitser beweert mordicus dat het best kan, zelfs al zwemmend. Hij laat er de kaart bijhalen om zijn onzin te staven. Bombardementen op Londen en andere grote steden moeten de Engelse bevolking ontmoedigen en oorlogsmoe maken. Dagelijks trekken grote formaties Duitse vliegtuigen over het Kanaal naar Engeland en aan de Vlaamse kust wordt druk gewerkt aan de voorbereidingen voor de invasie. Engeland wijkt echter niet en Hitler beslist de operatie uit te stellen.

De vrachtwagen van de firma André Maes is weer thuis. Hij heeft geen Lichterveldse soldaten aan boord, die komen dagen en weken later, veelal met eigen middelen. Zij zijn niet te spreken over hun verblijf in de Midi. Ze hebben krasse uitspraken over de vijandelijke houding van de Franse bevolking, over honger en dorst, luizen en ander ongedierte, over mislukte ontsnappingspogingen, over de onbetrouwbaarheid van hun officieren en over weken en maanden van ellende. Ze hebben wel een lovend woord voor een paar vriendelijke Duitsers die ze op hun weg ontmoet hebben en van wie ze enige hulp kregen.

Ook de Duitse soldaten die tijdelijk in Lichtervelde verblijven zijn doorgaans beleefd en voorkomend. Ze laten de oudere kinderen toe een kijkje te nemen in hun gepantserde auto's en tanks en leggen de werking uit van de boordradio. Ze bieden zelfs de resten van hun zwart zuur brood aan en niemand durft te zeggen dat het niet lekker is. Sommigen hebben al een vriendinnetje om naar de Kino te gaan, meer weet de jeugd nog niet te veronderstellen, of een Mutti die voor hen wast en strijkt. Ze vertellen veel over het grote en sterke Duitsland e over hun dierbare Führer. Later, in de stilte van de avond hebben zij het meer over vader en moeder, over vrouw en kind en over de oorlog, die toch maar Sch... is. Ze profiteren overvloedig van de laatste voorraden van de plaatselijke winkeliers. Elke verlofganger vertrekt naar de Heimat, zwaar beladen met pakken en pakjes allerlei. De handelaars die nog een beetje stock hebben, doen gouden zaken.

Het ravitailleringssysteem loopt mank, er zijn te veel beperkingen. Te veel dingen mogen niet meer. De herbergen worden te vroeg gesloten, het is altijd donker op straat, de duiven moeten binnen blijven, vensters en deuren met glas moeten verduisterd zijn, de klokken mogen niet luiden als de pastoor het wil en voor alles is een pasje of een 'Schein' nodig. Het volk mort, de burgemeester wordt weer bevraagd. Hij probeert een passend antwoord te geven, wat niet altijd makkelijk is. Hij moet tegen de wind in en tegen de stroom op laveren.

De werklozen zijn een bron van ergernis voor de bezetter. Dat kent en begrijpt hij niet. Bei uns in Deutschland ...! Luiheid is het oorkussen van de duivel. Iedereen moet aan het werk. Veel arbeiders gaan naar de Belgische kust of naar Noord-Frankrijk bunkers bouwen en vliegvelden aanleggen. De kusten moeten versterkt en verdedigd worden. Aannemers van openbare werken scheppen werkgelegenheid en verdienen grof geld. Ze bakken zoete broodjes met de bezetter maar laten hun talrijke werknemers veel vrijheid. Die zorgen ervoor dat er altijd en overal iets verkeerd loopt waarvoor geen verantwoordelijken gevonden worden. Heel handige jongens maken gebruik van het pendelen om wat smokkelwaar mee te nemen. Tabak en alcohol zijn steeds lonend.

La Libre Belgique en vele andere kranten verschijnen niet meer. Zij weigeren de Duitse censuur. De kranten die wel verschijnen kiezen onverdeeld de kant van de bezetter. Overdag leest de burgemeester de Brüsseler Zeitung en 's avonds luistert hij naar de Engelse post. Hij wil de twee klokken horen, het vergelijken van tegenstrijdige informatie is boeiend en leerrijk, ook al bulken beide bronnen van de propaganda. Een besluit kan hij alvast trekken: het land is bezet en het is gedaan met de elementaire democratische vrijheden, wat de Brüsseler Zeitung ook mag beweren. Churchill deelt mee dat Duitsland de slag om Engeland definitief verloren heeft, wat klopt met wat aan onze kust geconstateerd wordt. De luchtaanvallen op Engeland sterven een langzame dood. Getrouwe tellers menen te weten dat de helft van de ingezette vliegtuigen niet terugkeert. "Engeland," zegt Churchill, "komt terug naar het vasteland om het nazi-regime uit te roeien. Daar kunnen de vrienden op rekenen."

De sfeer op de bijeenkomsten op de Kommandantur wordt koel. Er bestaan vermoedens van pogingen tot sabotage, van onwettig wapenbezit en van het groeien van de zwarte markt. De burgemeesters ontkennen in alle toonaarden. Ze worden nogmaals streng gewaarschuwd dat alle onderrichtingen stipt nageleefd moeten worden en dat zij de verantwoordelijkheid dragen voor de orde en de veiligheid. Indien dat niet gebeurt, zal de bezettende overheid ingrijpen, ook al is dat zeer tegen haar zin. De burgemeesters beseffen dat het leukste voorbij is, voor zover het al leuk was. Toch wordt nog Medoc en cognac geserveerd.

Heeft de alomtegenwoordige Feldgendarmerie nog strengere instructies gekregen? Firmin Maenhout staat met paard en kar verkeerd gestationeerd te Gits en gaat op de bon. Hij krijgt een omslachtig proces­verbaal aangesmeerd, een groot blad, van a tot z uitgetikt, de letters zeer dicht op mekaar. Tien R-Mark boete, vertaald 125 fr. of drie keer een dagloon.

De dienst ravitaillering heeft gebrek aan personeel. De Kommandantur bevestigt dat vier bedienden aangeworven kunnen worden. Kandidaten van VNV-strekking nemen of krijgen voorrang. Maurits Godderis, Octaaf Vanlerberghe, Albert Delameilleure en Kamiel Feryn beantwoorden aan de voorwaarden. De raad ervaart die kandidaturen als een voldongen feit, kiest voor de politiek van het minste kwaad en stemt eenparig 'ja'. De commentaren, achteraf en buiten de zitting, zijn niet mals. Dokter Debaeke is in zijn wiek geschoten en schepen Maenhout zucht: "Ze zitten binnen." Lichtervelde telt nu drie partijen: 'De Zwaan', 'De Burgersgilde' en het 'VNV'. De burgemeester wil de scherpste kanten nog wat afronden met de opmerking dat die mensen toch ook hun boterham moeten verdienen, maar vindt weinig begrip voor zijn tussenkomst. Hij is zelfs verplicht zijn milderende houding te herzien als hij verneemt dat Staf Declercq, de leider van het VNV, bereid is van met de bezetter samen te werken. Het land is bezet en wordt verraden door eigen mensen.

De begroting voor 1941 wordt met algemeenheid van stemmen goedgekeurd. Hoe minder geld, hoe groter de eensgezindheid. Al meer dan een half jaar werkt de gemeente uitsluitend met voorschotten. De bezetter wil de zwarte markt ernstig aanpakken en eist dat de prijzen in de winkels scherp gecontroleerd worden. Die taak wordt toevertrouwd aan commissaris Wyffels die weldra het hopeloze van zijn opdracht inziet. In zijn eentje zal hij de zwarte markt niet aan banden leggen.

Een stelletje Duitse soldaten heeft zich, onder bevel van een onder-officier, in Lichtervelde genesteld. Ze zijn brutaal. Ze eisen tafels, stoelen, bedden en fietsreklken, alles ter plaatse te bezorgen. Ze willen alles zonder 'Schein' of stempel. In duitsland krijg je niets zonder 'Schein' of stempel, hier dus ook niet. Het gemeentebestuur protesteert heftig bij de Kommandantur. Een paar dagen later is het troepje met de noorderzon verdwenen.

'De Nieuwe Orde', die bij een aantal mensen hoge verwachtingen deed en doet koesteren, laat het afweten. Sociaal en economisch is het een ramp, politiek gezien een valkuil. De bewondering voor de Wehrmacht met zijn blonde hooggeprezen Germanen gaat in dalende lijn. Het beste is gezien. Paard en kar vervangen de Magirus-Deutsch of de Mercedes-Benz. Paarden en karren had het Belgisch Leger ook. De publieke opinie bereidt zich voor op een bocht van 180 graden.

De jaarwisseling 1940-41 is een gelegenheid voor de burgemeester om een voorzichtige en voorlopige balans op te maken. Hij heeft veel gezien, gehoord en meegemaakt, de mobilisatie, de oorlog en de bezetting. Dood en vernieling en een bezetter die de wet dicteert, zonder inspraak noch tegenspraak. Dat mag niet blijven duren. Hij ziet, helaas, weinig hoopgevende signalen. Het land gaat morgen zijn tweede jaar van bezetting in. Het wordt weer een heel moeilijk jaar. Een enkele keer bekruipt hem de twijfel of hij er niet beter had aan gedaan te vluchten of ontslag te nemen zoals sommige collega's het gedaan hebben. De ravitaillering baart hem zorgen want hij is verantwoordelijk voor de bevoorrading van de gemeente. Het is hem al een paar weken duidelijk dat de administratie van de ravitaillering in verdachte handen is en dat het heel moeilijk is om tegen die clan op te tornen. Tot nu toe heeft hij de wet naar de geest kunnen uitleggen, breed en begrijpend, maar hij beseft dat het met vol te houden is.

Twee keer heeft de gouverneur hem gezegd: "Mijnheer Callewaert, u bent de geschikte man." Misschien wel, maar dan in andere tijden. Zijn Burgerlijk Mobilisateboekje heeft hij steeds bij de hand en hij leest nog maar eens de bladzijde waarop het gedrag tegenover de vijand behandeld wordt:

"volgens de wet van 5 maart 1935 moet de burgemeester in geval van bezetting, op post blijven, tenzij hij een andersluidend bevel gekregen heeft, bijvoorbeeld een oproeping voor het leger. Zij die bevel gekregen hebben ondanks de bezetting op post te blijven, bepalen hun houding overeenkomstig artikelen 42 tot 56 van het Reglement behooren-de bij het Verdrag van 's Gravenhage, van 1907. Indien de bezetter zulks vereist, mogen zij, bij geschrifte, uitdrukkelijk de verbintenis aangaan hun ambt nauwgezet en trouw te blijven uitoefenen en niets te doen en alles te laten dat schadelijk zou kunnen zijn voor het vijandelijk bestuur in het bezet gedeelte van het Belgisch grondgebied".(5)

Een overeenkomst bij geschrifte bestaat niet, met de bezetter heeft hij zich tot niets verbonden. Hij kan doen en laten wat hij wil.

Binnenskamers bespreekt hij de snel evoluerende toestand met zijn schepenen. Moeten zij de bezetter volgen in al zijn grillen? Drie mensen geven drie meningen. Actieve tegenstand is nog niet aan de orde. Hoogstens passief: alleen dat doen waar ze echt niet onderuit kunnen, zonder dat de bevolking eronder lijdt. Een pasklare oplossing voor hun moeilijkheden is er niet. Emeric Maenhout pleit voor een geduldige aanpak, over afzienbare tijd keren de kansen, we moeten nu geen stukken maken. Dokter Debaeke ziet en zegt het scherper en stelt onomwonden dat ze bezig zijn het bezette gebied te verduitsen. Hij citeert 'Winterhulp' als voorbeeld. Weer wat nieuws! Een initiatief van de bezetter. De problemen van honger en armoede heeft hij zelf geschapen en nu wil hij dat de Belgen het maar oplossen. Een beetje soep en een broodje voor de kinderen, wit brood, als je weet dat een 'brune stute' zoveel beter is. En die vitaminepillen, dat zijn 'spekken', meer niet. Vóór de oorlog kon de Commissie van Openbare Onderstand, de COO, alle problemen aan, waarom moeten ze dat nu veranderen? En zie je wat de grote mannen aan het doen zijn? Degrelle met Rex en Declercq met het VNV kruipen op hun knieën voor de Duitsers, ze verpatsen het land.

Op de Kommandantur verliest de burgemeester hoe langer hoe meer van zijn krediet. De geschiedenisboeken moeten gezuiverd worden van alle vaderlandse inslag. De oorlog 1914-18 met de Duitse nederlaag is taboe en geen leerstof voor de Belgische jeugd. Hij is niet van zins die leerboeken te doen vervangen. De gemeenteschool moet opengesteld worden voor het inrichten van lessen Duits en het organiseren van activiteiten voor de 'Nationaal Socialistische Jeugd Vlaanderen', de NSJV, en de 'Dietsche Meisjesscharen', de DM,. Dat is al eerder gevraagd en geweigerd. Geen politiek in de gemeenteschool. De heren van de Kommandatur zijn boos maar dringen niet verder aan. De benzine wordt steeds schaarser en alleen een beperkt aantal auto's kan nog rijden. Dokters en veearts hebben voorrang. Wat met de handelaars en de aannemers? De keuze is moeilijk. Als het heel moeilijk ligt, moet de burgemeester zelf maar beslissen. Kwatongen beweren dat hij zijn gunstelingen bevoordeelt. Hij neemt contact op met de bevoegde instanties om wat grotere voorraden los te krijgen. Daar wordt hem een gebrek aan burgerzin aangewreven. "Dat weet u toch, heer burgemeester".

Mondjesmaat komen de laatste krijgsgevangenen uit Duitsland terug. Zij zijn sterk vermagerd, verouderd. De vreugde om de thuiskomst kan de wrange ervaringen niet verdringen. Ze leefden in kampen en moesten hard werken. Wie geluk had kwam bij een landbouwer terecht. Wie een goede boer of boerin trof had meer dan geluk. Nagenoeg alle krijgsgevangenen werden aan de frontlijn gepakt, verrast of omsingeld door een overal opduikende vijand. Zij spreken van verbeten strijd en hardnekkig verweer. Zij kennen moedige officieren die met hen in de vuurlijn stonden. Zij misprijzen die mannen die uitvluchten zochten om de confrontatie met de vijand te ontlopen, en hun ondergeschikten in de steek lieten. Zij treunen om hun makkers die gesneuveld zijn in bevolen dienst, op het veld win eer, hun leven gegeven voor het vaderland, de oorlogsmonumenten staan er vol van.

De namen van de oorlogsverminkten, de invaliden, en van de stille naamloze helden staan niet op de monumenten. Een van hen is André Desloovere. In bevolen dienst verliest hij een been. Als soldaat bij een eenheid luchtdoelartillerie ligt hij in stelling achter de Leie. De batterij haalt twee Duitse vliegtuigen neer, maar de wraak van de Luftwaffe blijft niet uit. Ze komt terug, talrijker en sterker. Een te grote overmacht, oordelen de stukoversten en ze willen dekking zoeken, maar de bevelvoerende officier ziet het anders. Met de vinger op de trekker verplicht hij de mannen aan de stukken te blijven. Er vallen bommen en er wordt gemitrailleerd. Acht soldaten komen om het leven. André ontsnapt ternauwernood aan de dood, verliest een been en is negen maanden in behandeling. Een andere stille held is Robert Hoormert. Als brandweerman toevallig en ten onrechte gemoiliseerd. wordt hij ingelijfd bij de zware artillerie. Op maandag 27 mei 1940 staat zijn batterij opgesteld te Ardooie, 10 km achter het front. Hij krijgt de toelatin van zijn commandant om even over en weer naar Lichtervelde te kome om de familie te groeten mits de stellige belofte om vijf uur weer aan d batterij te zijn. Vrienden proberen Robert ervan te overtuigen gewoon thuis te blijven, want over enkele uren kan de oorlog gedaan zijn. Robert wil niet luisteren, hij heeft zijn erewoord gegeven en de commandant rekent op hem. Hij gaat terug. In Ardooie valtechter geen spoor van zin batterij meer te bespeuren. In de schuur van de verlaten hoeve gaat hij zijn uitrusting halen maar kijkt er recht in het gezicht van twee Duitse soldaten. Zijn erewoord heeft hem acht maanden krijgsgevangenschap gekost. André en Robert zijn zeker niet de enigen die een merkwaardig verhaal hebben. Heel veel benauwende belevenissen worden nooit verteld. De burgemeester zou die vele stille helden willen decorcren, maar hij vreest dat het een plechtigheid wordt voor na de oorlog.

Het plaatselijk politiekorps, een commissaris en twee veldwachters, moet versterkt worden met twee hulppolities en een hulppolitie voor de jacht en de bossen. De bezetter gaat met de Belgische steenkolen lopen; gelukkig is de winter van 1940-41 eerder zacht. De textielhandel is volledig ontredderd, Duitse soldaten hebben alles opgekocht en nieuwe bevoorrading blijft uit. De witgoedwinkels moeten enkele dagen sluiten en een inventaris opmaken aan de hand waarvan geoordeeld zal worden of ze opnieuw kunnen bevoorraden. De gelagzaal van het gemeentehuis moet gesloten worden, maar de uitbater, Marcel Debruyne, zal schadeloos gesteld worden. De ravitailleringsdiensten hebben nood aan nog meer personeel. De burgemeester moet lijdzaam toezien hoe er een staat in de staat aan het groeien is.

Geregeld worden Lichterveldenaars opgesloten en veroordeeld voor kleine vergrijpen: ze hebben toch hun duiven laten vliegen, ze zaten te laat in de herberg, ze waren niet stipt op hun werk of ze zijn onvriendelijk geweest voor de Wehrmacht. Ze worden ernstig berispt of gestraft. Voor smokkelaars, klein of groot, is er geen genade. Die zitten een, twee of drie maanden en meer. Familieleden van die 'slachtoffers' komen zich bij de burgemeester beklagen. Een half jaar brommen om 50 kg varkensvlees te verhandelen, dat is toch buiten alle proporties. Het liefst zou hij ze doorsturen naar de mannen van De Nieuwe Orde. Hij bijt zich op de tanden en formuleert een vage belofte met de ernstige waarschuwing niet meer te herbeginnen. Hij is zich terdege bewust van zijn onmacht. Een brief of een telefoontje naar een advocaat zullen niets uithalen.

De Kommandantur verwijt hem dat zijn politie veel te laks is. De politie moet overal beteugelend optreden en veel meer processen-verbaal opmaken. Ze nemen het ook niet dat er in Lichterveldc geen joden te vinden zijn. Joden zitten en wonen overal. Over de levering van eieren en cichoreibonen zijn ze hoogst ontevreden. Lichtervelde, alweer, levert onvoldoende. Naar de argumenten van de burgemeester hebben ze geen oren. Elke nieuwe dag is een nieuwe kwelling. Dieven breken in en stelen wat niet te heet of te zwaar is. Dat schorremonie is bovendien gewapend en wijkt niet voor een klein gerucht. De persoonlijke veiligheid is niet meer gewaarborgd. Het land wordt bedolven onder aanpakbiljetten met verordeningen en propagandaslogans, die altijd dringend en op goed zichtbare plaatsen aangebracht moeten worden. Nooit in donkere gangen of onvoldoende verlichte kamers. Duitse propaganda waaraan hij zich blauw ergert

Duitsland is de hemel op aarde, je kan er heen, alleen of met je vrouw en je verdient er goed aan. Je kan ook werken als chauffeur achter het front. Daar verdien je nog beter en het uniform krijg je op de koop toe. De hele sterke jongens kunnen terecht bij de SS, de elitetroepen. Zo lossen ze de werkloosheid op. En er zijn er die gaan! Voor het dagelijks brood van vrouw en kind, voor het avontuur of omdat ze Duits zijn in woord en daad. Van over het Kanaal lanceert de Engelse post een vreedzaam protest: het V-teken voor vrede, vrijheid en victorie. Het V-teken duikt overal op, op schuttingen, muren, aangeplakte affiches en op gevels van huizen. De burgemeester moet dat voorkomen en de schuldigen opsporen. Veldwachter Van Houtteghem rapporteert dal hij de hele dag naar schuldigen gezocht heeft, maar geen overtreder heeft kunnen vinden. De burgemeester knikt dat hij het begrepen heeft. Of de kleine hoeveelheid kaas, aangevoerd uit Holland, een balsem op de wonde is, betwijfelt hij sterk. De kaas is door de winkels te verdelen, alleen het spoorwegpersoneel en wie zwaar werk doet kan ervan protiteren.

UIT HET AMBT ONTSLAGEN

Op 7 maart 1941 start de eerste grote administratieve en politieke zuiveringsactie. Bestuurders, ouder dan 60 jaar, worden aan de dijk gezet Gezien hun leeftijd verkeren zij niet meer in de mogelijkheid verder nog bestuurszaken op zich te nemen. 1000 burgemeesters en 2000 schepenen zullen van het politieke toneel verdwijnen, waaronder Emeric Maenhout. De gemeenteraden mogen niet meer vergaderen. Het schepencollege neemt alle bevoegdheden over. Bevoegdheid tot nul herleid, aangezien elke burgemeester voortaan zelfstandig kan beslissen. De raad voelt zich danig verongelijkt maar heeft geen verhaal. De hem toegekende volmachten maken de burgemeester absoluut niet gelukkig, dat is niet zijn manier van werken. Meer en meer voelt hij zich eenzaam in zijn gemeentehuis, verbannen naar een onbewoond eiland. Schepenen Debaeke en Maenhout proberen hem te steunen maar beseffen evenzeer dat het kalf aan het verdrinken is. Besturen is herleid tot 'ja'-knikken, uitvoeren en machteloos toezien, schipperen en stranden op de klippen. In weerwil van de bestaande verordeningen blijft Emeric Maenhout onverstoord verder zetelen en deelnemen aan de beraadslagingen van het college. De begroting van de COO wordt goedgekeurd, ook al stelt die COO, volledig overvleugeld door Winterhulp, niets meer voor. Niets belet de burgemeester en de schepenen lid te worden van Winterhulp, maar het Duitse karakter ervan weerhoudt hen. In juli 1941 heeft het college, eindelijk, de eer en het genoegen de bouw van de kerk van St.-Henricus toe te wijzen aan aannemer Verscheure uit Ichtegem. Het dossier heeft vijf jaar aangesleept.

Wie zwaar werk doet, heeft weer recht op kaas. 80 leden van het spoorwegpersoneel doen een met reden omklede aanvraag. Bouwvakkers en landbouwers doen ook zwaar werk. Alles wordt billijk verdeeld. Het resultaat is dat elke rechthebbende 100 gr krijgt. Het verbruik van papier is groter dan het verbruik van kaas. De rechtvaardige verdeling van 10 kg kaas wordt een staatszaak. De zwarte markt is des duivels. De Wehrmacht betaalt zotte prijzen voor vlees, groenten en aardappelen, want de soldaten en de officieren moeten eten, bij voorkeur van het beste en zonder kaarten of zegeltjes. Zij bepalen de marktprijs, die dan ook aan de minder kapitaalkrachtige bevolking gevraagd wordt, De boeren nemen er het beste van. Slachtrijpe dieren worden heimelijk verkocht en vervangen door jongere stukken die maar niet willen aankomen door gebrek aan voldoende en aangepaste voeders. De controleurs hebben er geen kijk op, kunnen niets bewijzen, als ze het al willen. Hun familie hoeft ook honger en hun stilzwijgen wordt dan ook goed beloond.

Overal duiken vervalste Duitse documenten op. Er volgt een uitdrukkelijk verbod om nog langer Duitse stempels na te maken. Overtreders mogen zich aan de strengste straffen verwachten. C. Sintobin, O Verduyn, G. Vandeputte en M. Demunster zijn gewaarschuwd De commissaris heeft die mensen op de hoogte gebracht en ze laten tekenen voor kennisname. Toch was de commissaris er eentje vergeten maar dat kon hij niet weten. Albert Vereecke was voorman on een werf in Koksijde, waar hij gesuperviseerd werd door een Duitse onderofficier met wie hij goed bevriend was. Van de uitgelokte afwezigheden van zijn chef maakte Albert gebruik om langs de zijdeur de barak binnen te sluipen en zich te voorzien van een aantal blanco-documenten met de nodige stempels. Die stukken waren geld waard. Gedemobiliseerde beroepsmilitairen moeten zich wekelijks melden. Bij wie? Bij de burgemeester. Maandelijks wordt een rapport verwacht over de meldingen. Wat als die mensen niet komen? Moet de commissaris ze gaan zoeken? Hij kan toch moeilijk die mensen verraden.

Het religieus en kerkelijk leven heeft niet onder de oorlog te lijden, integendeel, maar processies zijn verboden. Vergaderen kan niet zonder speciale toelating, georganiseerde danspartijen of openbare bals mogen ook al niet, en toch gaat het gemeenschaps- en ontspanningsleven op de gemeente zich langzaam herstellen. Op voorwaarde dat het doorgaand verkeer, niet meer dan een fietser, een paard en een kar, niet gehinderd wordt, mag er gekoerst worden in augustus en september. Op kermis-donderdag zal het kampioenschap van West-Vlaanderen voor juniores ingericht worden volgens de reglementen van de Vlaamse Wielerbond. F.C. Lichtervelde, nu onder de vlag van de Belgische Voetbalbond, is aan een goede periode bezig en trekt veel volk. De ploeg en de supporters gaan op verplaatsing per fiets. De herberggangers klagen steen en been over de slechte kwaliteit van het bier. Sluikstokerijen verzachten dat leed, maar de borreltjes zijn dan ook peperduur.

Duitsland heeft Rusland bedrogen. Wie of wat heeft het nog niet bedrogen? Het niet-aanvalspact van 1939 blijkt een gemene leugen. Op 22 juni 1941 gaat Duitsland over tot de algemene aanval. Rusland zal er moeten aan geloven en buigen voor het beruchte blitz-offensief. De kranten blokletteren dat de Duitsers heel snel oprukken. Gelijktijdig met het inzetten van de aanval is de Gestapo overgegaan tot de aan houding van tientallen Belgische communisten. Jonge Vlamingen worden nadrukkelijk uitgenodigd om mee te helpen strijden in Rusland tegen de goddeloze communisten, ... hele wereld. De Waffen-SS rekent op hen. In Lichtervelde blijft de oproep onbeantwoord, hoewel de Allgemeine SS-Flandern, Sturm 9. er enkele leden telt. De burgemeester prijst de wijze vaders en de bezorgde moeders die zoonlief voor dit avontuur kunnen behoeden.

'S1EG HEIL.', de Duitse onoverwinnelijkheid manifesteert zich eens te meer. De Vlaamse kranten beschrijven in geuren en kleuren de macht en de successen van Duitsland en zijn leger. De Brüsseler Zeitung laat zich niet onbetuigd, Rusland is niet meer dan een tussenstation, een overstapje, Europa en Noord-Afrika moeten op de knieën. De propaganda brengt de hoofden op hol. Zij die Duitsland genegen zijn, voelen zich gesterkt en ervaren geen enkele reden meer om hun onverholen sympathie te verdoezelen. Hun gehechtheid aan al wat Duits is, vertaalt zich in het dragen van uitdagende, opgedirkte zwarte uniformen, in het lidmaatschap van een reeks politieke, sociale, militaire en para-militaire organisaties en in een aanmatigende houding ten opzichte van al wie hun denken en doen niet deelt. Hun passieve en actieve provocatie schreeuwt om een antwoord. De volksmond, pittig, recht voor de raap en vlot veralgemenend, heeft het steevast over de Zwarte Brigade, zelfs al gaat het maar om een bescheiden VNV'er. De burgemeester ziet en voelt de tweespalt groeien. Zijn tussenkomst beperkt zich voorlopig tot luisteren en zwijgen.

Emeric Maenhout heeft toch moeten inbinden en Maurits Vanderhaeghe, lid van het VNV en ooit raadslid voor 'De Zwaan', komt Maenhout opvolgen. Sinds enkele jaren is hij niet meer bedrijvig in de gemeentepolitiek, maar wordt nu aangesteld als schepen. Waar is dat geregeld? Op de provincie, Binnenlandse Zaken of op de Kommandantur? Heeft hij zichzelf voorgesteld of heeft het plaatselijk VNV een rol gespeeld. Hij zit er heel stil bij en onthoudt zich meestal bij de stemming. Met nieuwe, jonge, trouwe en dynamische elementen moeten de besturen, volgens de bezetter, vlotter en beter kunnen werken. In Lichtervelde nochtans vinden de 'anciens' een deel van hun slagvaardigheid terug en dokter Debaeke moet geregeld tot kalmte aangemaand worden. Een aantal slepende dossiers is weer aan de orde. Voor de gemeenteschool kunnen twee klassen bijgebouwd worden en architect Demaerschalk uit Brugge mag een voorontwerp tekenen voor het nieuwe gemeentehuis.

Het vertrek van jonge Vlamingen naar het oostfront vergroot nog de kloof tussen pro en anti-Duits. Voorstanders prijzen die jonge idealisten die have en goed verlaten en hun leven veil hebben voor die edele strijd tegen het communisme. Tegenstanders, die lucht geven aan hun ongenoegen, en de zwijgende meerderheid, worden gebrandmerkt als vijanden van het regime. Zij zijn de anglofielen, de vrienden van engeland en Amerika. De anglofielen moeten zwijgen, zij razen binnenskamers en maken heimelijk een vuist.

De familie Deblaere maakt zich on,gerust over het lot van Arthur. Naar verluidt is hij terechtgekomen in een konvooi van Franse krijgsgevangenen en zit hij 'ergens' in een kamp. Overal wordt geïnformeerd, maar zekerheid blijft uit. Ongeveer hetzelfde is Raymond Wellekens overkomen bij het uitbreken van de oorlog was hij instructeur bij een peloton recruten. Samen met de jongste lichtingen opgeroepenen wordt hij naar Zuid-Frankrijk geëvacueerd om er de opleiding verder te zetten Hij brengt er drie maanden door in onzekerheid en ontbering. Bij zijn terugkeer uit de Midi, als gedemobiliseerde, moet hij in Lyon wisselen van trein. Brutale Duitse wachters duwen hem op een trein die richting Duitsland rijdt in plaats van richting Noord-Frankrijk en België. De verkeerde trein kostte hem zes maanden krijgsgevangenschap.

'Eilt sehr', vermeldt de nota, het moet weer snel gaan. Op dinsdag en vrijdag mag er geen vlees meer geserveerd worden in de restaurants. De burgemeester gelieve het nodige te doen. De administratie van de ravitaillering is aan uitbreiding en vervanging toe, maar het potentieel aan VNV'ers lijkt uitgeput en dus wordt er een beroep gedaan op andersgezinden: Georges Baert en André Desloovere zijn de laatste aangeworvenen. Het politiekorps wordt versterkt met Julien Jodts, Oscar Wydooghe en Jozef Pattyn, die speciaal bevoegd is voor bossen en jacht. In de omgeving van Tielt wordt een Duitse onderofficier vermoord. Alle politiediensten worden gealarmeerd om de dader(s) op te sporen. Als het onderzoek geen resultaat oplevert zal de bezettende overheid de passende maatregelen treffen. Gijzelaars nemen ligt het meest voor de hand. Het beangstigt de burgemeester. De Feldgendarmerie vermoedt het ongeoorloofd bezit van vuurwapens bij de bevolking. De politie moet die wapens zoeken, ze afnemen en de houders ervan signaleren. De politie zal haar taak uitvoeren en 'nihil' rapporteren. De Kommandantur bevestigt dat beroepsofficieren hun persoonlijk wapen mogen behouden. Ze moeten het wel laten registreren en hun munitie inleveren.

Op zondag 7 december 1941 deelt kardinaal Van Roev in een herderlijke bnef mee, dat koning Leopold in het huwelijk getreden is met juffrouw Lilian Baels. De sympathie voor de koning in gevangenschap is groot. De zeldzame republikeinen denken er anders over maar het meningsverschil deint niet uit, het is er echt de tijd met voor. Wat kardinaal Van Roey niet wist, en waar niemand in België weet van had, was dat diezelfde 7 december, de beruchte 'Nacht und Nebel'- wetgeving van kracht werd in Duitsland en de bezette gebieden. De bezetter kende genoeg feiten en beschikte over voldoende bewijzen om te beseffen dat het verzet, in zijn vele gedaanten, met de dag sterker werd en een  niet te verwaarlozen dreiging en echt gevaar begon te betekenen. Een drastische aanpak drong zich op en die werd gevonden in de 'NN', zijnde de Nacht und Nebel-decreten. Elke aanhouding van personen of groepen eiste uren- en dagenlange ondervragingen, opsluitingen, administratief werk, bewaking, voorbereidingen van processen door de opsporingsdiensten en vonnissen door het gerecht. Wie niet binnen enkele weken of maanden door de Krijgsraad gevonnist kon worden, moet in uitvoering van de NN-wetgeving naar Duitsland gedeporteerd worden om daar te verschijnen voor bijzondere rechtbanken. Wat in Duitsland gebeurde was veraf en kon het land van oorsprong niet meer beroeren. In den beginne klaarde het 'Sondergericht' die zaken, maar na enige tijd kon het die taak niet meer aan en dan werd een beroep gedaan op de medewerking van het 'Volksgericht', dat in tegenstelling met het 'Sondergericht', NOOIT genade kende. In werkelijkheid kwam het erop neer dat al die verdachten moesten verdwijnen in het niets, spoorloos en geluidloos, onbestaande voor de buitenwereld, sterven in werkkampen of omkomen in vernietigingskampen. Het thuisfront mocht, zelfs na de Duitse overwinning, niets vernemen over de gruwelen en de terreur van de KZ's, de beruchte en gevreesde concentratiekampen. Eveneens op dezelfde dag hebben Japanse vliegtuigen de Amerikaanse vloot gekelderd in de haven van Pearl Harbour. Amerika antwoordt met een oorlogsverklaring aan Duitsland en Japan. De Amerikanen moeten komen helpen in Europa, er is weer hoop.

1 januari 1942. Het derde oorlogsjaar is begonnen. Bij de familie Callewaert wordt broodtaart opgediend en een vooroorlogse fles Bordeaux geschonken. Alle uitbundigheid is zoek. De vrienden van de partij lopen even langs en de toestand wordt nog maar eens grondig ontleed. Rusland, Noord-Afrika, Amerika en Japan, de zwarte markt en de Zwarte Brigade komen te berde. Dokter Debaeke is er zeker van dat Duitsland, voor het einde van het jaar, verplicht zal zijn tot capitulatie, wacht maar tot de Amerikanen komen, die gaan er kort spel mee maken. Adhemar Tempelaere en Arseen Decuypere zien het minder rooskleurig en vrezen dat het langer zal duren. Omer Vermandele kan niet laten te zeggen dat het toch een gouden tijd is voor de boeren en dat ze geld verdienen als slijk. Adhemar en Arseen doen een vruchteloze poging om hem van het tegenovergestelde te overtuigen en wijzen terloops naar de banken die er ook wel bij varen.

In de vooravond brengt de burgemeester, naar aloud gebruik, een beleefdheidsbezoek aan de pastoor. Die opent een fles Bourgogne, op de gezondheid. Maar er is veel meer dan de gezondheid. De burgemeester zoekt steun en troost, een opbeurend woord. Ze zijn het er beiden over eens dat het niet goed gaat in Lichtervelde. Het gaat nergens goed. Niemand zegt wie er schuld aan heeft. Als het onderwerp Zwarte Brigade en verzet ter sprake komt, vinden ze mekaar niet.

"De oorlog is een beproeving als boete voor de zonden en de communisten moeten zich bekeren," zegt de pastoor, "de joden worden al 2000 jaar vervolgd. Een diep christelijk mens als de koning kan niet in zonde leven, zijn huwelijk is volkomen te verrechtvaardigen." Zo stond het ook in de krant, herinnert zich Callewaert, die onvoldaan huiswaarts keert. De onverschrokken brancardier-aalmoezenier van 1914-18, de onbevreesde frontsoldaat, is wel heel erg bang geworden.

De winter is koud, nergens zijn nog kolen te vinden, alle reserves worden in Duitsland verstookt. De boerewacht, opgericht ter beveiliging van velden, weiden en stallen, komt volk tekort. Er zijn teveel zieken. Moet de brandweer dan weer ingeschakeld worden voor een vervelende en ondankbare karwei? Er wordt gefluisterd dat dokter Debaeke te gul is met het schrijven van ziektebriefjes. De burgemeester waarschuwt zijn vriend en zinspeelt op de commentaren. "Ziek is ziek," zegt Debaeke, "ze kunnen daar niets tegen inbrengen." Zijn confrater Colpaert probeert hem tot andere gevoelens te brengen, maar mislukt in zijn opzet. "Ziek is ziek," houdt Debaeke koppig vol.

Het gemeentebestuur krijgt een nieuwe opdracht: het politiekorps, dat onlangs nog uitgebreid werd, is nog een keer aan versterking toe. Het aanvullend politiekorps van tien man moet bestaan uit: twee leden van de Zwarte Brigade, twee leden van de SS, twee leden van het VNV, en vier niet-politiek gebonden leden. Het resultaat van de beraadslaging is een onbeschreven blad. Op het secretariaat ligt nog een andere verordening klaar: de gemeente krijgt geen benzine meer. Wie toch nog met de auto wil rijden, moet de motor ombouwen op gas. Dat lost niets op, want kolen en brandhout zijn al even schaars als benzine. In een lokaal van de ravitaillering hangt het doodsbericht van Reimond Tollenaere, VNV-leider uit Roeselare, die gesneuveld is aan het front in Rusland.

Reeder, tweede in bevel na von Falkenhausen en verantwoordelijk voor politieke zaken in bezet gebied, heeft een speciale kijk op de werking van de stads- en gemeentebesturen. Beslissingen moeten veel vlugger en vooral veel doeltreffender genomen worden. Een man moet dat aankunnen. Reeder wil dus een autoritair éénmansbestuur invoeren met een burgemeester-ambtenaar die acht uur per dag presteert en er ook behoorlijk voor betaald wordt. Een burgemeestersambt cumuleren met een vnj beroep of met een handelszaak moet voortaan verboden zijn. Falende of verdachte burgemeesters moeten zonder verwijl verdwijnen. De visie van Reeder is nooit in wet of decreet omgezet maar heeft niettemin de nieuwe toon gezet.

Op donderdag 19, of op vrijdag 20 februari 1942 komt een brief toe op de gemeente, afkomstig van de Kommandantur te Roeselare en gedagtekend 18 februari, houdende het ontslag van Louis Debaeke als schepen van de gemeente. Het gaat om een besluit van 26 januari 1942 van de Militärbefehlshaber, dat bevestigd wordt in een tweede brief dit keer uitgaande van het provinciaal bestuur te Brugge, gedagtekend 19 februari 1942 en te Lichtervelde besteld op 20 of op 21 februari. Voor vrijdag 20 februari 1942 is er een vergadering van het college gepland, waaraan dokter Debaeke wettelijk niet meer mag deelnemen. Hij wil er per se nog eens bij zijn want hij heeft nog een en ander te zeggen. Om hem die kans te geven wordt een onhandig scenario in mekaar geknutseld waarbij de brief pas op het einde van de zitting door de garde aan de voorzitter van het college afgegeven zal worden. Debaeke is buiten zichzelf. De Duitsers en de collaborateurs moeten het zwaar ontgelden. Hij spaart niets of niemand. De collega's slagen erin hem weer tot rede te brengen maar na de vergadering geeft hij aan al wie het horen wil nog eens lucht aan zijn ongenoegen.

De zaak blijft niet zonder gevolg. De Kommandantur krijgt weet van het incident. Hij heeft de Wehrmacht en Duitsland beledigd en als niet-gerechtigde gezeteld. Op 2 maart 1942 worden de burgemeester en de oud-schepen op het matje geroepen te Roeselare. Ze worden afzonderlijk ondervraagd en beiden ontkennen met klem dat de Wehrmacht of het Rijk aangevallen werden. Dokter Debaeke was overwerkt. De ontslagbrief hebben ze te laat ontvangen. Hoe het gekomen is weten ze niet. De burgemeester mag naar huis maar de dokter moet blijven. Na de middag zijn schepen Vanderhaeghe en secretaris Ramboer aan de beurt. Zij minimaliseren het incident, dokter Debaeke is soms opvliegend maar nooit boosaardig, 's Avonds mag ook dokter Debaeke naar huis. Hij is de schepen de secretaris dankbaar om hun gunstige getuigenis. De rel is al bij al nog goed afgelopen, maar de toch al verdachte reputatie van de burgemeester krijgt er door het incident nog een deuk bij. Het is duidelijk geworden dat Roeselare het doorgeefluik is tussen  Lichtervelde en Brussel. Vanuit Roeselare waar een aantal vertrouwenspersonen of 'overdragers', de 'Sammler , in dlienst staan van de Kommandantur, vertrekken de vergaarde inlichtingen naar Brussel, waar passende maatregelen genomen worden op basis van gewonnen informatie.

De zwanezang van burgemeester Callewaert situeert zich in maart 1942. Hij vergadert nog pro-forma met zijn enige schepen maar het gemeentebestuur is op sterven na dood. Hij denkt er ernstig aan op te stappen, maar laat die idee dan weer varen; hij wil geen bange wezel zijn. Hij zal wachten tot ze hem eruit gooien. De pesterijen rond de benzinebevoorrading houden niet op. Op 23 maart 1942 schrijft hij, in het Nederlands, dat dokter Debaeke zijn auto niet kan omschakelen op gas. Als hij bij nacht opgeroepen wordt voor een spoedgeval moet hij een uur stoken voor hij kan vertrekken. Mag hij een taxi opbellen en de rekening naar Roeselare sturen? Op 28 maart antwoordt hij, nog altijd in het Nederlands, dat veearts René Colpaert inderdaad op'benzine rijdt omdat in de betreffende verordening alleen sprake is van artsen en niet van veeartsen. De puntjes op de i.

De weerspannige burgemeester weet niet dat hij bij het schrijven van zijn laatste administratieve brieven al sinds dagen geen burgemeester meer is. Op de zitting van 16 april is hij er niet meer bij. Maurits Vanderhaeghe is waarnemend burgemeester en Octaaf Vanlerberghe vervangt dokter Debaeke als schepen. De notulen van de zitting van die dag vermelden: "Het college neemt kennis van het schrijven dd 28 03 42 Kabinet van de Gouverneur met bijlage: afschrift van een schrijven van 26 03 42 Oberfeldkommandantur 570 alsook van het schrijven dd 30 03 42 der Kreiskommandantur te Roeselare met als bijlage een besluit van 20 03 42 van den Militarbefehlshaber voor België en Noord-Frankrijk, waarbij het ambtsverbod en de ontzetting van den heer Eugeen Callewaert, als burgemeester der gemeente Lichtervelde, medegedeeld werd."

Een verklaring of een reden ontbreekt. Het nieuws is trouwens geen verrassing meer. Het ontslag kadert in de algemene politiek van de bezetter. Eugeen Callewaert is geen lid van het VNV, helemaal niet Duitsvrendelijk, ligt overhoop met de ravitailleringsdiensten, en laat zich niet de les spellen door de Duitsers of hun medewerkers.

Later hebben de getrouwen van burgemeester Callewaert gezocht naar concrete oorzaken en schuldigen voor zijn afzetting en zij botsen vrij snel op een merkwaardig toeval. Secretaris Ramboer moest naar Brussel om een zaak te regelen bij de 'Commissie voor de Vluchtelingen . Op vrijdag 20 maart 1942 zag hij kans om mee te gaan naar Brussel met het 'viskarretje', zijnde het autootje van aannemer Adiel Maes, die er tweedehandsmaterieel kon kopen. Gingen nog mee naar Brussel: André Ramboer voor privé-zaken en Octaaf Vanlerberehe die op de dienst ravitaillering moest zijn.       '

De onschuldige verplaatsing naar Brussel werd bepaald verdacht toen bleek dat het ontslag van de burgemeester uitgerekend op 20 maart 1942 door von Falkenhausen getekend was. Het verband lag voor de hand: secretaris Ramboer had daadwerkelijk meegewerkt aan de afzetting van de burgemeester, te meer daar sommigen zich herinnerden dat de secretaris zich ooit eens, in een onbezonnen moment, zou hebben laten ontvallen: "Ik ben naar Brussel geweest, of ik zal naar Brussel gaan, om dat ventje te doen afzetten." De reis naar de hoofdstad met het viskarretje is voor de secretaris een 'zwarte vrijdag' geworden.

Het bevel tot afzetting van de burgemeester, door von Falkenhausen getekend op 20 maart 1942 en de reis van de secretaris naar Brussel is nochtans niet meer geweest dan een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Het is uitgesloten dat von Falkenhausen of zijn directe ondergeschikten zich persoonlijk ingelaten zouden hebben met een voor hen onbeduidende secretaris van een kleine gemeente. Mochten ze hem toch gehoor verleend hebben, wat indruist tegen elk protocol, dan is het even onwaarschijnlijk dat ze op hetzelfde moment de ontslagbrief opgesteld zouden hebben om ter ondertekening voor te leggen aan de generaal. De administratie, ook die van de hoogste instanties, neemt daar meer tijd voor. Het oorzakelijk verband tussen de reis van het Licherveldse gezelschap naar Brussel en de afzetting van de burgemeester is dan ook onbestaande. Desondanks heeft het 'viskarretje van zwarte vrijdag', heel lange tijd een vieze geur verspreid.

Tegen de ontzetting uit het ambt is geen beroep mogelijk, wat het slachtoffer ook nooit overwogen zal hebben. Eugeen Callewaert voelde zich weer een vrij man. De tijd van geven en toegeven, van verantwoordelijkheid afleggen voor alles en nog wat, was voorbij. Het uitvoeren van opdrachten waar hij nooit achterstond, het geschipper om de lieve vrede, dat was nu allemaal verleden tijd.

IN HET GEWAPEND VERZET

Sinds het voorjaar van 1941 al - een jaar voor Callewaert afgezet zal worden als burgemeester - heeft hij redenen genoeg om ernstig te gaan twijfelen aan de eerlijke bedoelingen van de bezetter, voor zover die er ooit geweest zijn. Hij vreest dat de geschapen toestand zich wel eens zou kunnen bestendigen en dit voor langere tijd. De collaborerende ingesteldheid van het VNV, REX en andere bewegingen ergeren hem en ter plaatse stelt hij vast dat Duitsvriendelijke elementen meer en meer de lakens uitdelen. Op het gemeentehuis wordt hij amper nog gedoogd. Omer Vermandele beseft maar al te goed dat zijn vriend de burgemeester in een positie gemaneuvreerd is die onhoudbaar wordt. "Eugeen, we moeten iets doen, we moeten reageren, we moeten ons organiseren." Vermandele weet waarover hij spreekt. Reeds in de eerste wereldoorlog heeft hij zich met verzet tegen de Duitsers ingelaten, en sindsdien zijn patriottische gevoelens nooit onder stoelen of banken gestoken. Heel Lichtervelde weet dat en niet het minst de burgemeester. Omer spreekt over kiemen van verzet die hier en daar de kop opsteken. Er wordt gesaboteerd en gespioneerd, en de illegale pers is heel actief in het verspreiden van sluikblaadjes die het moreel van de bevolking opkrikken. Sluikpers, sabotage en spionage, daar heeft de burgemeester vermoedens over, maar dat ook in Lichtervelde een verzetshaard smeult, daar schrikt hij toch wel even van op. Omer noemt meteen paard en ruiter. Zijn broer Emiel is betrokken bij de werking van het Onafhankelijkheidsfront, het OF. Alfons Demauw, makelaar in verzekeringen, die contacten heeft met Roeselare en Brugge, en Cyriel Verstraete, loketbeambte bij de post, zijn in Lichtervelde begonnen met een beperkte werking. De wil en de overtuiging zijn er om de Duitse overheersing in te dammen. Zich weerbaar opstellen, daar komt het op aan. Over zijn persoonlijk aandeel zwijgt hij. Eugeen Callewaert heeft enige tijd nodig om de onthullingen te verwerken. Is er ook voor hem een taak weggelegd in het verzet? Hij wil daar nog eens over nadenken.

Waar de Beverenstraat aansluit op de Statiestraat worden de twee hoekhuizen bewoond door, aan de ene kant de familie Callewaert en aan de andere kant de familie Debaillie.  De overburen hebben gewoon vriendelijke relaties. De ongehuwde dochters Debaillie baten een bloeiende kruidenierswinkel uit en de vrijgezellen, Michel, Gabriël (6) en Arseen zitten in zaken. De familie is gastvrij en een geregeld weerkerende gast is pater Jozef Raskin, ooit missionaris in china en sinds 1934 missiepropagandist voor Scheut. In die functie heeft hij in Lichtervelde minstens een missieconferentie gegeven die veel mensen bijgebleven is.

Bij het begin van de bezetting duikt pater Raskin weer op in Lichtervelde Een missiedag of -avond in de omgeving is een gelegenheid om bij de familie Debailhe te overnachten. Zijn bezoeken gaan niet onopgemerkt voorbij, maar niemand stelt zich vragen. Er komen nog vreemde heren op bezoek bij de familie Debaillie, maar dat kunnen best zakenrelaties zijn. De veelvuldige bezoeken van dokter Debaeke zijn dan weer te verklaren door de ziekte van Michel, die aan een hartkwaal lijdt. Minder verklaarbaar is het gewijzigd levenspatroon van Arseen, die komt en gaat op dagen en uren die zijn gewoon programma doorbreken. Tot daar aan toe, maar die gecamoufleerde duivenkorf, achteraan op de bagagedrager van zijn fiets, is verdacht, wetende dat de duiven het hok niet mogen verlaten. Er wordt zelfs verteld dat in de korf een radiozender verborgen zit waarmee hij naar Engeland kan seinen. Het verveelt Eugeen Callewaert dat hij, ongewild, getuige is van het doen en laten van zijn buren, en het verveelt hem nog meer dat zijn personeel in de werkplaats het ook ziet. Fatsoenshalve spreken ze af erover te zwijgen, want het zijn echt hun zaken niet. Maar dat, spijt alle verbod, Arseen toch nog met duiven bezig is, weten ze met velen in Lichtervelde.

Mevrouw Callewaert is ziek en dokter Debaeke wordt ontboden. De diagnose is vlug gesteld, griep en een paar dagen de kamer houden. In de woonkamer wordt verder gepraat, weeral over de oorlog en de slechte tijd, over de 'zwarte' en de 'witte'. Wat bedoelt de dokter? De dokter windt er geen doekjes om: "Als er een Zwarte Brigade bestaat, moet er ook een Witte Brigade zijn. We mogen ons niet langer laten doen, we moeten in de tegenaanval. We zijn volop bezig met de uitbouw en de bewapening van de beweging. Alles in het grootste geheim, dat is duidelijk. Namen kan hij niet geven, later misschien, maar wees gerust, er wordt hard aan gewerkt." Binnen de kortste tijd krijgt Callewaert bevestiging van een pak vage vermoedens. Vermandele en Debaeke moeten er nog meer over weten. Bij een routine-bezoek aan de bank ziet hij gelegenheid met Omer te spreken. Hij zit in het salon dat doorgaans voorbehouden is voor belangrijke klanten en zaken. Omer bevestigt wat de dokter gezegd heeft. Eerlang zal daarover een vergadering belegd worden. Het Rode Kruis, afdeling Lichtervelde, richt een algemene ledenvergadering in op zaterdag 6 december 1941 in de zaal van de herberg 'De Posterij'. Het Rode Kruis wil onderzoeken op welke manier de oud-krijgsgevangenen en de nog in Duitse kampen verblijvende geïnterneerden moreel en materieel geholpen kunnen worden. De vergadering heeft plaats met instemming van de Duitse overheid. De burgemeester is uitgenodigd als ere-voorzitter van de vereniging en hij besluit, niet zonder argwaan, naar de bijeenkomst te gaan.

Tor zijn niet geringe verbazing stelt hij de aanwezigheid vast van een aantal bekenden die tot nu toe niets met het Rode Kruis te maken hebben gehad. Hij neemt plaats op de eerste rij met dokter Debaeke, Omer Vermandele, Emeric Deschepper, Alfons Demauw, Cyriel Verstraete,  Hector Bevernagie e.a.. Alfons Demauw heet de vele aanwezigen welkom en verheugt zich over de aanwezigheid van een groepje middenstanders, een aantal landbouwers en het post- en statiepersoneel dat zo talrijk opgekomen is. Hij stelt de spreker van de avond voor: de heer Marcel Vanderhaeghen uit Roeselare, ingenieur van opleiding, reserve-luitenant en nu handelaar in rookwaren. De vergadering is het er snel over eens dat er foto's van de koninklijke prinsen verkocht zullen worden ten voordele van het werk van de krijgsgevangenen. De Duitse overheid heeft geen bezwaren geformuleerd tegen de actie. De spieker vervolgt met een uiteenzetting over een nieuwe organisatie, opgericht in 's lands belang: het Hulp- en Inlichtingenbureau, kortweg het HIB. Hij blijft vaag, maar enkele aanwezigen knikken goedkeurend. We leven in een bezet land en de bevrijding moet voorbereid worden. De tegenstanders van het naziregime, en dat zijn wij allemaal, moeten zich organiseren in een ondergrondse beweging. De wegen zullen geëffend worden voor de bevrijders, wat inhoudt dat de Zwarte Brigade uitgeschakeld en de achterhoede van het Duitse leger geneutraliseerd moet worden, en dat alle verdachte Duitsgezinden opgepakt moeten worden, zodat het wettelijk gezag binnen de kortste tijd zijn taak weer kan opnemen. Het HIB, en de weerstand van Lichtervelde, opereren binnen het kader van het Belgisch Legioen, dat rekent op u allen. De spreker wordt bedankt met een beleefd applaus. Er is geen tijd meer om nog even na te kaarten want na het speruur mag niemand nog op straat. Dat is het dus: de weerstand, een trein die vertrekkensklaar staat. waar en wanneer moet men opstappen en waar en wanneer kan men er van af?

Natuurlijk wordt er achteraf nog nagepraat. Wie is die Marcel Vanderhaeghen die het zo goed zeggen kan? De huidige handelaar in rookwaren blijkt een dynamisch verzetsman te zijn die o.m. een zekere Raphaël Willekens kent, rijkswachter bij de brigade van Roeselare en schoonbroer van Alfons Demauw. Willekens zal Yanderhaeghen aan
demauw voorgesteld hebben. Vanderhaeghen heeft de belangrijke taak op zich genomen het Belgisch Legioen uit te bouwen in de streek van Roeselare, waarbij ookLichtervelde en Torhout behoren. Van de organisatie HIB is er verder geen sprake meer. Vanderhaeghen komt veelvuldig op bezoek bij Demauw, zo vaak dat de buren onder mekaar zeggen dat hij om moeilijkheden vraagt.

Eugeen Callewaert, nog altijd burgemeester, heeft een lang gesprrek met Demauw over de jongste 6 december 41'. Hij wil klaarheid en hij heeft pertinente aanmerkingen. Demauw bevestigt dat de Witte Brigade opererend binnen het Belgisch Legioen, officieel gesticht is. Het protocol met de doelstellingen, de rechten en de plichten, evenwel zonder data plaats of namen is getekend met een kruisje door Vermandele en Demauw. Alfons spreekt enthousiast en overtuigend. Een aantal secties zijn zich behoorlijk aan het organiseren. Als het nodig is moeten wij ons kunnen verdedigen, daarom zoeken wij naar wapens. We plegen geen aanslagen op personen, hoogstens een haalbare daad van sabotage: telefoon en spoorweg. Het Belgisch Legioen staat ter beschikking van de koning en van het land. De beweging steunt op absolute gehoorzaamheid, binnen de groep heerst militaire discipline. Het Legioen moet financieel onafhankelijk zijn, desnoods door middel van vrijwillige bijdragen. Lid worden van het Legioen is geen gunst maar een eer. De slagorde bevat geen namen, alleen codes, letters en cijfers. Lekken in de organisatie zijn uitgesloten en alle wapens zitten veilig geborgen. Als de aandachtig luisterende Callewaert opmerkt dat de vergadering van 6 december toch geen voorbeeld van omzichtigheid was moet Demauw toegeven dat ze inderdaad risico's genomen hebben, maar dat het mocht van de Duitsers, zo voelden zij zich degelijk ingedekt. Akkoord, zoveel volk samenbrengen in een openbare zaal, kan inderdaad niet meer. Een zwakkeling is voldoende om de hele groep in het ongeluk te storten.

Nonkel Pol ziet en spreekt veel mensen en heeft zin voor scherpe waarneming. Hij weet goed wat er in Lichtervelde aan de gang is, maar zwijgt in alle talen, tot op de dag dat zijn neef Eugeen de kaarten op tafel legt. Nonkel Pol schrikt helemaal niet van de vertrouwelijke mededelingen van Eugeen, en kan er zelfs nog een pak verhelderende details aan toe voegen. De duiven van Arseen Debaillie komen weer te berde, de opvallende bedrijvigheid van dokter Debaeke ontgaat niemand, zijn auto is vaak te zien aan huizen waar helemaal geen zieken zijn. De herbergen 'De Karpel', 't Oud Gemeentehuis' en 'De Burgersgilde' zijn pleisterplaatsen voor de jongere generatie die aan de tapkast haar afkeer voor de 'moffen' en de 'zwarten' niet verbergt. Buitenstaanders vinden het niet wijs maar denken nog niet direct aan weerstand ot verzet. Ze zijn jong en zeggen maar wat. Nonkel Pol situeert vrij nauwkeurig de secties en hun stamtafels. Het post- en statiepersoneehs te vinden in 't Oud Gemeentehuis', de jonge mannen van 'de platse' zitten in de Karpel' of 'De Burgerseilde' en de prominenten in alle drie de herbergen. Omer Vermandele, dokter Debaeke en Alfons Demauw trekken zich wel eens ongemerkt terug in de keuken van 'De Karpel en posteren zclJs een gelegenheidsswachter aan de deur om onbevoegden de toegang te ontzeggen.

Eugeen Callewaert vraagt zich af of hij bangelijk moet blijven wachten en het pionierswerk aan anderen overlaten. Na de oorlog wil hij zijn familie en zijn mensen nog in de ogen durven zien. Zelfstandig en in alle vrijheid beslist hij lid te worden van de weerstand. Hij brengt Omer Vermandele op de hoogte van zijn besluit maar stelt wel een paar voorwaarden. De organisatie moet veel discreter te werk gaan, zijn naam, zelfs niet in code, mag op geen enkele lijst, later misschien wel, als hij ooit burgemeester af mocht zijn. Een wapen zal hij niet gebruiken, dat ligt niet in zijn aard en hij is er niet voor opgeleid. Voor het overige mag de beweging rekenen op zijn materiële en morele steun. Het Geheime pact wordt gesloten met een handdruk en een schouderklop. Een zware last is van hem afgevallen.

De noodzakelijke discretie waarop hij zo gehamerd heeft, blijft helaas uit, want de ongeregelde recrutering gaat onverminderd voort. Op zekere dag wordt Gerard Debaillie, algemeen gekend als Engelsgezind, aangesproken door een paar leden van de Witte Brigade met de vraag of zij hem op de lijst mogen zetten. Verbaasd vraagt hij over welke lijst zij het hebben, hoewel hij het kan vermoeden. Ze hebben het over de ledenlijst van de Witte Brigade waarop al veel namen staan. Debaillie kan ze afschepen met de toezegging dat ze later eens mogen terugkeren. Ze zijn niet meer geweest. Op zulke contacten reageren Vermandele en Demauw geschrokken en woedend. Zij sporen nog eens aan tot de grootste voorzichtigheid en sluiten drastische maatregelen voor onbesuisd recruteren niet uit. Theophiel Colpaert klopt aan bij Adhemar Declercq van wie hij denkt dat hij bij de 'witte' is. Hij wil ook lid worden en komt vragen of Adhemar soms 'iets' kan doen voor hem. Declercq is weerstander maar heeft geen opdracht tot aanwerven en hij stuurt Fiel Colpaert onverrichter zake weg. Twee weken later komt dezelfde Colpaert vertellen dat hij al iemand gevonden heeft en dat het in orde is.

Postbode André Callewaert is een onversaagde Witte' van het eerstee uur. Destijds was hij op kleermakersstiel bij Leon Vandecaveye en leerde er zo de zoon Raphaël kennen, in wie hij een aannemelijke kandidaat voor het verzet ziet. Hij signaleert die naam aan Omer Vermandele die vader en moeder Vandecaveye kan overtuigen hun 17-jange zoon toelating te geven om lid te worden van het verzet. Van de inlijving van Raphaël zijn vijf mensen op de hoogte, en niemand schijnt zich te realiseren dat het er drie te veel zijn. Aan mogelijke lekken gaat men achteloos voorbij. Aloïs D'hoop gaat af en toe vissen met zijn neef, postbode Andre Callewaert. Tijdens die vispartijtjes valt het gesprek op de weerstand en Aloïs laat zich vlot overhalen lid te worden. Dat hij bovendien een wapen heeft is een pluspunt. Van de hele groep kent hij slechts zi,n neef. Zo hoort het maar gebeurt het te zelden. Na de inlijving moeten de nieuwe leden in de slagorde ingepast worden. Onvermijdelijk moeten ook namen doorgespeeld worden voor het opstellen van de lijsten, waarop ook vermeld de beschikbare bewapening. Hoe goed ze het ook bedoelen, het systeem is verre van waterdicht. In het voorjaar van 1942 telt de weerstand, naar raming, een 70-tal leden en is goed op weg het streefcijfer van 110 te halen.

Het nieuwe lid Eugeen Callewaert, kent zijn opdracht en wacht op instructies en bevelen. De relaties met de familie Debaillie zijn nauwer aangehaald en het onderwerp verzet is bespreekbare materie. Ze hebben het over de nationale en internationale toestand en de gebroeders Debaillie geloven rotsvast in een nakende bevrijding. Zo lang houden ze het nog wel vol. Arseen vertelt gereserveerd over zijn spionagewerk aan de kust, de geslaagde vlucht van een postduif met een belangrijke boodschap voor Engeland en over de tomeloze inzet van hun vriend de pater. Gabriël houdt zich wat op de achtergrond en lijkt meer geïnteresseerd in wapens. Hij kent mensen in Torhout die wapens willen verkopen en hij heeft ook een paar revolvers die hij kan afstaan voor het verzet.

De weerstand, in volle ontwikkeling, gaat onverdroten op zoek naar geweren en revolvers. De verplichte inleveringsronde van einde mei 1940 en die van een jaar later laten toe te veronderstellen dat Lichtervelde wapenvrij is, maar niets is minder waar. Veel gedemobihseerde militairen hadden, tegen alle verordeningen in, hun persoonlijk wapen naar huis meegebracht en het er oordeelkundig verstopt. Hoe krachtiger het verbod op wapenbezit doorgedreven werd, hoe meer men zich aan het wapen ging hechten. Het 'hebben' van een revolver of een geweer gaf een 'kick', het werkte als een drug, verslavend. Het werd ook nog een onhebbelijke gewoonte het wapen steeds op zak te hebben, het mee te nemen naar het werk of naar de ... kroeg, naar het voorbeeld van de tegenstanders van de Zwarte Brigade. Met de capitulatie van 28 mei 1940 werd een massa wapens zo maar gedumpt. Zwaar geschut en lichte wapens werden door de vluchtende soldaten gewoon achtergelaten. Geweren en revolvers waren overal te vinden, niet het minst in de droogstaande grachten waar ze aan het oog onttrokken waren. Het ging om niet-geregistreerde wapens, ongekend dus, die gespaard en bewaard konden worden met het oog op gebruik of mogelijke verkoop. Vraag naar en aanbod van wapens leidden tot het ontstaan van een geheime, maar drukke wapenmarkt. De weerstand smeekte erom en de verzamelaars hadden altijd wel iets aan te bieden, in grote of kleine hoeveelheid. Voor de verkochte wapens werden geen woekerprijzen gevraagd, want gevonden wapens waarborgden een belastingvrije nettoopbrengst. Zelfs defecte wapens konden na technische bijstelling weer in het circuit gebracht worden. Gebruikelijk was ook het ruilen van wapens en munitie door hen die over een zwaarder of lichter kaliber wilden beschikken. Over het mogelijk gebruik van die wapens was men het wel niet altijd eens. Verdedigend of aanvallend, dat was afhankelijk van de ingesteldheid van de bezitter en van de richtlijnen van de leiding van de beweging.

Dit soort duistere handel in wapens deed de verbeelding op hol slaan en tot op heden worden verhalen verteld waarvan niemand nog kan achterhalen hoe groot het aandeel waarheid of verbeelding is. Albert Becelaere uit Torhout, voor wie de zaak Lichtervelde geen geheimen heeft, meent te weten dat in de kelder van het gemeentehuis te Lichtervelde een partij wapens lag van onduidelijke herkomst. Ging het om ingezamelde wapens van voor of na de 18-dagen die vergeten, uit het oog verloren of moedwillig achterovergedrukt waren? Een klein aantal mensen zou ervan op de hoogte geweest zijn, o.m. dokter Debaeke, die de burgemeester onder druk zou hebben gezet om de sleutel van de kelder en de wapens vrij te geven, wat inderdaad gebeurd zou zijn. Niemand heeft dat verhaal kunnen of willen bevestigen. Verwart Albert Becelaere de kelder van het gemeentehuis met de zolder boven het podium van de zaal 'De Burgersgilde', waar volgens Etienne Deurinck, eveneens een hoeveelheid wapens voorradig geweest zou zijn. Deurinck weet nog te vertellen dat men vooral vreesde dat, in geval van bombardement, de wapens open en bloot zouden komen te liggen. Het bombardement van 1917 op dezelfde omgeving speelde nog in het achterhoofd. De vrouw van meester Coucke herinnert zich dat haar man op een dag, tussen de middag, thuis kwam van school en haar zei dat hij voor waar had oren vertellen dat Gerard Tanghe onlangs een pak wapens geleverd en erborgen had op de tuinderij van de familie Dewaele. Of genoemde opslagplaatsen ook werkelijk bestaan hebben is eerder onwaarschijnlijk. Heel aannemelijk is intussen wel dat Lichtervelde over een grote voorraad wapens beschikte die op tal van plaatsen verborgen zaten.

Van wat zich intussen afspeelt te Torhout en op de grens van Lichtervelde met Torhout en Ruddervoorde heeft Eugeen Callewaert geen weet. Daar opereert sinds kort een zekere abbé Kaumont. Hij is de zoon van een Duitse vader en een Waalse moeder en kapelaan op parochie van Lasne-Chapelle-St.-Lambert in Waals-Brabant. Op zijn parochie probeert hij de goede herder te zijn maar de kudde volgt hem niet. Hij is er gekend als een overtuigd Rexist, grote bewonderaar van De Grelle en hij kan zijn nazi-sympathie niet verbergen. Zijn bijna dagelijkse reizen naar Brussel zijn meer dan verdacht. De pastoor wantrouwt hem en de plaatselijke weerstand heeft ernstige redenen om te
veronderstellen dat hij voor de Gestapo werkt en optreedt als aalmeizenier voor het Waals legioen.

Het moet in het vroege voorjaar van 1942 geweest zijn dat hij voor de eerste keer van Brussel naar Lichtervelde afzakt, waar hij Gaston Maertens bezoekt, een kennis uit de mobilisatietijd. Het weerzien is hartelijk en Gaston voelt zich vereerd met het bezoek van zijn oud-aalmoezenier, die nochtans in alle talen zwijgt over zijn huidige functie en opdracht. De nacht kan hij doorbrengen bij onderpastoor Lanssens in de Koolskampstraat. Hij neemt wat brood, spek en aardappelen mee naar Brussel en belooft stellig nog eens terug te komen. Bij zijn tweede bezoek aan Lichtervelde kan Kaumont niet meer terecht bij Lanssens die zijn gedrag vreemd vindt en argwaan koestert. Kaumont gaat dan maar logeren in de herberg 'De Gouden Osse'. De bezoeken aan Lichtervelde herhalen zich en zijn nooit onopvallend. Maria Cool, de waardin van 'De Gouden Osse' vindt het raar dat die pastoor nooit mis doet, dat zijn kruin niet geschoren is en dat hij nooit het brevier-gebed leest, maar pastoor De Beir stelt haar gerust: een priester met vakantie heeft geen verplichtingen. De jonge meisjes uit de buurt zijn niet gesteld op de avances van die Brusselse mooiprater en het ontgaat de waardinnen uit de buurtherbergen niet dat zijn drankverbruik groter dan normaal is. Bij elk bezoek neemt het wantrouwen toe. Het 'pastertje' is er meer gevreesd dan geliefd.

Toch weet Kaumont zijn rol van infiltrant voortreffelijk te spelen. Hij slaagt erin kennis te maken met commandant van de Walle, met Theophiel Pannecoucke en met Albert Becelaere die toch enigszins achterdochtig vaststelt dat bruine schoenen en uitstekende broekspijpen niet passen bij de zwarte soutane van een priester. Brood en spek zijn het voorwendsel, informatie en wapens de echte reden voor zijn bezoeken. Hij beweert wapens te zoeken voor een Brusselse weerstandsbeweging. Wie kan het weigeren die aardige man te helpen?

In dezelfde tijd en op dezelfde plaats werken reserve-luitenant Vanderhaeghen, commandant van de Walle, Jozef Vandermeersch en Jeroom Dewachter aan de uitbouw van een stevige weerstandskern. De bosrijke omgeving van het grensgebied Torhout-Lichterveide-Ruddervoorde, verweg van stads- of dorpskern lijkt een uitgelezen oord om er ongemerkt verzet te organiseren. De recrutenng van manschappen kan geen grote problemen stellen, het kan rustig aan gebeuren, en er zijn in de omgeving ook wapens beschikbaar. De gebroeders Packet, Gaston Maertens en Theophiel Pannecoucke kennen de markt en kunnen bezorgen wat nodig is.

DE KLOPJACHTEN

Sinds zijn afzetting als burgemeester, op 20 maart 1942, heeft Eugeen Callewaert de tijd om een boodschap te doen, met de kaarten, de zegeltjes en de bonnetjes die erbij horen. Het winkelbezoek aan de kruidenierszaak van Debaillie stelt hem in de gelegenheid, geregeld en onopvallend, de gebroeders Debaillie te spreken. De gesprekken zijn vertrouwelijk, ze zitten duidelijk op dezelfde lijn. Gabriël herhaalt dat hij een adres kent in Torhout: de gebroeders Packet op de wijk 'De Schavelaar', waar je vlot aan wapens kan geraken, en dat hij nog een paar revolvers heeft die hij kan missen. Eugeen kan ze gerust meenemen Zijn belofte tot materiële hulp indachtig, gaat Eugeen op het aanbod in, als blijk van betrouwbaarheid en een bescheiden vorm van dienstbaarheid.

Van de vrijgekomen tijd maakt hij ook gebruik om wat uitgestelde bezoeken af te leggen, op de eerste plaats aan Emeric Maenhout, zijn oud-schepen, die ernstig ziek is. De zieke fluistert, nauwelijks hoorbaar: "Dokter Debaeke is hier geweest, ik heb hem gezegd dat hij voor mij niet meer moet komen maar dat hij moet vluchten, ze gaan hem pakken, hij is veel te onvoorzichtig." De volgende dag gaat Eugeen op consultatie bij dokter Debaeke. Hij moet rugpijn voorwenden om zijn aanwezigheid in de wachtkamer te verantwoorden. Er vallen harde woorden. Louis schrikt en geeft toe dat hij weet waar wapens te vinden zijn, maar hij is altijd op ziekenbezoek en niemand kan hem iets ten laste leggen, laat staan iets bewijzen. De mensen die uitgenodigd zijn voor de geheime vergaderingen in zijn farmacie komen gewoon op consultatie, meer niet. Dokter Debaeke is overmoedig en ontembaar. Hij belooft toch voorzichtiger te zijn maar van vluchten is geen sprake.

Op 25 april sterft nonkel Pol. De familie Callewaert-Boone is in diepe rouw. Hij was verknocht aan de zaak en het gezin. Zijn plaats in het huis is leeg. Eugeen mist de man met wie hij zoveel belangrijke dingen kon bespreken. Hij is zijn klankbord kwijt.

Robert Verstraete, zoon van Cyriel, heeft middelbaar onderwijs gevolgd aan het atheneum te Brugge, is drie maanden krijgsgevangene geweest en werkt bij gelegenheid op de ravitaillering te Lichtervelde. Op zaterdag volgt hij lessen 'Bestuurlijk Recht' te Brugge, waar hij nog goede contacten onderhoudt met zijn oud-leraar Antoon De Saedeleer. Verstraete weet echter niet dat De Saedeleer sinds jaren voor de Duitse Abwehr werkt. Hij signaleert Verstraete aan de GFP als anglofiel, en die krijgt een uitnodiging voor een gesprek met de GFP te Brugge. Op zaterdag 16 mei 1942, enkele dagen vóór het gesprek plaats zal hebben, wacht hij in het station van Lichtervelde op de trein voor Brugge. Tussen het volk ziet hij twee Feldgendarmen in het gezelschap van schepen Vanlerberghe, denkt dat ze hem nu al komen opzoeken, gaat zich spontaan voorstellen en legt ze de zaak uit. Ze verzoeken hem nu maar meteen mee te rijden naar Brugge. Maanden later wordt Robert Verstraete veroordeeld tot zes jaar tuchthuis die hij niet zal overleven. Hiï is van ontbering gestorven in de gevangenis van Sonnenburg. Was 20 maart 1942 een zwarte vrijdag voor secretaris Ramboer, dan was 16 mei 1942 zeker een zwarte zaterdag voor schepen Vanlerberghe Hij heeft het zeer moeilijk gehad om zijn onschuld in die zaak te bewijzen.

Omer Vermandele nodigt enkele getrouwen uit voor een crisisvergadering in 'De Karpel' .Het is zaterdagavond en herbergbezoek zal onopvallend verlopen. Hij wil meer informatie over Robert Verstraete. Vader Cyriel stelt de aanwezigen gerust. Robert is binnen voor een verhoor, hij zal niet lang wegblijven. Een paar dagen later wordt vernomen dat brieven en bezoek verboden zijn.

De Casets hebben mare gedaan dat er nog wat boter en eieren klaar liggen. Eugeen wil er een flinke wandeling van maken. Wie ziet hij in druk gesprek langs de Astridlaan? Jozef Vankeirsbilck, Gabriël Dewaele en dokter Debaeke. Geërgerd maakt hij een omweg via de Neerstraat. Hij wil niet geconfronteerd worden met zoveel roekeloosheid. Moeder Caset informeert naar nieuws van 'de platse' . Er is geen nieuws. En Robert Verstraete, is dat waar? Ja, het is waar, maar Cyriel zegt dat hij een dezer dagen weer thuis zal zijn. Als de burgemeester wil vluchten kunnen de Casets hem helpen. Zij hebben familie in Frankrijk, daar kan hij altijd terecht. De burgemeester dankt voor de attentie en bergt beleefdheidshalve het kaartje met de adressen in zijn portefeuille. Vriend Vermandele heeft, van een andere kant, gelijkaardige voorstellen gekregen. Hij kan ook weg naar Frankrijk, direct als het moet.

Er is toch nieuws. Maurits Godderis, sinds 1931 in Lichtervelde gevestigd, uurwerkmaker en deskundig imker, wordt de opvolger van Eugeen Callewaert als burgemeester van Lichtervelde. Hij is benoemd op 3 juni 1942 en tien dagen later zit hij voor het eerst het college voor. Octaaf Vanlerberghe wordt eerste schepen en Maurits Vandernaegne die twee maanden waarnemend burgemeester was, zet een stap terug en wordt tweede schepen. Officieel is Godderis noch lid van 'De Zwaan' noch van 'De Burgersgilde', maar hij is wel VNV'er. Zijn benoeming moet doorgaan als een neutrale keuze die de objectiviteit en de geloof waardigheid van de overheid onderstreept. Godderis heeft lef en ambitie, en enige grootspraak is hem niet vreemd. Zijn heilige bewondering voor De Nieuwe Orde is alom gekend.

Er ontstaat paniek op de post te Lichtervelde. Albert Craeynest, postbode en bedrijvig verzetsman, polst zijn collega Emeric Ramboer, van wie hij de politieke gezindheid onvoldoende kent, voor toetreding tot de weerstand en geeft hem als referentie nog enkele namen van leden, in de hoop hem op die manier te overtuigen. Emeric Ramboer, die zoekt zich sociaal te affirmeren, is echter al enige tijd lid van het VNV, naar het voorbeeld van schepen Vanderhaeghe, bij wie hij wel eens een karweitje gaat doen. Benieuwd naar de mening van Vanderhaeghe vertelt hij hem het voorstel dat Craeynest hem gedaan heeft, met de namen erbij. Binnen hetzelfde tijdsbestek zegt Craeynest aan André Callewaert, collega postbode, weerstander en infiltrant in het VNV, dat hij Ramboer bevraagd heeft voor de Witte Brigade, waarop Callewaert boos antwoordt dat Ramboer een 'zwarte' is en dat Craeynest hem onmiddellijk moet verplichten over die zaak te zwijgen. Craeynest zal zijn fout herstellen en vraagt Ramboer het voorstel te vergeten. Zich blijkbaar van geen kwaad bewust zegt Ramboer dat hij alles al verteld heeft aan Vanderhaeghe die op zijn beurt de Kommandantur verwittigd heeft. Albert Craeynest en André Callewaert, wachtend op de reactie van de Kommandantur, brengen enkele bange dagen door. De gevreesde reactie blijft uit en de onrust ebt weg. Indien de Kommandantur echt die inlichtingen gekregen heeft, dan is het onvoorstelbaar dat ze niet gereageerd zou hebben. Met vrij grote zekerheid kan gesteld dat die inlichtingen er nooit geweest zijn. De rol van Vanderhaeghe was niet meer dan het onhandig opsteken van een waarschuwende vinger. Of lag de onhandigheid op de eerste plaats bij Emeric Ramboer zelf, die, al met al, een kloterig verhaal opgedist heeft, om zijn collega's op stang te jagen?

Op zaterdag 25 juli 1942, om negen uur, heeft Gaston Maertens een afspraak met abbé Kaumont in het café 'Au Bassin' te Torhout, het ouderlijk huis van Theophiel Pannecoucke. Een vriend van Kaumont wil een revolver kopen van Gaston. De verkoper begeeft zich op dag en uur naar de afgesproken plaats en loopt de abbé en zijn vriend tegen het lijf op enkele meters afstand van het café. Het bestelde wapen wordt overhandigd op straat, binnen zal gekeurd en betaald worden. Twee verdekt opgestelde Feldgendarmen verlaten prompt hun schuilplaats, gaan op het gezelschap af, slaan Gaston in de boeien en leiden hem binnen in het café, waar de Gestapo hem opwacht. Midden in de gelagzaal zit Pannecoucke geboeid op een stoel. Hij is zoals elke ochtend, tijdens de schafttijd van negen uur, even naar huis gekomen om te ontbijten. Gaston moet naast hem gaan zitten. Uit zijn zakken wordt nog een revolver opgediept. In het schuurtje op de binnenplaats van het pand moet hij de bergplaats van wapens aanduiden, maar er wordt niets ontdekt. Zowel Fiel als Gaston houden staande dat er geen wapens in huis zijn, en verder zoeken ze niet, twee stuks volstaan. De heren noteren heel nauwkeurig alle bevindingen. Odette, de elfjarige dochter van Fiel Pannecoucke mag brood brengen voor de gevangenen. Hapje bij hapje moet ze het in hun mond steken en zij krijgen nog wat lauwe slappe koffie om te spoelen.

De twee mannen worden in een voorgereden auto geduwd die vertrekt in de richting van de Markt, via de Zuidstraat. Een menigte, onder wie Albert Becelaere, op afstand gehouden door een sectie van de Feldgendarmerie, is getuige van de spectaculaire aanhouding. Dezelfde dag worden ook nog Sebastiaan Willaert, Oscar Rogge en Oscar Vandenbussche opgepakt, allen tewerkgesteld in de garage Verplancke. Willaert verwacht die dag een partij wapens, maar de leverancier ruikt onraad en dumpt zijn wapens in een poel. Ten huize van Gaston Maertens wordt die dag nog een huiszoeking verricht. Herminie Crombez, zijn vrouw, kan tijdig vluchten en of er iets gevonden is blijft in het ongewisse.

Het gerucht over de aanhoudingen in Torhout, die alles weg hadden van een echte razzia, wordt in Lichtervelde druk besproken, al bestaat er nog enige twijfel over de betrokken namen. Omdat het Margriete-zondag en kermis is gaat Eugeen Callewaert vóór de middag nog even naar 'De Karpel' en 'De Burgersgilde' . Hij is enigszins opgelucht als hij verneemt dat er geen Packets bij zijn. Alle opgepakten blijken mannen te zijn die te Torhout in de garage Verplancke werken, en dat heeft dus met Lichtervelde niets te zien. Wanneer iemand toch meent te weten dat Gaston Maertens en dokter Debaeke mekaar wel kennen slaat de stemming om en daar kunnen de zon en de foororgels niets aan veranderen.

Op woensdag 29 juli 1942 doet het gerucht de ronde dat André Denolf en zijn vrouw Emmerence Verpoot, Remi Vanneste en Alois Maes aangehouden zijn. Julien Vanparys was op het hof van Vanneste en heeft het zien gebeuren. André Denolf had beloofd diezelfde dag een kistje granaten af te zetten bij Adhemar Declercq, die zich uiteraard meer dan ongerust maakte over de aanhouding van André. Eugeen Callewaert zoekt verband tussen de aanhoudingen van afgelopen zaterdag en die van vandaag. Dokter Debaeke kende èn Gaston Maerten en André Denolf, die twee kunnen dus mekaar ook kennen. Michel Debaillie, zeer gehecht aan zijn huisdokter, maakt zich zorgen en gaat dokter Delbaeke waarschuwen.

Op maandag 3 augustus 1942 wordt dokter Debaeke thuis aangehouden. De Gestapo neemt een revolver mee die verborgen zit onder een hoop tuinafval. Wat het hele dorp al weken voorspelt, komt vandaag uit. Zijn aanhouding wekt meer beroering dan verrassing. Aan enkele van zijn patiënten heeft hij woordelijk gezegd: "Zoek maar een andere dokter, volgende week zal ik er niet meer zijn." Maurits Samyn, knecht op de hoeve van Vanneste, Octaaf Demuynck en Arthur Gruyaert worden ook dezelfde dag aangehouden. Drie nieuwe namen en drie nieuwe verrassingen, drie mensen die nooit in de kijker hebben gelopen. Naar Gentiel Priem wordt vruchteloos gezocht. Hij is een niet onbesproken figuur van wie alles verwacht kan worden. Bij een overval op een hoeve te Koolskamp in januari 1944 zal Priem met zijn bendeleden door Belgische rijkswachters neergeschoten worden.

Eugeen Callewaert, en hij niet alleen, is meer dan verontrust en waagt het Omer Vermandele op te bellen. Die maant hem aan tot kalmte en is er zeker van dat de kameraden zullen zwijgen. Trouwens, er zijn ook helemaal geen bewijzen. Na de ondervraging, morgen of overmorgen, zijn ze weer thuis. De hoorn ligt amper neer of zijn vrouw komt hem vertellen dat Michel Debaillie overleden is. De aanhouding van zijn vriend Debaeke is hem fataal geworden.

Op zaterdag 8 augustus 1942 wordt Michel Debaillie onder grote volkstoeloop ten grave gedragen. Wanneer de familie het kerkhof verlaat, informeren twee heren naar Arseen Debaillie die zich, van geen kwaad bewust, gaat voorstellen als de gezochte. Hij moet de twee heren volgen. Daags tevoren nog heeft hij met Gabriël de rust van de Ijzervlakte opgezocht om te bezinnen over vluchten of blijven. Het besluit was: blijven. Van Arseen heeft de familie nooit iets meer vernomen, behalve het bericht van zijn terechtstelling na de oorlog.

Op woensdag 19 augustus 1942 landen Canadese en Britse troepen op de kust van het Noord-Franse Dieppe. De hoop op een spoedige en algemene doorbraak laait op. Voor Lichtervelde komt de invasie net op tijd. Om twaalf uur roept zender Brussel om dat de aanval glansrijk afgeslagen is dat alle Canadezen en Britten of gesneuveld of gevangen zijn. De ontgoocheling is groot, Dieppe is een verloren slag.

Marcel Vanderhaeghen te Roeselare, Albert Becelaere en commandant van de Walle te Torhout zijn aangehouden op maandag 24 augus is 1942. Te Lichtervelde wordt tevens de aanhouding bevestigd van Torhoutenaar Egide Strubbe op 29 juli 11. De Lichterveldse weerstand is nog niet van zijn emoties bekomen als de volgende dag, 25 gustus, Albert Craeynest gevankelijk wordt weggeleid.

De gebeurtenissen van de laatste dagen hebben zowel torhout als Lichtervelde diep geschokt en ook te Roeselare is de aanhouding van Marcel Vanderhaeghen het onderwerp van vele gesprekken. Vruchteloos wordt gezocht naar de weg of het patroon dat gevolgd wordt in de serie aanhoudingen. In Torhout weet men dat Kaumont betrokken is bij de aanhouding van Maertens en Pannecoucke. Wat weet en wat doet Kaumont nog? Welke namen heeft hij nog doorgegeven aan de Gestapo? Sinds de aanhouding van Maertens en Pannecoucke heeft hii zlch evenwel niet meer laten zien in de streek. Niemand durft hardop zeggen wat hij denkt of vreest doen alsof er niets aan de hand is, de kop in 't zand steken en hopen dat ze zullen zwijgen. "We geloofden nog altijd " zegt Albert Becelaere, zoveel jaren later, "dat die Duitse dommekl... nooit iets zouden weten of vinden." Vluchten betekende schuld bekennen en de familie in gevaar brengen.

Drie weken lang is het stil in Lichtervelde. Met de gevangenen is geen contact mogelijk. De Kommandantur meent te weten dat ze allemaal in Gent verblijven voor het onderzoek. Omdat er echt niets meer gebeurt wagen de optimisten een gok: "We gaan dat zien, met Lichtervelde-kermis, einde september, zijn ze allemaal weer thuis." De herstelde rust van begin september blijkt echter de stilte voor de storm, want op vrijdag 18 september 1942, om negen uur arriveert de Gestapo op het gemeentehuis te Lichtervelde. Na een kort onderhoud met burgemeester Goddens begeven ze zich naar de dienst ravitaillering waar ze Georges Baert vanachter zijn bureau halen. Thuis doorzoeken ze zijn kamer maar vinden er niets verdachts. Collega André Desloovere, mj wie de oorlogsgruwelen nog heel vers in het geheugen liggen, is getuige van de arrestatie. De schrik slaat hem om het hart en hij gaat zich voor de rest van de dag verbergen in de stallingen van het gemeentehuis. Het Gestapo-autootje, het 'POLTJE', naar de kenletters op de autoplaat - POL staat voor POLIZEI - wordt gesignaleerd in zowat alle straten van Lichtervelde. Een klein leegstaand huisje ter Statiestraat, rechtover het klooster, doet dienst als verzamelplaats. Alle aangehoudenen worden daar in eerste fase ondergebracht en staan onder bewaking van gewapende militairen. Vandaar worden ze, alleen ot per twee, overgebracht naar de stedelijke gevangenis van Roeselare.

Het is al over zessen. De Gestapo-bedrijvigheid valt stil, het huisje in de Statiestraat staat weer leeg. Van links en rechts sijpelt informatie door, zodat alle namen van de opgepakten gekend raken: Georges Baert, Omer Vermandele, Theophiel Colpaert, Leon Baert, Gabriël Dewaele, Jules Hoorne, Odiel Moyaert, Georges Vanwalleghem. Vijf anderen zijn op de vlucht: Emiel Moyaert, andré Callewaert, Emeric Deschepper, Alfons Demauw en Jozef Vankerisbilck. Laat op de avond wordt vernomen dat Hilaire De Meyer van 'De Voerman' ook weggevoerd is naar Roeselare. De Gestapo is tot drie keer toe teruggekeerd omdat Hilaire telkens niet thuis was. Het commentaar van de burgemeester beperkt zich tot: alle gevangenen zijn naar Roeselare overgebracht voor ondervraging.  

De Gestapo, hoofdzakelijk vlamingen, blijft overnachten in de herberg 'De Posterij', daar waar negen maanden vroeger de steunactie voor krijgsgevangen en nog andere zaken, onder het mom van een vergadering van het rode Kruis, besproken werden. Burgemeester Godderis heeft de waardin op het hart gedrukt dat het 'in orde' moet zijn en dat hij zeker geen klachten wil. Zij verlangen een degelijk avondmaal en een stevig ontbijt en voor morgenmiddag zal hij nog afspreken. Over brood- en vleeszegeltjes hoeft zij zich geen zorgen te maken, hij zal dat wel regelen. Urbain Maertens, de waard van 'De Posterij', kent alle namen van de mensen die op 6 december 1941 op de bewuste vergadering aanwezig waren. Wie er toen bij was, is vandaag opgepakt, gevlucht, of komt misschien morgen aan de beurt. Hij vreest dat het vermoeden van medewerking aan de kwestieuze bijeenkomst nare gevolgen kan hebben en treft alle voorbereidselen voor een mogelijke vlucht.

Vier jaar later, wanneer Godderis voor de rechtbank moet verschijnen wegens collaboratie, verwijst hij in zijn verweerschrift naar dit feit. Volgens Godderis was de Gestapo op 18 september 1942, de eerste dag van de massa-aanhoudingen, al op de hoogte van de stichtingsvergadering van 6 december 1941. Op de vraag van de Gestapo of Urbain Maertens daar ook iets mee te maken had, zou Godderis toen, naar eigen zeggen, ontkennend geantwoord hebben. Heeft Godderis dat verhaal ten ontlaste achteraf verzonnen of werd hem echt die vraag gesteld? Wat er ook van zij, het kort verblijf van de Gestapo in het huis van Maertens heeft hem enkele vrienden gekost. Gelukkig voor hem wist de Gestapo niet dat hij enkele dagen eerder onderdak verleend had aan een familie vertwijfelde joden. In dezelfde bedden waar ook de Gestapo gebruik van maakte.

Eugeen Callewaert weet dat de Gestapo nog niet weg is en beseft ten volle dat het net aangehaald is. Met zijn vrouw overloopt hij alle namen van gevangenen om ze nog eens in te passen in de organisatie maar het lukt hem niet helemaal. Hij kan er geen peil op trekken. De ontdekking van twee geweren bij Jules Hoorne is zeker een bezwarend teil. Buren hebben van achter het gordijn gezien hoe de wapens in de koffer van de auto gelegd werden. Vrouw Callewaert haalt de adressen te voorschijn die ze van de familie Caset gekregen hebben. Er volgt een vinnige gedachtenwisseling. Eugeen heeft geen wapens en zijn medewerking aan de Witte Brigade is geheim. Hij was op de vergadering van het Rode Kruis als ere-voorzitter meer niet. Zij kunnen hem van niets beschuldigen Als hij gaat onderduiken wordt heel zijn kennissenkring verdacht, of erger nog. Hij verbrandt het papiertic met de bezwarende adressen. Solidariteit verbiedt hem te vluchten, een burgemeester op de vlucht, hij kan het zich niet voorstellen.  

Het gevaar is inderdaad nog niet geweken. Op zaterdag 19 sseptember, tegen de middag, stopt een auto voor de deur. Marcel Van Roose stapt uit, gevolgd door een andere man, met de deukhoed van de Chicago-gangsters anno   1930. Zij gaan de winkel binnen en vragen naar Callewaert. Na een vluchtige en totaal overbodige identiteitscontrole zeggen ze hem dat hij moet meekomen voor een ondervraging. Voor een verhoor is geen aanhoudingsbevel nodig. Hij wordt buitengeleid en naar de wachtende auto gebracht. Hij mag afscheid nemen van zijn wenende vrouw, van zijn dochter Monique die elk ogenblik thuis kan komen van school, niet.

Op de hoek, voor de winkel van Pieter Claerbout, staat volk. Hij wil de meevoelende nieuwsgierigen groeten. Hij wuift met de hand en voelt tegelijk zijn knieën knikken. Alles wordt hem zwart voor de ogen, hij hoort of ziet niemand of niets meer. Van Roose duwt hem met geweld in de auto. De rit is kort, 100 m ver, tot aan het huisje in de Statiestraat. Een Duits soldaat die probeert vriendelijk te zijn, staat in voor de bewaking. De gapende jongens en meisjes die van school komen moet hij wel wegjagen. Dochter Monique is het huisje achteloos voorbijgegaan. Urbain Delarue wordt binnengebracht, hij zegt dat hij 15 jaar oud is en dat ze zijn schoonbroer, Maurits Desloovere, zoeken. De jongen is doodsbang en snikt. De soldaat heeft medelijden met de knaap en zegt dat hij zeker weer naar huis mag als ze zijn schoonbroer gevonden hebben. De jongen gelooft hem.

Dezelfde Marcel Van Roose identificeert Raphaël Vandecaveye in de Statiestraat wanneer hij van zijn werk komt en naar huis gaat om te eten. Van Roose gebiedt hem mee te gaan, naar het huisje, bij de anderen. Gerard Tanghe, die al op weg geweest is om onder te duiken, houdt zich thuis ter beschikking. Op de piano is hij 'It's a long way to Tipperary' aan het spelen als de Gestapo binnenvalt. Meekomen, verhoor! Aloïs D'hoop is die zaterdag aan het werk op het veld en moet ook mee. Aloïs is vrij gerust in de zaak. Zijn wapen zit onvindbaar verborgen en André Callewaert, de enige die weet dat hij bij de weerstand is, is gisteren al ondergedoken. Na de middag komt Jeroom Duynslaeger het gezelschap vervoegen. Ze hebben voluit gelegenheid met mekaar te spreken. De eerste reactie is er een van absolute verbazing. Ze kennen mekaar heel goed van uit het openbare leven, maar niet van uit het ondergrondse. De jonge mannen zijn niet bepaald aangeslagen, ze weten echt niet waarom ze gepakt zijn en laten ook niet blijken ergens vanaf te weten. Wapens zijn niet ontdekt, er is amper naar gevraagd of gezocht. De verloofde van Aloïs slaagt er zelfs in nog eens goeie dag te komen zeggen aan haar jongen. Ze heeft een pak boterhammen bij met vlees. Ze kan maar heel kort blijven, maar toch lang genoeg om te zeggen dat buurman Michel Cloet weggelopen is.

In de late middag worden D'hoop, Duynslaeger en Callewaert overgebracht naar Roeselare. In de auto luisteren zij naar het gesprek tussen chauffeur en begeleider: Henri Beernaert en Marcel Handzaeme zijn niet gevonden en Adelson Delanoye is uitgenodigd voor 's avonds, na zijn werk. In Beveren zien ze Maurits Desloovere met de fiets van het werk komen, wat Alois D'hoop doet zeggen dat 'Sloovere' zal verschieten als hij thuiskomt. Jeroom en Aloïs worden in Roeselare in de cel gestopt maar Eugeen moet onmiddellijk doorreizen naar Gent. Later op de avond worden Desloovere, Tanghe en Vandecaveye eveneens in Roeselare afgezet. Urbain Delarue mag in de late avond weer naar huis. Die soldaat had dus toch gelijk. Adelson Delanoye krijgt die zaterdag twee keer bezoek van de Feldgendarmerie maar telkens is hij niet thuis. Zijn moeder wordt verzocht hem te zeggen dat hij zich de volgende dag, een zondag, moet melden op het gemeentehuis, wat hij ook doet. Via het gemeentehuis van Lichtervelde belandt Adelson in de cel te Roeselare.

De dag van de aanhouding van Eugeen Callewaert worden winkelen woonhuis van de familie Callewaert door de Duitsers opgevorderd. Mevrouw Callewaert en haar vijf kinderen moeten eruit. Met het hoogstnodige onder de arm worden zij opgevangen door de families Tanghe en Vanderper. Voor de familie Callewaert zijn Van Roose en Godderis de kop van jut. Van Roose om zijn schaamteloze betrokkenheid bij de aanhouding en Godderis omdat hij niets gedaan heeft om de uitdrijving te beletten.

Of Van Roose, Vanlerberghe, Godderis e.a. meegewerkt hebben aan de aanhoudingen op basis van vrijwilligheid, dan wel opgevorderd werden zal niemand meer kunnen achterhalen noch bewijzen. Hoe dan ook, vrijwillig of opgevorderd, hun manier van assisteren bij de arrestaties was een kaakslag voor de getroffenen. Aan de zijde van de Gestapo deden zij dubbel stoer tot grote ergernis van hen met wie ze te doen nadden. Opvallend is de niet-betrokkenheid van de lokale commissaris en veldwachters bij de aanhoudingen van juli, augustus, september en later.

Hebben Godderis en consoorten hun de hand boven het hoofd willen houden en zelf de hete kastanjes uit het vuur gehaald, omwille van enkele goede punten bij hun broodheren? Of had de Gestapo geen vertrouwen in de plaatselijke politie? Alleen commissaris Wyffels was, op bevel nemen we aan, onrechtstreeks betrokken bij de aanhouding van Gaston Couvreur. Wyffels moest Couvreur uitnodigen voor een 'gesprek' op het gemeentehuis en de autoritaire, brutale toon die hij daarbij aansloeg is moeder Couvreur nooit meer vergeten.

IN DE CEL

Vanwege staatsgevaarlijk worden zowel Omer Vermandele als Eugeen Callewaert rechtstreeks naar de gevangenis 'De Nieuwe Wandeling' te Gent overgebracht. De formaliteiten bij aankomst in de gevangenis zijn Eugeen Callewaert volkomen vreemd. Hij bevestigt zijn identiteit, ondergaat het lijfonderzoek, levert zijn bezittingen in en tekent voor afgifte. Een cipier brengt hem naar zijn cel. De gevangeniscel waarin dieven en moordenaars levenslang opgesloten zitten. Hij huivert. De celdeur knarst open, een man zit op een krukje, het hoofd in de handen. Hij kijkt even op en laat het hoofd weer zakken. Hij zegt eerst niets, dan toch iets: "Ge zijt twee uur te laat voor het avondeten." Het wordt donker in de cel en boven de deur gaat een klein lampje branden. Het bed boven is vrij, Eugeen ontvouwt de enige deken en strekt zich uit op de strozak. De gebeurtenissen van de dag flitsen door zijn hoofd, zijn vrouw en zijn kinderen - als ze zijn vrouw maar ongemoeid laten - zijn mensen in de werkplaats, het volk op straat, zijn vrienden en zijn tegenstanders. Hij wil delen in het optimisme van Jeroom en Aloïs: voor een paar dagen, voor een verhoor. Hij weet wel beter dan die jongelui.

's Anderendaags is het zondag, zonder kerk, zonder mis, alleen de beklemmende stilte van de cel en het rumoer in de gangen. Zijn celgenoot zegt hem dat ze mensen slaan tot ze bekennen en dat ze straks eens buiten mogen om te luchten. Tijdens de wandeling op maandag ziet hij Octaaf Demuynck en Remi Vanneste. De groep wandelt rondjes, als eenden achter mekaar. Tegen de avond wordt een derde man in hun cel gestopt. Zijn kin is bebloed en zijn tanden zijn uitgeslagen. Hij spreekt heel moeizaam: "Die sm. ..". Ze komen overeen het bed met hem te delen: hij mag beneden slapen, zij afwisselend boven en op de vloer. De volgende dagen gebeurt er niets, behalve slapen, luchten en eten. Eerst krijgt hij eten en heeft hij geen honger, nu krijgt hij honger maar het eten is smakeloos en onvoldoende. De cipier vraagt, heel vertrouwelijk, of hij zit om te stelen of te smokkelen? Neen, geen van beide. Spionage of sabotage dan ... ? Ook dat niet.

Voor, tijdens of na de wandeling hebben alle aanwezige Lichterveldenaars mekaar gezien. Spreken is streng verboden maar een naam kan in het voorbijgaan wel gefluisterd worden. Van de aangehoudenen van 18 en 19 september is nog niemand in Gent aangekomen. Die zullen naar huis zijn of elders zitten, misschien in Brugge, of nog in Roeslare. In de gang naar het stortbad herkent hij de luitenant die de vergadering leidde in 'De Posterij'.

De anderen zijn echter niet naar huis. Zij wachten voorlopig in de gevangenis van Roeselare waar het regime vrij soepel is. Er is gelegenheid tot bezoek en de familie mag eten meebrengen, van het beste dan nog, omdat ze gevangen zitten. De bewaking is toevertrouwd aan oudere Wehrmachtsoldaten die veel toelaten of door de vingers zien.  De vraag die zich na enkele dagen stelt is niet: hoe en wanneer gaan we naar huis? Gewoon naar huis gaan, dat is het. Albert Craeynest en Albert Becelaere hadden het al eerder gekund toen ze einde augustus te voet naar het station van Roeselare moesten onder bewaking van een soldaat, met het geweer aan de riem. Ze werden nagestaard door een menigte winkelende wandelaars en genoten van de belangstelling. Albert Craeynest was met de linkerhand geboeid aan de rechterhand van Albert Becelaere. Het zou volstaan hebben de soldaat te doen struikelen en een voet in zijn gezicht te zetten om te kunnen ontsnappen in de drukte van de Roeselaarse stationsbuurt. Ze hebben het niet gedaan omdat ze, zo dachten ze, toch maar even naar Gent moesten voor een verhoor. Niet langer dan voor een paar dagen...

De week voor Lichtervelde-kermis zitten ze nog met z'n dertienen in de gevangenis te Roeselare: twaalf cellen naast elkaar en in een dertiende, wat afgezonderd, Aloïs D'hoop. Het moreel van de mannen is uitstekend. Ze maken grappen, lachen en zingen:

"Lichtervelde, o roemvolle stede
de beste van uw mannen nam men mede

We zaten eens onschuldig in den bak
Goddank nu zijn we vrij en op ons gemak
."

De bewaarde teksten zijn van de hand van Gerard Tanghe, maar de melodie kan niemand zich meer herinneren. Op zondag 26 september, kermis-zondag, is Otto gelast met de bewaking van de gevangenis. Otto is vlot te benaderen en te verleiden met wat zakgeld waarmee hij in een herberg in de buurt zijn dorst gaat lessen. Jeroom Duynslaeger heeft het al een paar dagen door dat het mogelijk moet zijn hoofd en bovenlichaam door het luik te wurmen en de grendel van de deur los te maken. Die middag krijgt hij het voor mekaar dat Otto het luikje openlaat omdat het binnen in de cel veel te warm is. De argeloze Otto controleert nog eens alle deuren en gaat dan voor een paar uren, met zijn 20 fr. smeergeld, op stap. Twee minuten later staan alle cellen open en wordt f op de gang druk overleg gepleegd: weglopen of blijven? Over enkele dagen gaan ze toch naar huis, waarom nu weglopen? Goed, ze zullen blijven. In hun grote ijver hebben ze de cel van Aloïs D'hoop over na hoofd gezien, een vergetelheid waarmee betrokkene echt niet gelukkig is. Op 5 oktober 1942 wordt de groep overgebracht naar Gent voor het ernstige werk.

Eind september wordt Eugeen Callewaert voor de eerste keer uit zijn cel gehaald voor verhoor in de kantoren van de SD-Gestapo in het Gentse miljoenenkwartier. Hij wordt naar een kelderkamer gebracht waar een reuzegroot Hitler-portret en een hakenkruisvlag de kale wanden wat moeten opsmukken. Vier mannen zitten, in het midden van de ruimte, achter een tafel met erop een pak dossiers en een schrijfmachine. Niemand geeft een teken dat hij mag gaan zitten, hoewel een stoel voorzien is. Of hij in het Duits met vertaling, of in het Vlaams, ondervraagd wil worden? Wat een luxe? Liefst in het Vlaams, als dat kan?

De mannen van de Gestapo zijn niet bepaald onvriendelijk. Zij vragen hem honderduit over Lichtervelde, het dorp en de mensen. Zij willen weten hoe hij burgemeester geworden is en waarom hij afgezet is. Meningsverschillen met de bezetter, niet meer dan dat, zijn de reden van zijn ontslag. Daar willen ze meer over weten. Heeft hij iets tegen de Duitsers? We leven in een andere tijd, dat moet hij begrijpen. Zij informeren naar zijn vrienden en zijn vijanden. Callewaert zegt dat hij veel vrienden heeft maar kan geen namen van vijanden bedenken. Hij leeft met iedereen in vrede. Behoren Debaeke, Vermandele, Deschepper, Demauw e.a. tot zijn bijzondere vriendenkring? Hij voelt waar ze op aansturen en ontkent er een speciaal kransje van vrienden op na te houden dat bovendien Duitsvijandig zou zijn. Over verborgen wapens en munitie heeft hij nooit iets gehoord, overigens, de gemeentepolitie controleert streng. De mannen achter de tafel grinniken. Van het bestaan van een Witte Brigade heeft hij echt geen weet. Welke krant leest hij en naar welke zender luistert hij? Hij is geabonneerd op de Briüsseler Zeitung, leest occasioneel Volk en Staat en de radio is altijd afgestemd op zender Brussel. Of hij dan nooit naar de Engelse post luistert zoals al zijn vrienden? Neen, dat doet hij niet, want het interesseert hem niet en wat anderen doen is zijn zaak niet. Weet Callewaert waarom al die mensen uit Lichtervelde aangehouden zijn? Nee, hij heeft er geen flauw benul van en hij heeft ook nog met niemand kunnen spreken. Als hij bereid is alles te vertellen mag hij naar huis met enkele van zijn vrienden die al veel verteld hebben. Hij heeft niets te vertellen en niets aan zijn verklaringen toe te voegen. Hij mag terug naar zijn cel. Callewaert begrijpt het niet, dat is geen verhoor, eerder een gesprek. De enkele strikken heeft hij oordeelkundig ontweken.

Twee weken later is hij weer aan de beurt. Hij moet nog even wachten in een kamer die uitgeeft op de straat. Hij denkt dat hij droomt als hij op straat zijn vrouw en zijn zoon roger ziet, die nog eens een vruchteloze poging ondernomen hebben om hem te bezoeken. Met tekens en gebaren wil hij een en ander duidelijk maken maar zijn boodschap blijft onbegrepen. De wacht ruikt onraad en hij wordt naar de gang gebracht die naar de kelder leidt. Hij hoort gebrul, gekerm en geschreeuw. Zijn bewaker kijkt de andere kant uit. "Ze slaan en schoppen tot ge bekent," zei zijn celgenoot. Hij wordt binnengeleid en herkent de Gestapoploeg van het vorige verhoor. Zo, Calewaert, ge wist de eerste keer niet veel te vertellen, ge krijgt een tweede kans, nu kan het beter lukken. Wie is er allemaal lid van de Witte Brigade in Lichtervelde? Ge kent toch Demauw en Deschepper en al die andere lafaards die weggelopen zijn. Wie niet schuldig is loopt niet weg. Baert, Craeynest en al uw vrienden zijn ook lid van de Witte Brigade ze hebben het zelf bekend. Debaeke, Maertens, Hoorne, Denolf en al die anderen hebben wapens verborgen, gekocht en verkocht. Ge weet dat toch! Ge weet dat toch, Callewaert! Wat willen ze met die wapens doen? Op de Wehrmacht schieten, Duitse soldaten doodschieten. Verdomme Callewaert, ge waart burgemeester en ge zoudt dat niet weten. Gelukkig dat ze u op tijd afgezet hebben. Heel Lichtervelde is een weerstandsnest, zulke nesten roeien wij uit.

De toon wordt iets milder. Callewaert, ge zijt toch zo dom niet, zeg ons wat ge weet over de weerstand en over de wapens in Lichtervelde. Wie is lid van de Witte Brigade en wie heeft er wapens? Waar zijn de vluchtelingen ondergedoken? Als wij die onderduikers niet vinden moeten wij andere mensen vasthouden, bijvoorbeeld de burgemeester, dat is toch overduidelijk. Callewaert houdt staande dat hij van niets op de hoogte is. Zijn antwoord ontstemt de heren die weer alle registers open trekken. Callewaert is een leugenaar en een lafaard die zijn verantwoordelijkheid ontloopt. Zijn zwijgen kan alleen de zaak maar erger maken. Met z'n twaalven al hebben ze bekend bij de weerstand te zijn en een wapen te hebben. Het gerecht zal die mensen rechtvaardig en mild beoordelen. Wie schuld bekent kan op genade rekenen. Wat zegt Callewaert daarop? Niets, hij blijft ontkennen, hij weet van niets en twijfelt sterk aan de afgelegde verklaringen van zijn vrienden. De Gestapo wil hem in de val lokken. Zo, als hij het niet weet kunnen zij zijn vrouw uitnodigen, want vrouwen spreken veel gemakkelijker. Callewaert protesteert heftig tegen die onwettelijkheid. Zijn protest is er te veel aan, ze tuigen hem af met de matrak. Een slag op zijn hoofd doet hem duizelen en hij wordt hulpeloos afgevoerd.

De lijst van Lichterveldenaars in 'De Nieuwe Wandeling' wordt indrukwekkend lang. Lopen er nog te luchten: Marcel Dewaele, Jules Van Hulle, Leon Verstraete, Achiel Vandevoorde, Jules Cool, Raymond Fiems en Omer Anne. Blijft het daarbij of wordt de ramp nog groter?

"Wie geen wapens heeft, komt vrij," zegt Omer Vermandele op weg naar het binnenplein. Eugeen Callewaert wil het wel geloven maar heeft zijn bedenkingen. Ze hebben zware vermoedens en kennen feiten. Morgen is het Allerheiligen, dertig Lichterveldenaars vertoeven in het rijk des duivels. De sfeer in de cel is mat. Afgetuigde gevangenen slepen
zich binnen en laten zich op de grond vallen. Celgenoten helpen ze op het bed. Gekneusde ruggen, bloedneuzen, paarse ogen, gekloven lippen en uitgeslagen tanden. Monstergezichten. Een aansporing om te zwijgen of te spreken.

Eugeen Callewaert wordt weer opgeroepen voor verhoor. Hij kent al de mannen die hem telkens komen halen. Het geduld van de Gestapo is op. Callewaert, ge zijt lid van de Witte Brigade, uw vrienden hebben uw naam genoemd. Wie die vrienden zijn willen ze niet zeggen. Met weerstand en Witte Brigade heeft hij niets te maken. Het regent matrakslagen. Callewaert, ge liegt. Hij liegt niet. Ge liegt! Neen, hij zegt de waarheid. Een vuist met boksbeugel treft hem in het gelaat. Hij zwijmelt en wil gaan zitten maar ze schoppen de stoel weg. Callewaert, wie is er nog lid van de Witte Brigade? Van de Walle en Becelaere van Torhout, die kent ge toch ook? De vraag blijft onbeantwoord. Waar zitten uw wapens om Duitse soldaten dood te schieten? Hij wil geen Duitse soldaten dood schieten. De beulen worden razend: wij gaan u doodschieten met uw eigen revolvers, met de rug tegen de muur. Ze slaan en ze schoppen, met de vuisten in het gezicht, met de voeten in de onderbuik. Een leren riem striemt zijn wangen. Callewaert, wij weten alles, zeg dat het waar is en morgen moogt ge naar huis. Ge hebt een revolver gegeven aan Vermandele en een andere aan Dewaele. Het klamme zweet breekt hem uit, zijn hoofd tolt en hij valt. Hij hoort nog: een aan Vermandele en een aan Dewaele. Het koude zweet van de mens die gaat sterven parelt op zijn voorhoofd. Ze gieten hem nat, hij is doorweekt en rilt van angst en kou. Op de overloop meent hij zijn dorpsgenoot Leon Verstraete te herkennen. Hij wil het gezicht achter de handen verbergen, hij is beschaamd om zijn ellende, maar hij krijgt de armen niet omhoog. Zijn celgenoten die nog wat koude soep gespaard hebben, helpen hem op het bed.

Drie dagen later moet hij het proces-verbaal van verhoor tekenen, hij krijgt nog een laatste kans, na ondertekening kan hij naar huis, indien niet, dan vragen ze het toch maar aan zijn vrouw. Als oud-burgemeester moet hij weten wat hem te doen staat, zó dom is hij toch met. Overigens, iedereen heeft getekend. Dat is een voorwendsel, een hinderlaag, hij maakt zich sterk om er niet in te trappen. Hij mag niet tekenen, zijn naam onder het stuk betekent zijn doodvonnis en dat van anderen. Ze slaan en ze schoppen ongenadig hard. De pees kleurt zijn naakte rug rood. Zijn weerstand zwakt af. De schemer wordt duisternis, alles keert en kantelt, hij kent dat gevoel, een nieuwe coma. Drijfnat komt hij weer bij. De mannen in de cel vragen niets, zij zien wat hij heeft meegemaakt. Rechtopzittend moet hij de pijn verbijten en de nacht wordt een nieuwe marteling.

Hij heeft tijd nodig om te bekomen en te beseffen wat er de laatste dagen gebeurd is. Hun methodes gaan alle perken te buiten en ze zijn erger dan de heksenvervolging in vroegere eeuwen. Ze werken een scenario uit op basis van feiten en vermoedens, halve waarheden en leugens. Vrienden zijn verstrikt geraakt in hun leugens, zijn doorgeslagen of zijn bezweken in bikkelharde confrontaties. Al enkele weken vraagt hij naar een advocaat, een beschuldigde heeft recht op verdediging. Rechtsbijstand bestaat toch ook in Duitsland. Ze lachen hem uit als hij aandringt, voor zijn illegaal werk had hij ook geen advocaat nodig. Om de twee weken krijgt de gevangene een pakje met vers linnen waarin wel eens een gesmokkeld briefje steekt. Gewone correspondentie en bezoeken zijn niet toegelaten.

Toch zijn enkele verwanten door de mazen van het net geglipt. Cecile Baert, overtuigd dat haar poging tot mislukken gedoemd is, gaat zich aanmelden voor een bezoek aan haar broer Georges. Tot haar grote verbazing wordt Georges een kwartier later binnengeleid, met duidelijke sporen van slagen op het hoofd. Hij verbergt zijn pijn en angst en laat uitschijnen dat ze over enkele dagen vrij zullen zijn. Cecile dankt dat eenmalig bezoek aan een gelukkig toeval, een verstrooidheid van de cipier met dienst. De verloofde van Jules Packet heeft een zuster die in Duitsland werkt en dat is een voldoende reden om enkele minuten met Jules te kunnen spreken. De wekelijkse trek van zoveel jonge vrouwen en moeders naar de gevangenis te Gent is telkens een stuk avontuur en vernedering. Ze zijn op weg naar ' 't kot' en medereizigers hebben daar zo hun mening over. Minder avontuurlijk en zelfs verdacht zijn de bezoeken van oorlogsburgemeester Godderis aan 'De Nieuwe Wandeling' en de SD-SiPO te Gent. Een keer is hij erin geslaagd met Remi Vanneste en Jules Cool te spreken, en enkele keren is hij op de SD geweest. Hij is er geweest, zegt hij, op verzoek van familie of op eigen initiatief, om ten gunste te pleiten voor de gevangenen. Hij is er ook geweest, zegt hij, op verzoek van de Gestapo om inlichtingen te verstrekken over Lichtervelde en over de gevangenen. Over de aard van die inlichtingen zijn naderhand veel vragen gerezen.

De celgenoten wisselen vaak en tot een diepgaand gesprek komt het nooit. Niemand weet waarvoor hij zit, behalve die grapjas die in een zatte bui de 'Brabanconne'gezongen heeft in een herberg. En de Gestapo die maar niet wil geloven dat hij zat was. De dag vult zich met klachten over de kost, over het bed, over de cipiers en over die vervloekte oorlog. Ze klagen over alles, ze delen hetzelfde lot en ziin bereid mekaar te helpen, maar wantrouwen belet ze vrijuit te spreken. Alleen in het tellen vinden ze mekaar. Optellen en aftellen. Ik zit al zoveel dagen en over zoveel dagen verjaart mijn vrouw, of mijn kind. Tellen om de tel niet kwijt te raken. 

Een gevangene per cel moet naar de voorraadkamer om een tweede deken te halen. De cipier duidt Callewaert aan die in de file voor de Achiel Vandevoorde kan spreken. Hij zit met dokter Debaeke op cel en die heeft gezegd: "Iedereen mag gerust zijn, ik heb alle schuld op mij genomen." Achiel weet ook nog te vertellen dat Herminie Crombez 'en Yvonne Kindt in Brugge zitten, dat Roger Labens en Jules Van Hulle naar huis zijn, en Gabriël Debaillie en Michel Callewaert zijn ondergedoken. De drie gebroeders Packet van Torhout, Jozef Vanderrneersch en Jeroom Dewachter van Ruddervoorde moeten ook in 'De Nieuwe Wandeling' zitten. Een zekere Gaston Couvreur, buurman van Gaston Maertens, is aangehouden begin november, maar niemand kent die man. Het vluchtige gesprek met Vandevoorde laat hem niet los. Terug in zijn cel gaat hij even zitten om het nieuws te verwerken. Het kan niet dat de Gestapo gelooft dat alleen Debaeke schuldig en verantwoordelijk is. In hun ogen is iedereen schuldig. Hij vreest dat het edelmoedig gebaar van de dokter geen zoden aan de dijk zal zetten.

Dagblad De Dag, onpartijdig morgenblad in woord en beeld, meldt in zijn editie van zondag 20 en maandag 21 december 1942:

 

 

 

Het bericht, voor zover het gelezen is, maakt geen ophef in Lichtervelde en Torhout. Niemand ziet het verband tussen de aanslag op Kaumont en de vuige rol die hij gespeeld heeft bij de aanhouding van Gaston Maertens en Theophiel Pannecoucke. Zij die Kaumont wel kennen, zitten opgesloten. Goed geïnformeerde partizanen hebben zijn verderfelijke activiteiten in koelen bloede afgestraft om hun medestanders voor verder onheil te behoeden.

Kerstmis 1942. Adeste Fideles. De aalmoezenier loopt de cellen af om de gevangenen een zalige hoogdag te wensen. Het spijt de priester dat Callewaert niet naar de kapel mag, want politieke gevangenen mogen daar niet binnen. De aalmoezenier zal een gebedenboek brengen voor meditatie en gebed. Op 1 januari 1943 zit Eugeen Callewaert al 104 dagen in de cel. Die dag krijgt hij een snee brood en wat confituur extra. Vreugde om het nieuwe jaar is er niet. Hij heeft verdriet en twijfelt aan de toekomst. Hij denkt aan zijn familie en aan zijn vrienden in Lichtervelde, meer dan op andere dagen. Hij krijgt een Brüsseler Zeitung toegestopt. De concentratie ontbreekt en hij bekijkt alleen maar de prentjes. Berlijn wordt de grootste cultuurstad van de wereld. Ein Volk, en Reich, ein Führer. Volk, Rijk en Führer heeft hij ondertussen terdege leren kennen. De omsingeling van Stalingrad zullen zij na de winter doorbreken en in de lente gaat de opmars verder. De Engelse vloot lijdt dagelijks massale verliezen. De Brüsseler Zeitung is nog in niets veranderd. De vlucht van Rommel uit El Alamein noemen ze onbeschaamd een strategische terugtocht. Eugeen Callewaert walgt van hun bombastische leugens en gezwollen propaganda.

Komt er schot in de zaak? Op 29 januari 1943 krijgen de weerstanders van Lichtervelde-Torhout alle persoonlijke zaken terug. Ze moeten naar Brugge, maar niemand zegt of weet waarom. Op de vraag of ze daar misschien vrijgelaten zullen worden, antwoordt de cipier met niet dan een meewarige glimlach. Onder streng toezicht worden ze als boeven op de trein gezet. De stoere Octaaf Demuynck zit rechtover Jeroom Duynslaeger. Octaaf is de wanhoop nabij, hij huilt onophoudend. Tussen de tientjes van zijn rozenkrans roept hij op Louisje, zijn vrouw, en op zijn kinderen. De radeloze man is niet te troosten, niet door zijn vrienden, noch minder door de brutale uitvallen van de Duitse bewakers. Octaaf, fysisch heel sterk, heeft geen weerstand kunnen bieden aan de mentale druk van het gevangenisleven. Hij sterft in het kamp van Buchenwald in het begin van januari 1945. De scheiding van zijn trouwe vrienden die in Dachau achtergebleven zijn, heeft hij niet kunnen verwerken.

Het 'Pandreitje', de Brugse gevangenis, zit overvol. Ze hokken met vier, vijf of zes in een cel, waar hoogstens plaats is voor twee. De familie thuis is op de hoogte van hun aanwezigheid te Brugge, maar ook hier mislukken alle pogingen tot bezoek. Meer dan handjeswuiven van uit de verte is niet mogelijk. Irma Blontrock, echtgenote van Marcel Packet, heeft haar man wel van dichtbij gezien tijdens een verplaatsing van de cel naar de gerechtszaal of de verhoorkamer. Hij zat in een auto en was zodanig toegetakeld dat hij schier onherkenbaar was.

Een verklaring voor hun verblijf te Brugge is te zoeken in het feit dat ze opgeroepen zijn als getuige of als gedagvaarde. Omer Vermandele Jules Hoome en Albert Craeynest zijn zeker opgeroepen als getuige op het proces tegen de gebroeders Packet, beschuldigd van wapenbezit en het verschaffen van wapens. De zaak Packet lijkt op maat geknipt voor de bevoegdheid van een Krijgsraad te velde: een helder dossier en beperkt van omvang. De gebroeders Packet worden dan ook te Brugge veroordeeld. Twee keer tekent von Falkenhausen verzet aan tegen het vonnis omdat hij de straffen te licht vindt. Zijn tussenkomsten, de tweede onder dwang van Berlijn, hebben geleid tot tien jaar gevangenisstraf voor Henri, die de kampen overleefd heeft, en de doodstraf voor Jules en Marcel, terechtgesteld te Oostakker op 2 september 1943.

Achiel Vandevoorde, Jules Cool en Arthur Gruyaert zijn gedagvaard en worden wegens het verschaffen van een wapen tot kortere gevangenisstraffen veroordeeld. Hun straf moeten ze wel in een Duitse gevangenis uitzitten. Herminie Crombez, Yvonne Kindt en Emmerence Verpoot krijgen eveneens een lichte straf wegens medewerking aan wapentrafiek. Die straf kunnen ze in Brugge uitboeten, waar ze overigens ook verbleven. Leon Verstraete, verdacht van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand wordt ook nog beschuldigd van het verspreiden van sluikblaadjes, waarvoor hij zes maanden krijgt. Alle andere gewapende weerstanders van de groep Lichtervelde-Torhout, komen in Brugge niet voor. De zaak is te omvangrijk, te troebel en te geladen om ter plaatse behandeld te worden. De zaak is gedoemd een NN-aan-gelegenheid te worden.

Alois D'hoop, Raymond Fiems en Omer Anne zijn nooit in Brugge geweest. Einde januari 1943 zijn zij te Gent vrijgelaten wegens gebrek aan bewijzen en feiten. Schoenmaker Leon Baert is op mysterieuze wijze aan het ergste ontsnapt. Een invloedrijke Duitse majoor heeft voor hem ten beste gesproken bij de Krijgsraad. Leon wordt buiten vervolging gesteld op 25 maart 1943 omdat het voorarrest een lichte straf voor een klein vergrijp, ruimschoots compenseerde. Het klein vergnjp was luisteren naar de Engelse post. Dat zal ook het enige zijn dat Baert heeft willen bekennen. De majoor heeft zich niet meer laten verleiden tot een tweede huzarenstukje, alhoewel hij daar veelvuldig om gevraagd werd.

Eugeen Callewaert was mee met de groep naar Brugge. Hij heeft er twee maanden in de cel gezeten en is waarschijnlijk nooit ondervraagd of gedagvaard. Een tijd van eenzaam wachten op genade of ongenade. Weken van wachten op de lente en de zon, weken van geloof en ongeloof, van hoop en wanhoop, van stil en machteloos verdriet.

Op zaterdag 20 maart 1943 is er appèl voor de weerstand van Lichtervelde. Met een pakje kleren in een koffertje of onder de arm moeten ze op een vrachtwagen stappen die ze naar het station rijdt. Bestemming en doel zijn onbekend. Per twee geboeid nemen ze de trappen naar het perron, nagekeken door een menigte reizigers die er stil van wordt. Op het bordje lezen ze 'Gent'. Dat is het dus, terug naar 'De Nieuwe Wandeling'. Er is gereserveerd, de laatste wagon. De bewaking is, zoals altijd, deskundig en scherp. Het verblijf te Brugge heeft, behalve voor Verpoot, Crombez, Kindt, Gruyaert, Vandevoorde, Cool, Verstraete en Henri Packet, tot niets gediend. Voor Jules en Marcel Packet betekende Brugge het tragisch einde van een koppig aangehouden illusie.


GEDEPORTEERD NAAR NERGENS

Het verblijf in Gent is van korte duur. Drie dagen later zitten ze weer op de trein. De opkomende zon verraadt dat ze in richting duitsland rijden, naar een gevangenis of een kamp, misschien wel naar Dachau, waar ze gevangenen slaan en martelen. Andere kampen kent Eugeen Callewaert nog niet, maar dat ene is hem al genoeg. een gevangene met NN-statuut, ook dat begrip is hem nog vreemd. De celwagens laten laten hem niet toe met zijn reisgenoten te spreken. Een dag en een halve nacht brengen ze door op die trein, met staan en zitten, op water en brood, zonder toilet. Mensonwaardig, vee is er beter aan toe.

In het goederenstation van Bochum houdt de trein stil. "Schnell los, aussteigen!" Een uur later zit hij in een cel in de gevangenis van Bochum. De toewijzing van de cellen gebeurt op basis van de beschikbare plaatsen, zelfs waar het vol zit kan er toch nog altijd eentje bij. Heerst er berusting bij de gevangenen of hebben ze geen geheimen meer, hoe dan ook, de sfeer is gemoedelijker dan in Gent.

Eugeen leert van zijn celgenoten hoe hij beenkappen voor het leger moet maken. Na een paar dagen bereikt hij vlot het opgelegde minimum. Doorwerken is de boodschap, maar nooit overhaast, en het aantal niet overschrijden. Kwaliteit afleveren is onontbeerlijk, want negatieve steekproeven hebben nare gevolgen. Per cel worden wel enkele stukken achter de hand gehouden om een zieke celgenoot uit de penarie te helpen. De werkomstandigheden zijn aanvaardbaar, maar luiheid en weerspannigheid worden met matrakslagen bestraft. Elke gevangene weet wat matrakslagen betekenen. De voeding laat alles te wensen over. De tot dwangarbeid verplichte Callewaert gaat weer tellen. Aftellen. Hoeveel beenkappen moet hij nog maken voor hij vrijkomt? Tien paar per dag plus twee paar voor de reserve is twaalf, een dozijn. Op zes werkdagen betekent dat 72 paar. Maal tien, maal honderd! Tellen houdt de geest wakker, maar in de gegeven omstandigheden is het een uitzichtloze bezigheid. Hij krijgt een por in de rug. "Callewaert, doe maar een beetje voort, de chef is op komst."

De betrekkelijke rust in de gevangenis van Bochum wordt vaak verstoord door luchtalarm. Twee keer wordt de stad gebombardeerd en talrijke vuurhaarden verspreiden zich in de directe omgeving van de gevangenis. Vanuit hun cel zien de gevangenen hoe de rode vlammen de stoffige hemel likken. Het bewakend personeel gaat altijd schuilen en laat de opgeslotenen aan hun lot over. In de nacht van 27 op 28 mei 1943 wordt vleugel B van de gevangenis zwaar getroffen. Gevangenen hebben van de verwarring gebruik gemaakt om te ontsnappen, vele andere zijn gedood. De veiligheid van het personeel en de gedetineerden is niet meer gegarandeerd en er komt bevel tot algemene evacuatie.

Een gedeeltelijke ontruiming is al een week vroeger begonnen. Een trein met 500 gevangenen of meer vertrekt uit het station van Bochum, 500 Schweinhunde die de rekening betalen voor de Engelse bombardementen die weerloze Duitse burgers doden en hun mooie steden verwoesten. "Los, schnell!" 100 man per wagon waar plaats is voor 10 stuks vee. Geen eten, geen drinken, alleen het eentonig geklikklak van de wielen op de naden van de sporen. Papenburg blijkt het eindstation te zijn. Uitstappen en verzamelen in rijen en rangen. Appèl! De telling klopt niet. 100 man in is 100 man uit. Opnieuw tellen. Ze vinden nog een paar uitgeputte sukkelaars in de donkerste hoeken van de wagon. De meute stapt en het moet snel gaan. Het is warm. De gevangenen worden gekweld door honger en dorst. De hobbelige grindweg snijdt het brede vlakke'landschap met venen en moerassen middendoor. Heel in de verte zien ze boeren aan het werk. Er valt geen boom te bespeuren die wat schaduw kan werpen, ze zien geen mens aan wie ze vragen kunnen waar ze heen moeten of hoe ver het nog is. Op een kruispunt zijn wegaanduidingen aangebracht. Een begeleidende motorfiets met zijspan neemt de richting Esterwegen. De troep schuifelt erachter aan. Aan de horizon tekenen zich de lijnen af van een barakkenkamp. Een bordje met pijl bevestigt: Esterwegen Lager 7.

De zware poort draait open. De langgerekte groep stapt de Lagerstratëe op en wordt verzameld op de appèlplaats, de 'place rouge' voor habitués. Ze wachten, opgesteld in militaire rijen en rangen, in alle richtingen gelijnd. Dan volgt de verdeling van de gevangenen per barak. Zoveel voor barak twee, voor barak drie, enz. Ze wachten weer, in de houding, in de middagzon. Een onderofficier die het heel ernstig meent, brult het reglement van inwendige orde voor. Het kamp is zuiver en zindelijk en het moet zo blijven. Er zal hard gewerkt worden om de vrijheid te verdienen. Elke poging tot vluchten wordt onverbiddelijk met de dood bestraft. De kampwacht is streng, doch goed en rechtvaardig. Na de identiteitscontrole passeert iedereen naakt onder het koude stortbad dat verfrissend werkt en de dorst helpt lessen. Zij krijgen het kampuniform toegestopt, proper, maar tot op de draad versleten. De burgerpakken worden in grote genummerde zakken gestopt.

De barak lijkt kraaknet en heeft kennelijk onlangs nog een grote beurt gekregen. Het eerste vertrek is de woonruimte met tafels en krukjes en een kolomkachel in het midden. Daarachter ligt de slaapzaal, 80 stapelbedden met strozak en deken. Op het einde van de barak bevindt zich de toiletruimte met enkele wasbekkens en wc-potten. Een barak­overste is verantwoordelijk voor de goede gang van zaken. Die wijst het bed aan en geeft aan iedereen een lepel, kroes en bord. In een kast­je kunnen ze die spullen kwijt. Een leukerd vraagt hoe laat er gesoupeerd wordt. Niet eerder dan morgenavond.

Eugeen Callewaert, in betere tijden ooit nijveraar, handelaar en burgemeester van Lichtervelde, ligt op de rug op zijn bed met de handen onder het hoofd. Hij kijkt star naar de planken van de brits boven hem. In de ooghoeken zwelt een traan die hij de vrije loop zal laten. Op de appelplaars heeft hij vele bekende gezichten weergezien, maar toch niet allemaal. Hij heeft nog met niemand kunnen praten. Wat moeten ze elkaar vertellen? Ze hebben gespeeld en verloren, gestreden en het onderspit gedolven. Ze zijn gebroken door de brutale macht van de sterkste, onderworpen aan het onrecht van de machtigste. Maar er is nog geen man over boord. Wie een veldslag verliest kan altijd nog de oorlog winnen, een oorlog die woedt in alle hevigheid. Is zijn medewerking aan de Witte Brigade te verantwoorden en te verrechtvaardigen? Hij heeft bewust gekozen om op te komen voor vrijheid en voor recht. Wat is de prijs? Sinds maanden geen nieuws van thuis, geen woord, geen groet, niets, helemaal niets. Het verblijf te Gent, het verhoor door de Gestapo, het heeft geen naam. Op het ogenblik dat hij uitgeput de slaap kan vatten, wordt het kamp gewekt. Hij is de laatste voor de wasbeurt en kan er niet meer binnen. Hij krijgt nog een uitbrander omdat hij te laat is voor het appèl en zijn plaats niet vindt. Het ontbijt is allersoberst: een kroes bruin vocht op basis van gebrande gerst en cichorei met twee sneden droog brood. De barak wordt grondig schoongemaakt. Omdat hij twee keer de laatste was valt hem de eer te beurt het toilet zuiver te maken. Er is niets voorzien, geen borstel, geen vod, geen dweil. Aan een spijker hangen nog twee lompen, daarmee moet hij het klaren.

Esterwegen was een van de 15 kampen van het Emslandlager, gelegen tussen de steden Rheine in het zuiden en Papenburg in het noorden, op slechts enkele kilometers van de Nederlandse grens. De kampen werden gelijktijdig opgericht met dat van Dachau. De bedoeling was er staatsvijandige Duitsers op te sluiten en ze te doen werken in de veengebieden om de grond landbouwrijp te maken. Later kregen Duitse politieke gevangenen steun en gezelschap van dienstweigeraai en vaandelvluchtigen. Plaatselijke landbouwers die ervaring hadden met veen- en moerasontginning werden aangeworven voor de begeleiding en bewaking van de dwangarbeiders. Als beloning zou de staat metertijd een stuk grond afstaan. Een spitsvondig premiestelsel moest de productiviteit opvoeren, wat aanleiding gaf tot brutaal optreden. Het  beloofde stuk grond en de premies maakten van de brave boeren misdadige bewakers die na korte tijd de gevangenen even gewelddadig afruigden als hun militaire collega s.

In 1940 werden veel krijgsgevangen in het Emslandlager ondergebracht. Aloïs D'hoop, speling van het lot, verbleef toen enkele maanden in Esterwegen. De toename van het aantal politieke gevangenen uit de bezette gebieden en de ontruiming van Duitse gevangenissen in grote centra gaven het kamp echter een nieuwe bestemming. Vanaf 1943 werd het een doorgangskamp voor hen die wachtten op een proces, dat er doorgaans zelden kwam, en die van daaruit over heel Duitsland verspreid werden. Veel oud-gedetineerden menen te weten dat Esterwegen 'beter' was dan b.v. Neuengamme, Buchenwald, Dachau of Mauthausen. Zij hebben veelal Esterwegen gekend in 1942 en 43. Met het keren van de oorlogskansen werd het regime overal veel slechter, slecht tot onleefbaar. Esterwegen was geen vernietigings- of uitroeiingskamp, eerder een kamp waar gewerkt werd en waar, zoals overal, de voeding en de verzorging totaal ontoereikend waren. Vanaf januari 1945, toen de nederlaag ongeveer vaststond, betaalden alle gevangenen in alle kampen het gelag. De talrijke verhuizingen en transporten van de laatste oorlogsmaanden hebben uitzonderlijk veel slachtoffers gevergd.

Het duurt enige dagen vooraleer Eugeen Callewaert zijn draai vindt in de nieuwe omgeving. De drukte van het kampleven ligt hem niet zo direct. Hij weet nochtans dat hij moet doorzetten, volhouden. Hij wil er niet aan kapot gaan. Het blijvend hongergevoel leert hij nog altijd onderdrukken. De zomer doet hem deugd en opent precies een deur op de vrijheid, maar het zien van het dichte web van prikkeldraad rond het kamp, roept hem tot de orde. Hij gaat weer tellen. Geen beenkappen meer zoals in Bochum, maar dit keer gewoon aftellen. Min een, min twee tot de dag van de bevrijding. Zo tellen helpt hem geen stap vooruit. De dag van de bevrijding is totaal onbekend. De hygiëne in de barak vindt hij niet zo schitterend als de bewakers het willen doen uit­schijnen. Een paar karweibeurten in de toiletten volstaan om hem daarvan te overtuigen. Zeep wordt hier niet gebruikt, toiletpapier is een zeldzame luxe, de afvoer van de toiletpotten stokt dagelijks. Het sanitair blok buiten de barak, een lange smalle plank boven een rij halve tonnen, is een open riool. In de barak staan de bedden, de tafels, de krukjes wel altijd netjes gelijnd. De strozakken zijn in perfecte vorm gevouwen met de deken er boven op, maar in het nooit ververste stro smeult een haard van ongedierte. De ramen van de barak gaan nauwelijks open, want open ramen kunnen aanleiding geven tot verdachte communicatie. De tafelgesprekken zijn zelden los en luchtig, meestal gedrukt en afhankelijk van het humeur van de barakoverste. Een voor de hand liggende disciplinaire maatregel is de absolute stilte. Een hoorbare stilte dan, opvallend hoorbaar door het tikken van de lepels in de borden.

Achter barak 7 is een hoge stapel afvalmateriaal aangevoerd, het puin van een gebombardeerde hoogspanningscel. Alle stukken moeten gedemonteerd en gesorteerd worden. Een boeiende bezigheid voor de geboren knutselaar. Het moet weer snel gaan. Er is een stompe schroevedraaier voorzien voor twee man, een gammele ringsleutel voor drie. Er wordt geruzied voor een stuk gereedschap. Bouten en schroeven worden in afzonderlijke bakken gedeponeerd want niets mag verloren gaan. 's Avonds is de stapel schroot amper geslonken. Stiekem wordt iets meegenomen naar de barak om er een nuttig gebruiksvoorwerp van te maken, een mesje, een armbandje of een ringetje. Handige jongens knutselen rozenkransen uit gewonnen koperdraad en rubber. Zelfs godsdienstige voorwerpen hebben hun prijs. Ruilverkeer op kleine schaal volgens de regels van de speciale moraal die eigen is aan het georganiseerde kampleven. Alleen al het gevoel weer 'iets' te bezitten maakt een mens, zelfs kortstondig, heel gelukkig.

Pater Raskin, Arseen Debaillie en hun vrienden komen op 7 juli 1943 in het kamp aan. Arseen is hoogstverbaasd er zoveel dorpsgenoten aan te treffen. Hij is enkel op de hoogte van de aanhoudingen van vóór 8 augustus 1942, de dag van zijn aanhouding. Zijn verhaal verschilt niet van andere verhalen. Het hele net waar hij voor werkte, is uitgeroeid. De contra-spionage, met medewerking van landgenoten, heeft de zaak grondig aangepakt. Hij is de laatste in de rij van aangehoudenen.

Arseen, in blauw gevangenispak en zonder bril, draagt duidelijk de sporen van maandenlange gevangenschap. Hij wacht hier op zijn proces en heeft er, ondanks alles, veel moed op. Pater Raskin blijft niet bij de pakken zitten en ontplooit binnen de kortste tijd een onstuimige waaier van activiteiten. Hij is een man met een onblusbare ijver waar iedereen naar opkijkt. Een paar ingenieurs, met pater Raskin, geloven dat er met het aangevoerde schroot van de centrale misschien iets te maken is. Een radio-ontvangtoestel moet kunnen. De bliksemafleider kan in elk geval dienen als antenne. Het onontbeerlijke kristal kan gefabriceerd worden met solfer, maar solfer is in het hele kamp niet te vinden, ook niet in het revier, de ziekenzaal. Het blijft vruchteloos zoeken tot de pater op een dag met een pakje buskruit voor de dag komt dat langzaam opgewarmd moet worden om van de korrels een vaste massa te maken Het opwarmingsproces lukt en met het ersatz-knstal wordt het toestelletje operationeel. Het nieuws uit Londen komt door en is verstaanbaar. Het heeft niet lang gewerkt, voor een paar sigaretten heeft een gevangene het geheim prijsgegeven. De delen van het toestel zaten gelukkig op verschillende plaatsen verborgen. Het geheimzinnig toestelletje is nooit volledig ontdekt en zelfs Duitse deskundigen hebben hun pogingen tot reconstructie moeten staken. Het verdwijnen van het radiopostje bracht met zich mee dat de kampgemeenschap van alle nieuws verstoken bleef.

Als de berg schroot eindelijk opgeruimd is, arriveren wagens met hopen munitiehulzen. Alle hulzen moeten per kaliber en per metaalsoort weer in de kisten. Dagen na mekaar zijn ze bezig met het werk. Het werktempo ligt niet hoog, kwaliteit op de eerste plaats, want een fout kan een nefaste weerslag hebben op het verloop van de oorlog. Een Duitse bewaker, een nog jonge onderofficier (7), bij wie twee vingers aan de rechterhand ontbreken, vraagt aan Eugeen Callewaert of hij de burgemeester is, want zo heeft hij hem horen noemen. De jonge man wil weten waarom Callewaert in Esterwegen zit en wat hij dan wel misdaan heeft. Callewaert weet het niet. De volgende dag vraagt de onder­officier hoe het gaat. Het gaat niet slecht maar heeft de onderofficier al gezien hoe verwaarloosd de bloemenperken erbij liggen? Ze zijn overwoekerd door onkruid en hebben dringend een beurt nodig. Callewaert prijst zichzelf als vrijetijdstuinman, en warempel, morgen kan hij aan de slag als tuinman van het kamp. Hij krijgt een gehavende hark en een halve spade en zet zich aan het werk, tot grote voldoening van zijn tijdelijke beschermheer. Een kruiwagen en een mes of schaar kunnen wel nuttig zijn. Voor het mes moet hij evenwel een bonnetje tekenen en het elke avond terugbrengen. Nu kan hij in alle vrijheid en naar hartelust zijn kruid en onkruid uitkiezen en van het bittere sap genieten, wat de honger een moment doet vergeten.

Door zijn bijzondere functie krijgt hij een brede kijk op het kamp. De gevangenen aan de overkant van de Lagerstrasse zijn Duitsers. Driedubbele hagen van prikkeldraad verhinderen elk contact. Elke ochtend vertrekken ze, met schop en spade op de schouders, in kolonne naar het werk, om pas bij valavond terug te keren. Vóór zijn aankomst in het kamp heeft hij zulke ploegen aan het werk gezien. Ze graven grachten of steken graszoden af. Alle transport gebeurt met primitieve kruiwagens, paard en kar zijn hier duidelijk nog niet doorgedrongen Zijn werkterrein verplaatst zich dagelijks. Hij mag alle tuintjes onderhouden en dat geeft gelegenheid tot een praatje met bekenden, in de dode hoeken achter de barakken of door een raam dat op een kier staat. Een eerste gesprek met dokter Debaeke, onder vier ogen, valt wat tegen. De dokter is er nog altijd van overtuigd dat hij er goed aangedaan hed alle schuld op zich te nemen. "Als ze iemand straffen," meent Debaeke dan is hij het, al is hij er eigenlijk van overtuigd dat hen niets meer zal overkomen. "We blijven hier tot na de oorlog," zegt hij, "om het even wie hem wint. Ze laten ons vrij of we worden bevrijd." Dat iedereen gestraft zal worden wil hij niet geloven. Dokter Debaeke lijdt veel meer onder het regime dan dat hij wil toegeven. Hij vertoont alle symptomen van de gebroken man. Mager en bleek, het hoofd gebogen, gezakte schouders en een vermoeide trage tred. De eerste confrontatie tussen Omer Vermandele en Albert Craeynest is al evenmin heel hartelijk Albert was vóór zijn aanhouding de grote propagandist van het verzet. Zijn ijver voor de Witte Brigade was niet te stuiten en hij miskende elk gevaar, wat bij zijn medestanders veel kwaad bloed zette. Voor hem was de verlossing elke dag nabij: "De Engelsen komen om ons te bevrijden! Vóór het einde van het jaar zijn de Duitsers hier weg." Hij heeft het Duitse politie-apparaat, meer dan wie ook, geweldig onderschat. Dat wil Vermandele hem duidelijk maken en dat valt bij Craeynest niet in goede aarde.

De mannen van Lichtervelde moeten van een heel goede reputatie genoten hebben bij de Lagerführer want zij krijgen heel wat belangrijke functies toegewezen. Gerard Tanghe heeft de algemene leiding van de wasserij waar Jeroom Duynslaeger dagelijks aan de stookketel staat, daarbij geholpen door Maurits Samyn, Albert Craeynest, Jules Hoorne, Adelson Delanoye en Marcel Dewaele, die de in- uitgaande stukken controleert. Octaaf Demuynck en Maurits Desloovere staan in de keuken waar Georges Baert chef is. Raphaël Vandecaveye en Theophiel Colpaert schillen aardappelen en maken groenten schoon onder leiding van Albert Becelaere. Gabriël Dewaele is schillenboer en hoedt de varkens. Met de mannen in en rond de keuken valt er vaak iets te 'organiseren'. 'Organiseren' is een kampterm en betekent zoveel als iets doen wat niet mag. Er mag niet veel, dus wordt er duchtig 'georganiseerd'. Een staaltje prei, een wortel, een raap, een stuk kool of biet kan altijd buiten gesmokkeld worden onder de jas of de broek. De vrienden krijgen eerst hun deel, wat andere gevangenen vaak afgunstig stemt en boze kritiek uitlokt. 'Eerst oompje en dan oompjes kinderen', zo luidt de ongeschreven wet. Het kampleven is een georganiseerde maatschappij met eigen wetten en gebruiken, en een moraal aangepast aan de omstandigheden.

Na het vertrek van de Duitse kampdokter naar het oostfront mag dlokter Debaeke de vacante plaats innemen. Hij stort zich met volle 'vergave op het werk maar is deerlijk ontgoocheld over de schaarse mddelen waarover hij kan beschikken. Zijn voorganger heeft de laatste weken de zaken op hun beloop gelaten. De warmte van de afgelopen dagen, het gebrek aan hygiëne in de barakken en de ondervoeding hebben veel ziekten en sterfgevallen veroorzaakt. Medicamenten ontbreken, het water is niet te drinken, strozakken zijn bronnen van infecties. Hij mag het interieur van het revier wat opknappen met 'niets'. Hij krijgt wel Omer Vermandele als verpleger. De werking van het revier verbetert er iets op maar het toenemend aantal zieken doet alle geleverde inspanningen te niet. De klachten zijn steeds dezelfde: algemene uitputting door ondervoeding, besmettingen veroorzaakt door luizen en vlooien met dreigend gevaar voor typhus. Hij bezweert de kampoverste maatregelen te nemen in verband met elementaire hygiëne. Over preventie wil hij nog niet spreken, de man heeft er toch geen oren naar. De gevangenen, die drekzakken, moeten zelf maar zorgen dat zij het netjes houden, is steevast zijn antwoord. Dokter Debaeke verbiedt, met aandrang, de gevangenen nog langer rauwe of geroosterde ratten te eten. Zij knikken instemmend en roosteren verder. Vindingrijk zijn ze wel! Ze 'organiseren' twee gevonden koperdraadjes op de pnkkeldraadafsluiting onder spanning en met de ontstane vonken steken ze wat papier en sprokkelhout in brand; als de wacht uit de buurt is kan er naar hartelust geroosterd worden. Honger is sterker dan de wet of een doktersadvies.

Eugeen Callewaert, die weer burgervader geworden is, heeft het gevoel dat de mensen van Lichtervelde zich naar vermogen en behoren uit de slag trekken. Dokter Debaeke heeft een deel van zijn vitaliteit teruggevonden. Albert Craeynest heeft zijn hart uitgestort en zegt dat alles in orde is met Omer. De jonge gasten in de keuken en de was-serij werken hard en klagen niet. De burgervader trekt zich op aan hun voorbeeldig gedrag en hun kranige houding. De groep niet loslaten, zo heeft hij zich voorgenomen. Meevoelend ziet hij ook diegenen die zich niet hebben kunnen integreren, voor wie het allang allemaal te veel geworden is. Hij waarschuwt ze voor moedeloosheid en wanhoop. Wie de groep loslaat is ten dode opgeschreven. Hij kent ze goed, André Denolf, gesloten als een graf, Gaston Maertens, steeds vol onbegrip voor zoveel ellende, Remi Vanneste, die voor niemand zijn ongenoegen verbergt, Theophiel Pannecoucke, gelaten in zijn lot, en Octaaf Demuynck, dagelijks doodongelukkig. Hilaire De Meyer en Georges Vanwalleghèm hebben sinds enkele dagen het kamp verlaten en zijn gaan werken als technici in een verrekijkerfabriek, gevestigd in de gevangenis van Wolfenbüttel.

Met pater Raskin is er animo in het kamp gekomen. De man is echt onvervaard en wordt zelfs door de bewakers met een zeker ontzag behandeld. Hij bruist van energie. Op zondag houdt hij, kort of lang, misviering en hij leidt gebed- en zangstonden. Hij leert ongelovigen bidden, hij hoort biecht, hij geeft conferenties over ernstige onderwerpen en vertelt graag en veel over zijn missiewerk. Adelson Delanoye is een trouwe fan van de pater en hij raakt er maar niet over uitgepraat. Hij mist zeker geen enkele zangronde. 'Het meisje uit de zangvereniging', een romantisch levenslied, moet in de zomer en het najaar van 1943 een hit geweest zijn in het kamp van Esterwegen. Het rijk van de pater is echter van korte duur. Op 1 september 1943 wordt hij met Arseen  Debaillie en nog vier mensen van zijn groep door het Volksgericht te Papenburg ter dood veroordeeld. Wanneer de groep Raskin terug keert naar Esterwegen, verspreidt het gerucht van hun veroordeling zich vliegensvlug. Maar er is nog niets verloren, ze kunnen nog een genadeverzoek indienen. Twee weken later zullen ze barak 1, gereserveerd voor ter dood veroordeelden, verlaten en naar Dortmund vertrekken, waar ze op 18 oktober 1943 terechtgesteld worden met de guillotine. 50 jaar later spreekt Jeroom Duynslaeger nog over de prachtmens die Arseen Debaillie was. De enige klacht die hij liet horen ging over het verlies van zijn bril die de Gestapo kapot geslagen had tijdens een verhoor. Het nieuws van hun executie bereikt het kamp en slaat de bekenden van de groep Raskin met verstomming. De onheilsbode, overgekomen uit de gevangenis van Dortmund, sluit alle twijfel uit! Het optimisme van de Lichterveldenaars om het uitblijven van het proces, krijgt een forse klap.

De herfst begint koel tot koud. De ochtend- en avondappèls duren langer en langer, er zijn afwezige zieken en doden en het tellen komt nooit uit. De koude dringt door de dunne plunjes en het blijft wachten op het ontbijtbrood. De kachel in de barak brandt nog niet en voor de nacht is maar een deken voorzien. Griep, bronchitis en longontsteking
zijn meer dan aan de orde. Het tuinwerk is gedaan en dokter Debaeke mag een beroep doen op de technisch werkloze Callewaert om een handje toe te steken bij de verzorging in het revier. Hij heeft steeds vochtig-koude lakens nodig om koortsige patiënten te helpen en droge lakens om een bed te verversen waar het kan. Zwaar zieken moeten al
eens uit het bed gelicht worden voor het toilet. Met uitwerpselen en braaksel besmeurde strozakken moeten gespoeld en gedroogd worden. Een ongeschoolde kracht als Eugeen kan dat wel aan en het behoedt hem meteen voor ongelegen buitenwerk. Georges Baert heeft zich opgewerkt tot tolk en verbindingsman en is nu meer dan ooit in staat te organiseren'. De overtollige rantsoenen van doden of zieken moeten niet meer terug naar de keuken om, als naar gewoonte, 's anderendaags weer opgediend te worden. De zwaksten in het revier die nog in staat zijn te eten, varen er wel bij, maar ook dat supplement is soms onvoldoende om ze in leven te houden. e 'organisatie' is meer dan vindingrijk. De Gefreiter, een soldaat eerste klas, heeft de onhebbelijke gewoonte zijn gedoofde pijp en tabaksdoos onbeheerd achter te laten.

Op het vinkentouw zittende rokers bezwijken voor die onweerstaanbare verleiding en gappen af en toe een paar gram tabak. Het sigarettepapier krijgen zij van gevangenen die de kantoren schoon maken en in de keuken kan je altijd aan een vuurtje geraken.

Het wordt nu vroeg donker. In de barak wordt kaart gespeeld, gedamd of geschaakt. Alle spellen zijn 'Made in Esterwegen', handwerk van degelijke makelij. Er wordt ook gepraat. Na gesprekken met niet-Lichterveldenaars is o.m. het OF in Tielt-Meulebeke-Pittem een open boek voor Eugeen Callewaert. Het is het OF van Tielt en omgeving vergaan zoals het Lichtervelde vergaan is. De hele stroom is drooggelegd, van het brongebied tot de monding. André Vancoullie uit Meulebeke vertelt: "Vrienden werden gepakt, ze hebben toegegeven, bekend en namen genoemd. Ik was de laatste in de rij. Mij hebben ze niets gedaan, ze wisten alles. Neen, ik ben niet wrokkig. Ik weet niet hoe sterk of hoe zwak ik geweest zou zijn tijdens de folteringen." Het verhaal van Roger Demuynck uit Pittem, 17 jaar oud bij zijn aanhouding, is identiek. "De veldwachter is mijn vader komen zeggen dat ik moest zwijgen over mijn revolver. Mijn vrienden werden gepakt, ze hebben bekend of toegegeven. Ze hebben namen genoemd. Ik was de laatste in de rij. Ik wist niets. Ze vroegen ook niet veel, de Gestapo wist toen al alles. Ik kreeg een keer een klap omdat ik volhield geen revolver te hebben. Neen, ik ben niet wrokkig. Mijn vader zei dat we met vuur speelden. Ik ben op niemand kwaad. Ik vraag mij af wat ik zelf gedaan zou hebben, ik weet het niet."

Apotheker Versavel uit Meulebeke en burgemeester Callewaert uit Lichtervelde waren de eerbiedwaardige figuren binnen de besloten kring van de barak. Hun minzaamheid, hun stijl, hun zin voor rechtvaardigheid, hun gezaghebbende tussenkomsten in de onvermijdelijke meningsverschillen maakten indruk op alle bewoners. Zij kenden ook de kunst en het geheim om onopvallend het dikste van de soep of de grootste snede brood naar een tafelgenoot door te schuiven. Roger Demuynck zat vaak naast Callewaert aan tafel. Een zoon en een vader. Roger mocht zich altijd eerst bedienen, Callewaert stelde zich tevreden met de laatste schep. In 1992 zei Demuynck in een radio-gesprek:(8) "Callewaert, den burgemeester van Lichtervelde, dat was een mens, een mens meerder dan een kerke." In 1995 herinnert Gerard Dias uit Oostkamp zich nog levendig burgemeester Callewaert, met zijn grijzende snor, als een uitzonderlijk goed en braaf mens. Hij hoort nog zijn woorden: "Gaat het, jongen, ge moet courage hebben. Vader en moeder zullen zich wel behelpen. Niet te veel aan denken. Aan morgen denken en dan aan overmorgen."

Twee keer heerst er grote opschudding in het kamp, twee keer om een mislukte poging tot ontsnappen. Op het ochtendappèl ontbreekt een man. Hij ligt niet in de barak, niet in het revier en niemand weet dat hij begraven is. Een speurhond vindt zijn spoor op enkele meters buiten het kamp. In triomf wordt de ontsnapte langs de grote poort binnengeleid. In aanwezigheid van het verzamelde kamp moet de sukkelaar zijn spijt uitdrukken. Zijn teennagels worden uitgetrokken en 's anderendaags wordt hij gefusilleerd. Drie Belgen en een Pool slagen erin een pijp te graven tot buiten de prikkeldraad. Het werk is ongeveer af als ze voor een schotel linzesoep verraden worden door een medegevangene. Honger is tot alles in staat. De vier mannen worden meedogenloos met matrakken geslagen en geboeid weggeleid. Alle gevangenen moeten toekijken. De vier mannen verdwijnen voor altijd.

De aanwezigheid van pater Raskin is een prikkel geweest voor de heropleving en de verspreiding van het persoonlijk en het groepsgebed. Wie in jaren geen Onze Vader of een Weesgegroet meer gebeden heeft, sluit zich aan bij een biddende gemeenschap. Elke gelegenheid om te biechten en te communiceren wordt te baat genomen. Andersdenkenden of niet-gelovigen zijn schroomvallige getuigen van zoveel herboren godsvrucht. Op Allerheiligen 1943 wonen talrijke gevangenen, verzameld voor barak 4, een misviering bij. Een Franstalige pater spoort aan tot gebed, geloof en hoop. Geloof in en hoop op de Voorzienigheid. 11 en 15 november zijn geen feestdagen in het kamp. Met een heimelijk V-teken kan een landgenoot herinnerd worden aan de grote momenten in de vaderlandse geschiedenis.

De levensomstandigheden in het kamp worden zienderogen slechter. De al zeer beperkte hoeveelheid voedsel is nog verminderd. Het wordt ook bitter koud. Elke dag sterven gevangenen in onbeschrijfelijke ellende. De bewakers worden onrustig, ze zien overal ongrijpbare Russen of weerspannige Polen en reageren zich hardvochtig af op de andere gevangenen. Eugeen Callewaert wordt ziek, hij heeft koorts, buikloop en is volledie ontredderd. Dokter Debaeke raadt hem een verblijf in het revier af, want daar komen ze toch alleen maar om te sterven. Hij krijgt een 'Schein' om drie dagen het bed te houden in de barak. Georges Baert zal geregeld komen kijken, de temperatuur controleren, en hem wat lauw water en geroosterd brood bezorgen. Op een avond zijn de deuren van de barak nog niet op slot en Callewaert wil nog even buiten naar het toilet. Iemand wil met hem meegaan maar hij wijst het voorstel beleefd af. Er blijft hem nog altijd dat laatste restje menselijke trots. Het is pikdonker, schoorvoetend zoekt hij zijn weg tot hij struikelt en valt over een voorwerp. Ligt hier een mens, een lijk? Hij blijft steken in de blubber van de riool en geraakt niet recht.(9) God, waar heeft hij dat verdiend? Hij moet eruit of anders sterft hij ter plaatse. Heel ver hoort hij de gesmoorde stemmen van zijn vrouw en kinderen, die hem smeken terug te komen. Hij wil en moet recht, hij wil naar huis, hij mag niet opgeven. Hij knippert met de ogen en kijkt ontdaan in het gedempte licht van een zaklantaarn van een bewaker. Hij is in overtreding, dat loopt slecht af. De bewaker schopt hem recht en slaat hem met de kolf van het geweer in de richting van de barak. Sterft het dier in de mens dan nooit? De volgende ochtend zoekt de soldaat hem op en vraagt naar zijn toestand. "Het gaat al beter, mijnheer." Doorzetten, niet afknappen, je sterker tonen dan je bent. De soldaat zal zijn laarzen brengen om te poetsen, ze moeten blinken, want overmorgen gaat hij met verlof. Een uur later staan de beslijkte laarzen aan het bed van Callewaert, met borstels en een ongeopend doosje ça-va-seul, fabriqué en Belgique, erbij. Callewaert krijgt ongevraagd een extra dag ziekteverlof.

De bijtende koude belet alle buitenwerk. Gevangenen kunnen niet werkloos zitten kijken en de barak wordt volgestouwd met stapels grijze en zwarte sokken. Ze verspreiden wolken stof en prikkelen de slijmvliezen met niezen en hoesten tot gevolg. Alle gaten in de sokken moeten gestopt worden. In vaktermen heet dat dwangarbeid. Als hij niet van dienst is in het revier wil de herstelde Callewaert graag nog wat helpen omdat de barak het opgelegde aantal moet halen. Het licht in de barak is heel schaars en de ogen worden zwakker. Het gat in de kous wordt gemakkelijk gevonden, maar met het oog van de naald heeft hij het moeilijker. Gelukkig kan hij rekenen op de hulp van zijn buurman. Als op een dag blijkt dat er twee paar sokken ontbreken wordt de barak gestraft: de volgende dag geen ontbijt. Ze maken de chef wijs dat de verdwenen sokken uitgerafeld zijn tot stopwol, wat de man ook nog gelooft, en krijgen kwijtschelding van straf. De verloren sokken echter zijn oordeelkundig 'georganiseerd' en zo terecht gekomen in het circuit van de ruilhandel.

Dokter Debaeke valt ten prooi aan een zware inzinking. Hij heeft zich weer kwaad gemaakt over de werking van het revier. De Duitsers hebben hem verweten dat hij veel te veel armen en benen spalkt waaraan niets mankeert. Hij bedriegt het Duitse rijk en hij zal afgezet worden. Debaeke is het beu, hij is het zat! Wat kan het hem nog schelen. Praten is als olie op het vuur. Zij mogen hem doodschieten, ophangen of verdrinken, het mag ook aan het front, maar hij wil weg uit het kamp. Nu! Callewaert en Vermandele proberen het met het beproefde middel van de vochtige doeken, wat geen resultaat geeft. De Duitse verpleger kijkt een andere richting uit, hij laat ze begaan. In een stoffig, vergeeld doosje, geborgen in een vrijwel lege apotheekkast, vindt Georges Baert een paar ampullen met morfine. Het spuitje werkt. De patiënt wordt rustiger en slaapt in. De volgende dag is hij al veel beter en alle agressiviteit is verdwenen. Hij beseft dat hij lastig geweest is en verontschuldigt zich bij zijn vrienden.

GENADELOOS VEROORDEELD

Op maandag 21 december 1943 deelt de barakoverste aan Callewaert mee dat hij om twee uur bij de Lagerführer verwacht wordt. Om twee uur stipt staan ze met 16 in de rij. Geen 17, want Hilaire De Meyer verblijft die dag nog in Wolfenbüttel. Een na een kunnen ze binnen en komen direct weer naar buiten met enkele velletjes papier in de hand: de akte van beschuldiging voor elk van hen. Iedereen zoekt een veilige plaats om ongestoord te kunnen lezen en een poging te doen om te vertalen. De beschuldiging van Callewaert, zoals van alle anderen, is verpletterend:

"de beschuldigde Callewaert en medebeklaagde Vermandele en andere leden van de WB, daadwerkelijk hulp geboden te hebben bij de collaboratie met de vijand door het ter beschikking stellen van vuurwapens, misdrijf tegen §916 van het SWB. Beklaagde Callewaert was volgens zijn niet weerlegde bekentenis geen lid van de WB, maar hielp de leden bij het aanschaffen van wapens. Zo gaf hij begin 1942 een pistool van klein kaliber aan Vermandele, pistool dat hij voor de WB van Gabriël Debaillie bekomen had. Enige tijd later gaf Debaillie hem nog een pistool dat door Gabriël Dewaele van wie hij wist dat hij bij de WB was, bij hem opgehaald werd. In mei of juni deelde Debaillie aan beklaagde Callewaert mee dat het mogelijk was bij een persoon in Torhout (de gebroeders Martlé) meerdere geweren te krijgen. Callewaert bracht het nieuws onverwijld over aan beschuldigde Vermandele, die Craeynest verwittigde en waarop deze de wapens afhaalde. Ook de beklaagde luisterde herhaaldelijk naar de Engelse post. "(10)(11)

Dat was precies hetzelfde wat ze hem voorgezegd hadden op het laatste verhoor te Gent, toen hij gedwongen werd te tekenen. Toen vroeg hij naar materiële bewijzen. Ze hadden er geen, en ook nu nog niet. Hij beseft dat het heel ernstig wordt. De formeel beschuldigden zoeken mekaar op of geven boodschappen door. Alle beschuldigingen spreken in dezelfde zin: wapenbezit en wapens verhandeld, lid van de WB en geluisterd naar de Engelse post. De burgemeester vreest een heropflakkering van onderhandse verdachtmakingen en wederzijdse beschuldigingen en smeekt iedereen zich van commentaar te onthouden. Het is zo al meer dan erg genoeg. Nog eens gaat hij zoeken naar de lijn in de procedure. Wie is beschuldigd en wie niet? Wie enkel gekend staat als WB-man ontsnapt voorlopig aan het ergste. Wie wapenbezit of wapentrafiek ten laste gelegd wordt zal veroordeeld worden, zoveel is duidelijk. Maar wat met Remi Vanneste die, naar waarheid, twee revolvers bezorgd heeft aan Omer Vermandele? Remi moet zich gelukkig achten door de mazen van het net te zijn gekropen.

Eugeen Callewaert piekert ook over het komende proces. Wanneer krijgt de groep contact met de advocaat, ze hebben toch recht op verdediging, dat zei hij al in Gent. Het proces zal in het Duits gevoerd worden. Het proces zal in het Duits gevoerd worden. Daar hoort dus een tolk bij. De afwezigheid van een tolk kan de ramp alleen maar groter maken. Elke beschuldigde heeft het recht een verweerschrift in te dienen, wat hij ook doet. Ze plegen overleg om tegenspraak uit te sluiten en zoeken naar zwakke plekken en ongerijmdheden in de beschuldiging. In die bezigheid storen zij zich weinig aan het beteugelend optreden van de kampwacht. Het is een zaak van alles of niets. Er wordt gewezen op leemten in het onderzoek, op foute vertalingen door de tolk, op volkomen gebrek aan bewijzen en op bekentenissen die afgedwongen werden door slagen en bedreiging.

Het verweerschrift van Hilaire De Meyer, dat hij heel alleen heeft opgesteld te Wolfenbüttel, is een pareltje van kinderlijke eenvoud. Hilaire schrijft na de capitulatie een infanteriegeweer te hebben gevonden en het stuk te hebben gedolven. Twee jaar later, bij het verplaatsen van een haag, botst hij heel toevallig op het vroeger gedolven geweer dat hij totaal uit het oog verloren had. Hij wist het echt niet meer! Intussen is het geweer roestig en onbruikbaar geworden. Albert Craeynest, op de hoogte van de vondst van Hilaire, is toch nog bereid er 100 fr. voor te betalen en neemt het stuk mee. Tot zover de versie van de feiten volgens Hilaire De Meyer. De Gestapo ziet het helemaal anders en argumenteert: niemand betaalt 100 fr. voor een onbruikbaar wapen. Het geweer moet dus wel gebruiksklaar geweest zijn bij de verkoop, vandaar de redelijke prijs die ervoor betaald werd. Het verweerschrift van Hilaire zal geen enkele kans maken.

Zaterdag 1 januari 1944 is een grijze, koude dag. Er wordt niet gewerkt, zodat er nog meer tijd is om te treuren en te peinzen. Verdriet en angst die je aan niemand mag tonen. De gedagvaarden spelen komedie; ze doen alsof ze op de drempel staan van een nieuwjaar dat ze de vrijheid zal brengen. Ze weten wel beter maar laten alle gekanker achterwege. Het beetje hoop dat er nog is, mag zeker niet gekelderd. Dit jaar kan Eugeen Callewaert 50 jaar worden. Met of zonder feest. Heimwee en verdriet om zijn dierbare familie bekruipen hem. Zijn lieve vrouw, zijn kinderen, ze worden genadeloos gestraft. Onzinnig hard gestraft door de nazi's met hun onmenselijk en harteloos regime. De Nieuwe Orde, allang geen strijd meer om beter te leven, maar een gevecht om te overleven. "Burgemeester, de keuken zegt dat we vanmiddag een extra snee brood krijgen en een dubbele portie soep. Hij heeft geen honger vandaag. Hij zal zijn brood en zijn soep aan Roger geven en gelukkig zijn met diens jeugdige glimlach. "Callewaert, ge zijt bedankt!" Meer woorden gebruikt Demuynck niet.

De verweerschriften zijn afgegeven. Hij heeft de hem ten laste gelegde feiten ontkend, tot bewijs van het tegendeel. Hij is geen vijand van het Duitse rijk, hij heeft nooit een Duitser een strobreed in de weg gelegd en zijn betrokkenheid bij het doorgeven van wapens is verzinsel. Als Hilaire De Meyer terug in het kamp arriveert, weet hij te vertellen dat Wolfenbüttel een gevangenis is waar terechtstellingen plaats vinden. Dat bewijst dat er inderdaad doodvonnissen uitgevoerd worden en dat Arseen Debaillie geen alleenstaand geval is. De schrik voor het proces zit er diep in. De nachten worden akelig. De troostende woorden van de omgeving werken tot het doven van het licht. Dan begint de ellende. Executiepelotons, galgen en valbijlen zijn oorzaken van ijselijke nachtmerries die de hele barak beletten te slapen.

Tijdens een poetsbeurt in het kantoor van de Lagerführer heeft een gevangene een belangrijke brief kunnen lezen. Er is een vrachtwagen aangekondigd om op zondag 13 februari 1944 met 17 gevangenen naar Leer te rijden. De namen van die 17 zijn zo te achterhalen, het betreft de 17 beschuldigden van de groep Lichtervelde-Torhout. De zondagmiddag, na de soep, moeten ze naar de kapper voor haar en baard en passeren achteraf onder de douche. Ze krijgen hun schoenen en hun burgerpak terug. Ze bekijken mekaar en vinden dat ze er vreemd uitzien. Over vermagerd en verouderd wordt met geen woord gerept. Om vier uur rijdt de vrachtwagen voor. Ze moeten opstappen. De laadbak is open en ze worden bewaakt door twee soldaten, het geweer in aanslag. Ze krijgen spreekverbod. Door heel dicht bij elkaar te zitten kunnen ze zich een beetje beschermen tegen de bijtende kou, maar tegen de honger hebben ze geen remedie. Het doel van de reis is hen niet onbekend: naar Leer voor de rechtbank, voor het proces. De auto houdt stil voor een groot gebouw, dat op een gerechtsgebouw of een gemeentehuis lijkt. Ze stappen af, gaan in de rij staan en worden geteld voor overname. Via een zijdeur van het gebouw worden ze naar gelegenheidscelletjes gebracht, waar ze mogen zitten en wachten op het avondmaal: een waterpapje met wat brood, dat laat op de avond geserveerd wordt.

Op maandag 14 februari 1944 wordt beschuldigde Callewaert in de loop van de ochtend uit zijn cel gehaald. Hij heeft een woelige nacht met nare dromen achter de rug. Het liefst wil hij blijven zitten om dit niet te moeten meemaken, maar dat kan niet: hij mag niet capituleren, hij moet doorzetten, alles op alles. Marcel Vanderhaeghen, dokter Debaeke, Omer Vermandele, Gerard Tanghe en Georges Baert zittenop de bank. Commandant van de Walle en Eugeen Callewaert zijn de laatsten. Hij wil iets zeggen aan de commandant maar wordt hardhandig het zwijgen opgelegd. Het interieur van de zaal getuigt van goed smaak, jammer dat hakenkruisvlaggen de rijke wanden ontsieren. Een ambtenaar is nog druk bezig met het schikken van een stapel dossiers. Het hof wordt aangekondigd. De beklaagden moeten in de houding staan en mogen dan weer gaan zitten. Namen en geboortedata worden nog eens nagetrokken en alles blijkt 'richtig'. De voorzitter leest de akten van beschuldiging voor en de tolk resumeert. Noch het ene noch het andere is verstaanbaar. Nieuwe elementen zullen er wel niet insteken, hij kent de tekst al uit het hoofd: "... de beschuldigde Callewaert en medebeklaagde Vermandele . ..", enz. Het hof stelt nog enkele vragen waarop de beschuldigden antwoorden met de argumenten die ze in hun verweerschrift opgesomd hebben. Het hof luistert nauwelijks. De tolk vertaalt een en ander, maar met de Franse volzinnen van commandant van de Walle heeft hij veel last. De auditeur herhaalt de feiten en vraagt de doodstraf wegens landverraad, vrij schutterij en hulp aan de vijand. Morgen komt de verdediging aan het woord en valt het vonnis. Soldaten leiden de beklaagden weer naar de cellen. Het zwaard van Damocles hangt ze nu wel boven het hoofd en het touwtje is heel dunnetjes geworden.

Op dinsdag 15 februari 1944, na de middag, worden ze weer naar de gelegenheidsgerechtszaal geleid. De groep van gisteren is uitgebreid met Gaston Maertens, Theophiel Pannecoucke, Egide Strubbe en André Denolf. Het woord is aan de verdediging. De advocaat hebben ze heel even gezien en amper gesproken. Hij zegt dat ze het heel erg spijtig vinden en dat ze geen kwade bedoelingen hadden. Hij weerlegt niets. De auditeur bekrachtigt zijn eis voor de doodstraf. Het hof trekt zich terug voor beraadslaging. Van de Walle is razend, hij heeft het over 'monstrueux, une caricature'. Moet dat een proces voorstellen? Wegens landverraad, vrijschutterij en begunstiging van de vijand worden allen ter dood veroordeeld. Het vonnis is onomkeerbaar aangezien hoger beroep uitgesloten is.

De slag, hoewel verwacht en gevreesd, komt verschrikkelijk hard aan. Niemand hoort nog wat er gezegd wordt, wezenloos staren ze voor zich uit, ze toeven in een andere wereld, de wereld van het niets, van de nacht naar het niets.

Uit de zeer gedetailleerde motivering van de beslissing blijkt dat alle beklaagden de ten laste gelegde feiten ontkend ontkend en heel sterk geminimaliseerd hebben. Volgens de motivering heeft Eugeen Callewaert zich schuldig gemaakt aan wapenverspreiding en als zodanig aan vrijschutterij, want beklaagde heeft wapens in zijn bezit gehad zonder tot de gewapende macht van de vijand te behoren, en met de bedoeling ze tegen de Duitse Wehrmacht te gebruiken, waardoor hij ook de vijand begunstigd heeft. De inhoud van de beschuldiging enerzijds en de motivatie anderzijds, lopen opmerkelijk parallel.

Het Volksgericht heeft zijn luguber werk gedaan en de onmenselijke Duitse uitzonderingswetten in onverkorte vorm toegepast, zonder zich vragen te stellen over het hoe en het waarom ervan. De achtergrond van dit soort barbarisme is voor een stuk te zoeken in de heilige schrik van de Duitsers voor alles wat naar 'Freischarlerei', vrijschutterij, zweemde. Al tijdens de eerste wereldoorlog maakten ze onverdroten jacht op echte of vermeende vrijschutters. In 1939 was de vrijschutterij nog altijd een spook dat ze bleef achtervolgen en dat bijgevolg met alle middelen bestreden diende te worden. De genadeloze bestraffing van de Witte Brigade van Lichtervelde en Torhout moet dan ook gesitueerd worden in die sfeer van buitensporige schrik voor de vrijschutterij. De Duitsers beschouwden de Witte Brigade als een guerrilla-organisatie die gevaarlijk was voor de Wehrmacht en het Rijk en die op elk ogenblik een gewapende aanslag kon plegen. Het Belgisch Legioen, dat later het Geheim Leger geworden is, heeft nochtans nooit aan vrijschutterij gedacht, noch aan een guerrilla-oorlog of terrorisme. Het Geheim Leger was integendeel georganiseerd als een geregelde gewapende macht, compleet met uniform en kentekens.

Op de vrachtwagen die hen terug naar Esterwegen voert, vernemen ze dat de zes overigen van groep twee hetzelfde lot beschoren is. Alleen genade of uitstel van executie kunnen nog redding brengen. Het wordt vechten voor een verloren zaak maar dat wordt niet met zoveel woorden gezegd. Zij zullen hun leven geven voor een vrij vaderland. Is enige trots gerechtvaardigd? Gerard Tanghe is de eerste die probeert zich te herstellen van de verlammende slag. Hij stoort zich niet aan het spreekverbod: "Kop op, mannen, 17 terechtstellingen voor een hoop futiliteiten, dat doen ze nooit. Ze willen ons de schrik op het lijf jagen. Als ze de oorlog winnen laten ze ons vrij, als ze hem verliezen worden wij bevrijd." De eigenste woorden van dokter Debaeke. De geslagen groep reageert niet. Terug in het kamp worden zij onmiddellijk afgezonderd in barak 1. Gerard Tanghe kan nog net uitleggen aan Albert Becelaere hoe het proces verlopen is: de vlakke hand onder de kin, als het mes op de keel, is meer dan duidelijk. Albert heeft het begrepen, een uur later weten de anderen het ook.

De groep kan geen afscheid nemen van de vrienden. Op zaterdag 19 febmari 1944, na twee dagen van volledige afzondering, worden ze weggevoerd. De poort van het doorgangskamp van Esterwegen valt voorgoed achter hen dicht. Op de vrachtwagen wordt druk gespeculeerd over het genadeverzoek dat hun laatste kans moet zijn. Op het inventarisblad, houdende lijst van persoonlijke bezittingen, leest Eugeen Callewaert dat hij in de gevangenis van Lingen zit. Het burgerpak is weer gewisseld voor een gevangenisplunje. Na de onvermijdelijke koude douche en het scheren van de oksels en de schaamstreek krijgt hij zijn cel toegewezen. De cipier kijkt nog even op zijn lijst. Juist, alleen in de cel.  Er gebeurt niets. 20 minuten per dag kunnen ze luchten, rondjes stappen op de binnenkoer, de handen geboeid op de rug. Buiten de dagelijkse wandeling ziet Callewaert geen open lucht. Elke dag probeert hij, van ver of van dicht de vrienden te tellen. Goddank, ze zijn er nog allemaal. Maar ze zijn anders, de manier waarop ze stappen verraadt alles. Wie buigt en sleept, takelt af. Wat doet een 'vrijschutter' in eenzame opsluiting? Liggen, zitten, staan en ijsberen in de cel. Droog brood naar binnen werken en watersoep drinken. Wachten op de executie! Moet dat hier gebeuren in Lingen? Een cipier op leeftijd die de soep bedeelt, zegt dat de groep morgen donderdag 22 maart 1944 naar Wolfenbüttel zal vertrekken. Wat vertelde Hilaire De Meyer over Wolfenbüttel? Een ander Dortmund waar Arseen Debaillie terechtgesteld is. De vooruitzichten zijn heel somber.

Te voet gaan ze van het station in Wolfenbüttel naar de gevangenis. Ze hebben niets te vertellen, de reis is te lang en te vermoeiend geweest. Een soldaat stapt links voor, een ander rechts achter. Ze kijken scherp toe. De nauwe bochtige steegjes zijn aanlokkelijk voor kandidaat-vluchtelingen. Ontsnappen is echter uitgesloten, ze zijn per twee geboeid, zoals tijdens alle transporten. De aankomst in de gevangenis verschilt in niets van andere aankomsten. Kleren wisselen, wasbeurt, identificatie, geen eten, een openknarsende celdeur die twee seconden later weer dichtklapt. Een gebroken man die op een kruk gaat zitten, het hoofd in de handen. Op de celdeur wordt een bordje aangebracht: NN 463. Vooraf is hem nog eens duidelijk gevraagd of hij wel Callewaert is. Het nummer stemt overeen met het nummer op zijn jas. De 17 zitten, alleen ot met twee in een rij cellen aan weerskanten van de gelijkvloerse gang. Ze zien mekaar tijdens het dagelijkse luchten en tijdens de ochtendlijke karweien aan de celdeur. Het wordt ze na korte tijd duidelijk dat hun cellen voorbehouden zijn aan ter dood veroordeelden. Ze zitten afgezonderd. Boven hen en achteraan in de gang is er veel meer drukte van over en weer lopende gevangenen. Het regime verschilt in niets met dat van Lingen, hoewel de cellen iets meer comfort bieden. Er is stromend water, een plee en centrale verwarming. De maaltijden zijn niet goed en de hoeveelheid is onvoldoende.

De ledigheid is een kwelling, de godganse dag op een krukje zitten leidt tot krankzinnigheid. Pastoor Unverhau, de aalmoezenier van de gevangenis, neemt zijn taak ter harte. Geregeld komt hij op bezoek bij de ter dood veroordeelden voor een kort gesprek, een troostend woord en een gebed. Hij heeft de gevangenisdirecteur kunnen overtuigen dat die mannen absoluut geen zelfmoordplannen hebben en zo worden ze af en toe van de boeien bevrijd, wat ze toe laat een klein werkje te doen in de cel. Wie het verlangt, krijgt ook een Duits of een Frans boek ter lezing. De gevangenen zien verlangend uit naar zijn komst. Hij kan over alles spreken, politiek uitgezonderd, dat zullen ze wel begrijpen. Hij kan het hem door de gevangenisdirectie verleende vertrouwen niet beschamen. Na enige tijd kent hij de 17 en ook de situatie in Lichtervelde, waar twee katholieke partijen mekaar het licht van de zon niet gunnen. Hij inspireert den Herrn Bürgermeister voor de kruisweg, die hij tegen het gevangenisreglement in op zijn celwand aan het tekenen is. De pastoor herhaalt voor iedereen dat genadeverzoek ingewilligd kan worden, het is nog gebeurd. Wanneer en bij wie, hij kan geen namen noemen. Ze moeten bidden en hopen. Als mens en als priester wordt de aalmoezenier erg gewaardeerd. Omdat de man, helaas, ook Duitser is, blijft na een bezoek toch altijd een zweem van achterdocht hangen. Misschien onterecht, maar twee jaar gevangenschap heeft ze geleerd heel zuinig te zijn met het schenken van onbeperkt en onvoorwaardelijk vertrouwen. Dat genade niet uitgesloten is, gelooft vrijwel niemand. In Esterwegen vertelde een Wachtmeister dat Duitsland de doodstraf sinds jaren niet meer uitvoert. Een week later vernamen ze de dood van Arseen Debaillie.

Op 2 mei 1944 krijgt iedereen pen en papier plus de nodige instructies voor het schrijven van het genadeverzoek. De secretaris van de gevangenis leidt persoonlijk de operatie. De brieven mogen in het Nederlands geschreven worden en een getrouwe vertaling is verzekerd. Pastoor Unverhau heeft ervoor gezorgd dat ze mogen samenwerken in de cel en hij zegt nog eens duidelijk wat ze niet mogen vergeten in de brief: de grootste onderdanigheid en de diepste spijt betuigen, de lof van Duitsland bezingen en de grootheid van het Duitse volk prijzen. Vooral rekenen op de barmhartigheid van de Rijksminister van Justitie. Zo'n vaart zal het wel niet lopen en zo breed zullen zij het ook niet uitsmeren, maar zijn raadgevingen zijn toch belangrijk. De bnef mag niet te lang zijn, denkt Eugeen Callewaert, anders lezen ze hem niet en dan is de laatste kans verkeken. Hij stelt zijn betrokkenheid met de zaak Lichtervelde als heel beperkt voor. Het was niet meer dan een dienst bewijzen, wat hij dan ook nog heel onachtzaam gedaan heeft. Het spijt hem dat hij daardoor de belangen van Duitsland geschaad heeft. Hij is vader van een groot gezin en hij rekent op de goedertierenheid van de heer Oberreichsanwalt en van de heer Minister van Justitie.

De genadeverzoeken zijn afgegeven en misschien ook gepost. NN 463 leeft in zijn cel op het vaste ritme van de gevangenis. Hij hoort de werkploegen vertrekken en terugkeren, 's Ochtends, 's middags en 's avonds. Zijn zij de bevoorrechten? In elk geval is het beter te werken in groep dan weg te kwijnen in de cel. NN 463 blijft in de cel. "NN is gelijk aan Nacht und Nebel," zei ook nog die onderofficier in Esterwegen. Meer wilde of kon hij toen niet kwijt. Nu hoeft het niet meer. Eugeen Callewaert beseft wat ze met hem voorhebben. Hij had het al eerder moeten weten. Sinds 19 september 1942 heeft hij geen brief, geen bezoek, geen pakje meer gekregen. Van het Rode Kruis heeft hij nooit iets vernomen. Alle banden met de buitenwereld zijn gebroken. Hij moet kwijnend verdwijnen. Er blijft hem niets meer, tenzij de volstrekte naamloosheid van het nummer. NN-gevangenen 'zijn' niet meer. Zij zijn 'niemand' meer. Spooklichten in de nacht en de mist. Lichtjes die langzaam en onopgemerkt zullen doven en waarvan nooit nog een spoor gevonden zal worden.

Wolfenbüttel is een executieoord, zoveel is zeker. Bijna wekelijks heerst er een ongewone drukte, steeds in de vooravond. De mannen keren vroeger van het werk terug. Deuren gaan open en dicht, meer en anders dan normaal. Gevangenen steken het magere hoofd door de tralies voor de ramen. Op de leidingen van de centrale verwarming wordt geseind en kabaal gemaakt. Een hel die dreigt los te barsten. Bewakers lopen rond, bloednerveus, nauw lettend op de orde die ze moeilijk in de hand houden. Rustverstoorders worden brutaal aangepakt. Er wordt geknuppeld, de kreten liegen er niet om. NN 463 vraagt zich af of het hem ook zo zal vergaan. Op een dag, in de vooravond, onder luid protest van de andere gedetineerden, de stap naar de eeuwige nacht. Er is nog altijd geen antwoord gekomen op het genadeverzoek. Menen zij het ernstig? De tijd, elke dag, elk uur tikt in zijn voordeel.

De middag van 6 juni 1944 is de gevangenis bijzonder rumoerig. Gevangenen die van het werk komen, schreeuwen dat de geallieerden geland zijn in Frankrijk. Ze worden het zwijgen opgelegd maar ze zwijgen niet. In een kelderverdieping staat een primitieve radio die in het geheim beluisterd kan worden. Even voor elven werd het bericht over de invasie omgeroepen. Verscherpte bewaking tempert de vreugdekreten om de bevrijding, die ze nakend wanen. 's  Anderendaags wordt het nieuws bevestigd. Het staat te lezen in de krant die in de zak steekt van een Duitse burgerlijke opzichter van de werkplaats. Herr Counrady, echt begaan met het lot van de gevangenen, zal het wel opzettelijk gedaan hebben, tot groot ongenoegen van het militair personeel van de gevangenis. Mathieu Smedts, een Nederlands journalist, zit in de cel op de verdieping. Door het raam en de tralies heeft hij al enkele dagen contact met Eugeen Callewaert, die in de cel onder hem zit. De Nederlander herhaalt het verblijdende nieuws, ook al riskeert hij daarvoor een pak slagen. "Moed houden," roept hij, "ze komen, over enkele weken zijn ze hier."

De mannen zijn naar het werk en de gevangenis baadt in de warmte van de zomerzon. Via de ramen wordt een praatje gewaagd met de buren. Iedereen is nu op de hoogte van de invasie. De hoop op een spoedige bevrijding neemt toe. De aalmoezenier is niet bereid commentaar te geven. Hij ontkent de aanval niet, maar echt, bitte, vraag hem niets meer. Van Normandië tot Berlijn, veel meer dan 1000 km, schat Eugeen. Als de geallieerden gemiddeld vijf kilometer per dag vorderen, duurt het minstens 200 dagen of zeven maanden voor ze hier zijn, tenzij de Duitsers vroegtijdig capituleren, maar dat ligt niet in hun aard. Het is mogelijk, nog voor het einde van het jaar, maar, omgekeerd kan de nieuwe militaire situatie nadelige invloed hebben op de behandeling van hun genadeverzoek. Op weg naar de kapper komen de vrienden mekaar tegen. Iedereen glundert. " Ze zijn op komst, ook de Amerikanen," zegt de commandant. De cipier snauwt dat hij zijn bek moet houden en hij slaat hem met zijn zware sleutelbos vlak in het gezicht. Met de handen geboeid op de rug kan hij zich niet beschermen. Dinsdag 13 juni 1944 komen de werkers niet vroeger naar de cellen. Vandaag zijn er kennelijk geen terechtstellingen. Houden ze er dan toch mee op ?

MET DE VALBIJL

Donderdag 15 juni 1944. De ochtendkarweien zijn volop aan de gang. Matrassen op de gang, vloer schrobben, bed atstoffen, het ritueel van elke ochtend. Loeiende sirenes kondigen luchtalarm aan. Iedereen moet vlug naar binnen en de celdeuren worden onmiddellijk gesloten. De bewakers gaan schuilen in de kelders. Tijdens de ontstane verwarring heeft Callewaert nog vluchtig met Smedts kunnen spreken. "Ze hebben vanochtend mijn boeien meegenomen, we krijgen waarschijnlijk genade." "Gelukkig, proficiat," zegt Smedts, "de oorlog is bijna gedaan, weldra zijn we allemaal vrij." Het alarm wordt afgeblazen en de karweien  hernemen. Wolfenbüttel wordt  niet met Engelse en Amerikaanse bommen bestookt. Het zou de Duitsers nochtans goed uitkomen: gevangenis gebombardeerd, Britten doden 200 van hun vrienden. Hoe moeten ze daar in Europa over denken?

Een paar celdeuren schuren open. Dat is ongewoon want het is nog te vroeg voor de wandeling. Klompen klossen op de gang. De stappen zijn herkenbaar, stappen van eigen volk. Het luik schuift open en 463 gaat in de houding staan, zoals hij het al maanden doet, het hoofd rechtop met de kin vooruit, armen en vingers gestrekt langs de dijen. De versleten sleutel rammelt in het veel te groot geworden slot. 463 moet meekomen. Hij staat op de gang en volgt zijn bewaker, twee gangen ver tot in een kaal kantoortje. Twee nette heren zitten achter een tafel waarop een stapel papieren ligt en een van hen vraagt of hij 463 is. Het spijt hem ten zeerste dat het genadeverzoek verworpen is. Zoals bij arrest voorzien zal hij vanavond, vanaf 18 uur, terechtgesteld worden met de valbijl. Eugeen duizelt en wil gaan zitten maar er is niets om te zitten. Hij steunt op de tafelrand, de grond zinkt weg onder zijn voeten, een verraderlijk moeras slokt zijn lichaam op. De nette heer vraagt of het duidelijk is, hij moet namelijk rapporteren dat de veroordeelde kennis genomen heeft van het besluit. Ja, het is duidelijk. Vóór de terechtstelling heeft hij recht op een extra-rantsoen, als hij het verlangt mag hij ook roken, de aalmoezenier spreken en een brief schrijven aan de familie. Hij realiseert zich niets meer, alles zal wel goed zijn. De griffier noteert dat hij het galgemaal zal nemen, de aalmoezenier spreken en een brief schrijven.

Na de middag wordt schrijfgerei gebracht: een krassende pen en minderwaardig papier. De tijd is beperkt en het begin is o zo moeilijk. Beelden uit de oude leerboeken gewijde geschiedenis schuiven voor zijn ogen. God en zijn engelen, in het wit op donkere wolken, in een straal van heerlijk verlossend licht. De poort van de hemel is zo nabij.

HJj onderwerpt zich aan Gods Heilige Wil en schrijft aan vrouw en kinderen hoe erg het hem spijt en hoe vurig hij nog van ze houdt. Hij groet al zijn vrienden en kennissen. Hij vraagt en schenkt vergiffem aan iedereen, Hij zal sterven als een martelaar.

De tijd is om, de brief wordt opgehaald. Hij drukt zijn klamme lip pen op het kille papier. Het moet drie uur zijn of iets later. De zon kan het hem zeggen, maar het loont de moeite niet meer. Om zes uur zal het gebeuren, zei de ambtenaar van justitie. Weerloos moet hij strijden tegen de dood. De doodstrijd van een gezond mens die weet dat hij over enkele uren sterven moet. Het koude angstzweet breekt hem uit. De dood komt als een dief in de nacht, dag en uur zijn ons niet bekend. Voor hem zijn ze wel bekend, straks, in de vooravond of bij valavond. De dood heeft aangeklopt en wacht uitdagend en geduldig.

Hij wil bidden, alleen maar bidden, niet meer denken. Hij kan niet bidden. Hij denkt en droomt bange dromen. Flarden van gebed en gepeins martelen zijn geest. ... Onze Vader, uw wil geschiede, ons toekome rijk, uw wil geschiede ... vergeef ons on/.c schuldenaren, onze schulden ... heb ik mijn vrouw en kinderen misdaan, hen ik onvoorzichtig geweest... eigenwijs en onvoorzichtig ... was ik overmoedig ... heb ik slechte raad gegeven ... ik moest het geweten hebben ... vergeef me ... Monique is nu dertien, nu ... hoe trots en gelukkig was ik toen ik met haar op de arm naar de bloemen keek in de tuin ... mijn enige dochter ... bloeien de bloemen nog in Esterwegen ... bid voor ons nu en in het uur van onze dood . . en in het uur van onze dood ... Bernard al vijftien nu, zal ook wel studeren, zoals Gabriël, ja, die is zeventien en Roland negentien, die gaat misschien naar Leuven met Roger die dit jaar afstudeert... Wees gegroet, o Maria, gegroet ook mamaatje, kan jijde zaak verder zetten ... met ons trouwe personeel ... vol van genade ... de concurrentie zal groot worden, in Italie maken ze ook goede accordeons, Italië is vernield, Duitsland zal vernield worden ... zij is wijs en zal wel weten wat ze wil, hoe enthousiast kon Omer vertellen over 'den Engelsman' die ging komen ... over een vrij Belgié'... de Duitsers zullen weglopen ... ben ik in mijn brief niet vergeten de landbouwers te danken die zoveel doen voor ons groot gezin ... mijn goede vriend Hector Callewaert ...

Hj probeert weer te bidden, alle gebeden uit de cathechismus, al de akten, van geloof, hoop en liefde en de akte van berouw voor het sterven .. het VNV, de Zwarte Brigade in Lichttervelde, de SS, allen leiden bedrogen door de Duitse propaganda, verblind door ambitie ... misbruik van macht... meehuilen met de wolven in het bos... vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren ... moet ik die brutale vlegel vergeven die me die avond in Esterwegen met zijn geweerkolf aftuigde ... de Gestapo die me in Gent met een boksbeugel bewerkte ... als Lili Marleen en La Madeion goed klonken was de accordeon klaar voor verkoop ... André Denolf en Gaston Maertens, steed zo afzijdig, gestorven voor ze dood waren ... ik verwacht nog de aalmoezenier ... die komt zeker... waar zijn zij die gevlucht zijn ... leven zij nog ... Emeric Maenhout is gestorven, Debaeke en Callewaert zullen sterven ... zal 'De Burgersgilde' voldoende opvolgers hebben ... Maurits Godderis en zijn schepenen zal men afzetten ... opsluiten wegens hulp aan de de vijand ... we hebben heerlijke uren beleefd met toneel en muziek ... onze wereldverbeterende gesprekken over politiek ... vader en moeder, zusters en broer, al zo lang geleden gestorven ...

Kunnen pastoor Spilliaert en De Beir nog voor mij bidden ... ook voor mijn medegevangenen die ik allemaal zo veel beter heb leren kennen in Esterwegen ... de geestdrift van de jongeren heeft me menigmaal gesterkt... hun onwrikbare overtuiging ... het heeft niet mogen baten . .. mochten ze in goede gezondheid naar huis terug keren.  ik groet en dank ze allemaal. .. wat is Roland van plan ... mamaatje heeft nog altijd de winkel... waar zijn mijn ringen en mijn uurwerk naartoe ... de familie moet dat terug krijgen ... ik neem alles op mij, dat zei dokter Debaeke, hij zal met ons sterven ... wij zijn allemaal gevallen ... zijn edelmoedige zelfverloochening maakte geen enkele kans bij de Gestapo ... wij zijn allemaal gevallen... in 1940 had ik Raphaël Vandecaveye toch tot vluchten moeten aanzetten ... soldaat in een geregeld leger ... wij zijn ongeregeld .. vrijschutters, opgesteld achter een hoek of een haag om Duitsers dood te schieten ... geheimzinnig en verraderlijk ... waar zit die jongen nu ...

Eerste val van Jezus onder bet kruis ... de wenende vrouwen ... de kruisen op Golgotha ... als we toch dood moeten ... niet hangen geen kogel ... waarom met de guillotine ... een huiveringwekkend getuigenis uit de barbaarse oudheid ... de leraar Geschiedenis in Kortrijk heeft er nog over verteld ... we hingen aan zijn lippen ... Arseen en de pater, al een jaar dood ... plat gebonden op een plank ... gemoderniseerd tijdens de Franse revolutie ... mijn God, waarom hebt gij mij verlaten ... het vlijmscherpe mes in de hals... geen executiepeloton met kogels en geweren ... Egmond en Hoorn op de Grote Markt te Brussel... met de handbijl... een smadelijke dood voor twee edellieden ... van de handbijl tot de valbijl... dood niet, geef geen ergernis ... gelukkig de vrienden die er niet bij zijn ... Alfons Demauw en luitenant Vanderhaeghen ... bezoeken aan het huis Debaillie ... Heilige Maria, moeder Gods ... nu en in het uur van onze dood.. ik kende die mensen uit torhout niet ...Fiel Pannecoucke, verwezen in gevangenschap. ... Egide Strubbe, hard  en bitter ... commandant van de Walle, trots en hoffelijk ... slachtoffers van een in de kiem gesmoorde opstandigheid ... de drie gebroeders Packet, nooit gekend noch gezien  ... ook zij hebben hun rol gespeeld ... wie een rol speelde gaat voor de bijl

Op de gang hoort hij het hotsende wagentje dat elke dag de soep brengt. Nu al! De aalmoezenier is nog niet geweest.

Het banket ter gelegenheid van mijn inhuldiging, in 1939, kort voor de mobilisatie... garnaal, Brusselse kip en kalfsgebraad.. koffie en gebak ...fijne wijn ... uitgelaten stemming ... de eerste maanden van mijn collegetijd waren hard, hoe vaak heb ik niet naar huis verlangd ... Betty Tanghe, die maar geen plaats kreeg in onze gemeenteschool... haar broer Aimé... gedood in het bombardement... haar broer Gerard, twee cellen verder, die straks met mij zal sterven .. . veertien staties telt de kruisweg . .. voor sommige mensen is het kruis wel heel zwaar ... mijn kruisweg op de muur is nog niet af... hoe snijdt het mes van de guillotine ... nu is het zomer... alle bloemen bloeien ... niet meer voor mij ... hoe worden martelaren begraven ...de namen van martelaren staan in de geschiedenisboeken ... zal er ooit nog iemand over ons spreken ... de pastoor zal niet zeggen hoe de strijd in Frankrijk verloopt, maar hij weet het wel ...is het mes echt pijnloos

De celdeur gaat open. Twee cipiers brengen hem het galgemaal, een groot bord pap met geboterd wit brood. Heer, zegen ons en ook deze spijzen ... hij doet een inspanning om zijn bord leeg te eten. Kan een volle maag de pijn verzachten? Hij werkt alles naar binnen, maar het gaat moeilijk, de niet te verdringen krop in zijn keel hindert hem. Hij schuift het lege bord voor zich uit... hebben de Duitsers en de Gestapo de Witte Brigade volledig uitgeroeid ... hebben ze iedereen gepakt ... velen zijn ondergedoken ... waar zijn zij ... wat doen zij... Roger was van veel op de hoogte ... heeft hij ook meegewerkt... ondergronds, neen, toch niet met twee op het schavot.

De aalmoezenier klopt en komt binnen. De soldaat die hem vergezelt, trekt de deur achter hem dicht en blijft op de gang wachten. Hij wijst naar het lege bord en vraagt of het gesmaakt heeft. Eugeen is verrast, zo onhandig heeft hij hem nog niet gekend. Even onhandig probeert hij zijn landgenoten te verontschuldigen door ze te laten schuilen achter de wet. De wet en het vonnis zijn hard. Hij drukt zijn diepe waardering uit voor de mensen van Lichtervelde en Torhout. Hij zal ze niet vergeten. Voor België zullen zij sterven als helden, het vaderland zal ze eeuwig dankbaar zijn. ... zullen oorlogsweduwen en wezen kunrn genieten van een vergoeding of pensioen, hij is toch oorlogsslachtoffer ... zal de notaris zijn zaken regelen ... De verstrooide afwezigheid van Eugeen is de priester niet ontgaan. Hij herhaalt dat de hele groep zich manhaftig gedragen heeft en dat het vaderland trots op hen mag zijn Iedereen heeft gebiecht en gecommuniceerd, iedereen is met iedereen verzoend. In vrede zullen zij gaan. Eugeen Callewaert spreekt zijn laatste biecht en ontvangt de communie. Proficiat! Ze drukken mekaar de hand en ontroerd beloven ze voor elkaar te zullen bidden. Ze menen het. Burgemeester Eugeen Callewaert buigt het hoofd en wordt gezegend met een laatste kruisje.

De aalmoezenier is weg. De Duitse wet... wij hebben zwaar gezondigd tegen hun barbaarse wetten ... is dat zonde ...de aalmoezenier wist het niet... we werden aangehouden en opgesloten we kregen een proces in openbare zitting ... zonder volk ... een schijnproces ... een karikatuur ... bijgestaan door een advocaat en een tolk ... we mochten om genade smeken ... geen beroep mogelijk ...ze hebben zich niets te verwijten alles verliep volgens de wet... wie heeft de wet gemaakt, helpen maken ... niet meer denken ... mocht het nu maar heel snel gebeuren ... dag vrouw, dag kinderen, dag Lichtervelde ... vergeet ons offer niet ... recht en vrijheid zijn heilig ... worden wij ooit nog in Lichtervelde begraven ... in een gemeenschappelijk graf ... een in de strijd, een in de dood... ik wil geen schrik meer hebben voor de dood ... is de valbijl echt pijnloos ...

Spijkers op laarzen en slepende klompen op de gang kondigen het begin van de operatie aan. Twee soldaten komen zijn cel binnen. Hij moet zijn kleren uitdoen. Nog eens naakt voor twee vreemden. Zijn broek krijgt hij terug met een touw om rond het middel te knopen. Zij binden hem de handen op de rug en hangen het jasje los over de schouders. De handen van een van de soldaten trillen. Denkt hij aan zijn eigen vader, thuis? Het rumoer in de cellen zwelt weer aan. Het protest dat traditie, maar nutteloos is. Hij moet de soldaten volgen naar de kelder waar hij in een hokje gestopt wordt. Deur op slot en wachten. Hij hoort hemelse muziek en weer ziet hij God en zijn engelen in het wit op donkere wolken in een straal van heerlijk licht. De poort van de hemel. Waarop wachten ze? Ze zijn met 17, of meer, dat vergt tijd. Straks gaat hij naar het gebouw met het klokje dat hij kent van de wandeling. Het klokje klept nooit. Vanuit de kelder gaat het die richting uit. De soldaten willen hem steunen. Hij vermant zich en wijst ze af.

Ja, hij is 463, ze mochten zich eens vergissen en de verkeerde voor hebben. "U bent veroordeeld tot de dood met de valbijl. In naam van de Rijksminister van Justitie deel ik u mede dat het vonnis nu voltrokken wordt." De griffier moet nog bevestigen dat er geen nieuwe elementen aangevoerd zijn. In de kamer des doods wordt er amper gefluisterd. Er heerst een gewijde stilte. Een verre torenklok slaat zeven uur. Eugeen Callewaert smacht naar rust en vrede, naar het einde. Het zwarte gordijn wordt opengeschoven. Ze brengen hem tot aan het tuig. De vloer is gespoeld en de afvoerpijp onder het roostertje klokt nog na als een laatste stuiptrekking. Rond het tuig staan de beul en zijn helpers. De jas wordt afgenomen en ze gespen het slachtoffer vast op de plank met een riem over de rug en een over de benen. De helpers kantelen de plank en lichten het hoofd op om het in de uitsparing te leggen. Wit licht onder zwarte wolken, God en zijn engelen. Nu! Het mes valt en scheidt, diagonaal en trefzeker, het hoofd van de romp. Alles is voorbij, vergaan in Nacht und Nebel. Een arts moet officieel het overlijden vaststellen, zo zegt het de wet. Hij blijft gewoon achter de tafel zitten en wacht op de bevestiging van de beul. Die steekt het hoofd door de scheiding van de zwarte voorhang en knikt voor uitvoering van opdracht.

In de vooravond van 15 juni 1944, tussen zes uur en twintig over zeven, heeft de beul 19 keer geknikt: om 18.00 uur voor Pierre Poulain van Villers-Poterie, om 18.09 u. voor Jules Hoorne van Lichtervelde, om 18.38 u. voor Hilaire De Meyer van Lichtervelde, om 18.40 u. voor Gaston Maertens van Lichtervelde, om 18.42 u. voor André Denolf van Lichtervelde, om 18.45 u. voor Theophiel Pannecoucke van Torhout, om 18.47 u. voor Alfons Delmeire van Moeskroen, om 18.49 u. voor Albert Meunier van Brussel, om 18.54 u. voor Georges Baert van Lichtervelde, om 18.56 u. voor Albert Craeynest van Lichtervelde, om 18.59 u. voor Theophiel Colpaert van Lichtervelde, om 19.01 u. voor Eugeen Callewaert van Lichtervelde, om 19.03 u. voor Louis Debaeke van Lichtervelde, om 19.06 voor Gabriël Dewaele van Lichtervelde, om 19.11 u. voor Marcel Vanderhaeghen van Roeselare, om 19.13 u. voor Odiel Moyaert van Lichtervelde, om 19.15 u. voor Egide Strubbe van Torhout, om 19.17 u. voor Gerard Tanghe van Lichtervelde, om 19.20 u. voor Omer Vermandele van Lichtervelde. Commandant Arnould van de Walle van Torhout werd, als beroepsofficier, op 16 juni 1944 gefusilleerd te Braunschweig.

De terechtstellingen gebeurden volgens het boekje en binnen de gestelde tijdspanne: gemiddeld werden zes a zeven seconden geteld voor het binden, kantelen en het vallen van het mes, en twee a drie minuten voor de voorleiding, de controle van de identiteit en de opdracht tot uitvoering van het vonnis, de executie, het kisten en de schoonmaak. Alleen in de gevangenissen waar nog geen guillotine voorhanden was, mocht geëxecuteerd worden met de handbijl. In 1944 waren alle executie-oorden uitgerust met een mechanische valbijl. De beul was ambtenaar van niveau met een behoorlijk honorarium. Hij kon zelf zijn medewerkers kiezen maar die moesten wel van onbesproken gedrag en zeden zijn.

In de registers van de gevangenis zijn geen namen terug te vinden van terechtgestelde NN-gevangenen, alleen hun nummers zijn opgetekend. De burgerlijke stand van de stad Wolfenbüttel schreef dan wel de namen van de slachtoffers in. Een onverklaarbare tweeslachtigheid. Zo konden de families, vele jaren later, een officiële overlijdensakte op naam krijgen. Ook pastoor Unverhau kende èn de nummers èn de namen van de gevangenen. In een geheim schriftje heeft hij alles genoteerd.

De dag na de executie werd Eugeen Callewaert op het katholieke kerkhof van Wolfenbüttel begraven. Het stoffelijk overschot was gekist in een rudimentaire houten bak. Pastoor Unverhau was administratief verantwoordelijk voor het kerkhof en dank zij zijn kennis van namen en nummers en de volgorde van executie kon hij zich een idee vormen van de plaats van de graven van de terechtgestelden van 15 juni 1944. Unverhau heeft zijn uiterste best gedaan om de graven zo nauwkeurig mogelijk te lokaliseren, per afdeling en per rij, maar hij kan fouten gemaakt hebben. Het opladen van de kisten bij het vertrek uit de gevangenis en het afladen op het kerkhof kan immers in een andere volgorde gebeurd zijn dan die van de executies. Bovendien houden sommige ooggetuigen stellig vol dat de stoffelijke overschotten per twee en zelfs per drie gekist zijn, terwijl Unverhau individuele begraafplaatsen aangeeft. Een belangrijke ooggetuige die de plaatsbeschrijving van Unverhau ondersteunt is de hoger genoemde Nederlandse journalist Mathieu Smedts. Hij heeft bij elke terechtstelling de kisten van uit zijn celraam kunnen tellen en houdt het bij eenmanskisten.

AAN HET THUISFRONT

Hoe is het tussen de fatale septemberdagen van 1942 en de bevrijding op 8 september 1944 de weerstand te Lichtervelde vergaan? Het eerste halfjaar na de klopjachten gebruikten de niet-aangehouden leden om zich te bezinnen en op adem te komen. In april 1943 nam mevrouw Demauw de draad weer op door Cyriel Verstraete in contact te brengen met Lucien Van Moerbeke van Roeselare, de opvolger van Marcel Vanderhaeghen. Na de aanhouding van Van Moerbeke in juli 1943 kwam mevrouw Demauw terecht bij André Deschrijvere van Izegem, die Verstraete introduceerde bij Gaston Verleye te Zwevezele, kapitein Van Poucke te Brugge en André Pintelon, actief te Kortemark. Jean Vermandele en Margriet Verstraete waren de vaste koeriers in het vernieuwde net. Zo kreeg de Lichterveldse weerstand weer houvast en hogere leiding. Groepsoverste was voortaan Cyriel Verstraete en de vertrouwensmannen: Jules Roose en Roger Callewaert, zoon van Eugeen. Met wisselende kansen werden voorzichtige sabotagedaden gesteld, maar het onderbrengen van onderduikers had meer succes. Meningsverschillen over de te volgen politiek na de bevrijding dreven echter een wig in de organisatie: Roger Callewaert scheurde zich af en ging aanleunen bij het OF met 55 medestanders.

Toen Alfons Demauw op 8 september 1944 het heft weer in handen nam, werden alle plooien weer glad gestreken, al hadden de bezadigde sectieoversten, die doorgaans niet meer zo jong waren en die de gevaarlijke leerschool van drie jaar ondergrondse doorlopen hadden, het wel eens moeilijk om hun jongere strijdmakkers en weerstanders van het laatste uur in toom te houden. Het afhalen van de collaborateurs na de bevrijding gebeurde - in vergelijking met andere gemeenten waar gebrand en geplunderd werd, en naar de normen van de tijd - eerder ordentelijk, hoewel veel betrokkenen het anders ervaren kunnen hebben. Tijdens de eerste dagen van de bevrijding werden ook nog een aantal dolende Duitse soldaten door de weerstand aan de geallieerden uitgeleverd. Midden september was de militaire rol van de weerstand uitgespeeld, maar achter de schermen zou hij nog geruime tijd druk uitoefenen op belangrijke politieke besluitvormingen.

Van zodra de eerste Poolse bevrijders gesignaleerd waren aan de zuidwestkant van de gemeente werd, wegens manifeste collaboratie prompt een einde gesteld aan de mandaten van burgemeester en schepenen. De gemeentesecretaris, verdacht van VNV-sympathieën, moest het bestuur in de aftocht volgen. Het aldus geschapen politiek en administratief vacuüm moest bij hoogdringendheid opgevuld worden, maar het aantal  problemen daarrond was groter dan de voor de hand liggende oplossingen, want geen van de twee partijen beschikte nog over een meerderheid in de raad. De onafhankelijke Decock kon eventueel de balans doen keren. De partij van 'De Zwaan', sinds 1938 in de minderheid met vier zetels, was herleid tot drie, aangezien het vierde lid, Jules Perneel, aangehouden was als lid van het VNV. De partij van 'De Burgersgilde', met een meerderheid van zes zetels in 1938, kwam gedecimeerd uit de oorlog. Emeric Maenhout was overleden, Eugeen Callewaert en Louis Debaeke zaten, zo werd algemeen aangenomen, nog altijd in een Duitse gevangenis, en konden niet vervangen worden. De fractie telde op 8 september 1944 nog drie effectieve leden.

Op diezelfde dag circuleerde de naam van Roger Callewaert als mogelijke burgemeester, maar het bleef bij geruchten. Graaf de Mont-blanc van Ingelmunster, door het Geheim Leger aangesteld als militair bevelhebber van het arrondissement Roeselare-Tielt, stelde Adhemar Tempelaere, als oudste lid van de raad, aan tot burgemeester ad interim. Volgens het provinciaal bestuur was die aanstelling niet comform de wet, en zo moesten alle gemeenteraadsleden in vergadering bijeenkomen, om een andere waarnemende burgemeester voor te dragen volgens artikel 107 van de gemeentewet dat o.m. de rangorde van de raadsleden bepaalt. Zo gebeurde, en dokter Colpaert werd voorgedragen als waarnemend burgemeester, Cleophas Sintobin en Arseen Decuypere als waarnemende schepenen. Op 14 oktober werd Colpaert in die functie bevestigd en tijdens de raadzitting van die dag sprak hij de wens uit dat burgemeester Callewaert en schepen Debaeke spoedig naar hun haardstede mochten terugkeren.

Toen eind april 1945 de totale ineenstorting van Duitsland zekerheid werd, sijpelden de eerste berichten binnen over mishandelingen en gruweldaden in gevangenissen en kampen. De families van de gevangenen maakten zich heel ongerust over het lot van de afwezigen maar aanvankelijk dacht niemand aan dodelijke slachtoffers. Integendeel, elke dag werd reikhalzend uitgekeken of er nog geen nieuws was, of er nog niemand op komst was. Begin mei 1945 echter werd alle hoop de grond ingeboord. We laten dokter Colpaert aan het woord:

Rond 1 mei ontving ik door een zoon van Henri Verhelst die in Anderlecht woont het droevig nieuws van de dood in Wolfenbüttel van verscheidene politieke gevangenen uit Lichtervelde en Torhout. Hij had het vernomen van een gebuur van hem, uit Wolfenbüttel terug gekomen. Ik vraag een schriftelijke bevestiging welke ik twee dagen later ontving . Met die brief zocht ik mijnheer pastoor op. Deze zegt mij dezelfde droeve mare ontvangen te hebben van het Rode Kruis door een man uit Charleroi, eveneens uit Wolfenbüttel teruggekomen. Wij beslissen die twee mensen op te zoeken samen met mijnheer Demauw en onder-pastoor Lanssens. Wij doen de reis per auto de zaterdag en die mensen bevestigen ons het tragisch nieuws. Ik buig eerbiedig voor de gevallen oorlogshelden en houd hunne nagedachtenis in eer. "(12)

De families werden met gerechtvaardigd voorbehoud en de grootste omzichtigheid op de hoogte gebracht. De diensten van het Rode Kruis mochten zich eens vergist hebben of een verkeerde naam doorgegeven hebben. Met de thuiskomst, rond half mei, van Adelson Delanoye, Maurits Samyn, Raphaël Vandecaveye, Remi Vanneste en zeker Georges Vanwalleghem, kon men beetje bij beetje het dramatische gebeuren reconstrueren. Naaste en laatste getuige was Georges Vanwalleghem, die in Wolfenbüttel verbleef op de dag van de feiten. De handel en wandel van de gevangenis was hem bekend, want hij had er anderhalf jaar doorgebracht, en ook de lange lijdensweg van Roeselare tot Wolfenbüttel, via Esterwegen, meegemaakt. In Wolfenbüttel kan hij terloops en heel uitzonderlijk de groep gezien hebben tijdens de wandeling. Van de terechtstelling heeft hij echter niets gezien.

De droeve mare sloeg Lichtervelde met verstomming en ontzetting. De sfeer werd woelig en men wilde wraak, snel en zonder pardon. De lont lag aan het kruitvat. Burgemeester Colpaert had een vaag voorgevoel van op til zijnde onlusten, maar de Torhoutse rijkswacht stelde hem gerust. Toch kwamen het volk en de weerstand in de week van 7 tot 11 mei 1945 op straat. Reeds eerder vrijgelaten 'zwarten' werden weer opgepakt. Wat Lichtervelde bespaard gebleven was in september 1944, barstte nu los. Er werd luid om vergelding geschreeuwd. Wraak en persoonlijke vetes gaven aanleiding tot plundering en brandstichting. Politie en rijkswacht stonden machteloos en moesten lijdzaam toezien. Engelse soldaten, in Lichtervelde gelegerd, werden gewapend ingezet. De avondlijke en nachtelijke patrouilles maakten indruk. Voorzichtige tussenkomsten van de leiding van de weerstand en van invloedrijke personen hebben verdere uitwassen van haat en woede kunnen voorkomen. Er vloeide geen bloed, maar de kloof was diep geslagen.

De namen van de terechtgestelden en de teruggekeerden zijn gekend. Over het lot van Marcel Dewaele, Robert Verstraete, Octaaf Demuynck Gaston Couvreur en Oscar Vanryckeghem, die om andere redenen aan gehouden werd, blijft Lichtervelde voorlopig onwetend. Via officiël en officieuze weg wordt later, en veel later, vernomen hoe, waar en wanneer Dewaele, Verstraete, Demuynck en Vanryckeghem overleden zijn. Over Couvreur werd nooit nog iets gehoord.

Op 23 juni 1945 werd voor de slachtoffers een plechtige rouwdiens gecelebreerd, massaal bijgewoond door parochianen, verwanten, vrien den en kennissen. Toen reeds werd gedacht aan de oprichting van een gedenksteen ter nagedachtenis aan alle slachtoffers, zowel burgerlijke, militaire als politieke, van de twee wereldoorlogen. Een beperkt comité zou het initiatief vorm geven. De eerste fase van de financiering steunde op vrijwillige bijdragen en verliep heel vlot. Het carrousel van Devos DE attractie van de Margaretafoor, verleende in 1945 zelfs zijn medewerking door het inrichten van een gala-avond ten voordele van 'het monument', zoals het nu in Lichtervelde gemeenzaam genoemd wordt.

Betty Tanghe en Robert Baert zijn in november 1945 na een lange moeilijke en avontuurlijke tocht door het verwoeste Duitsland in' Wolfenbüttel geraakt. Pastoor Unverhau heeft ze heel goed ontvangen. Ze hebben de gevangenis en het kerkhof bezocht om te verwijlen bij de graven van hun broers Gerard en Georges en al hun vrienden die er anderhalf jaar vroeger begraven waren. Hoewel de begraafplaats overwoekerd was door onkruid, vonden zij nog duidelijke sporen van grafheuveltjes die wezen op de ligging van de graven. Na 1945 heeft het kerkhof een grondige schoonmaak- en opknapbeurt gekregen. Op initiatief van de Belgische Commissie voor Repatriëring werden grafstenen gelegd op de plaatsen waar de terechtgestelden begraven lagen.

Dokter Colpaert bestuurde de gemeente gedurende 15 maanden als waarnemend burgemeester. Die periode heeft hem weinig vreugde geschonken. Lichtervelde was verscheurd en de politieke strijd om het grote gelijk laaide weer op, feller dan ooit te voren. In alle organisaties zag men verdachten die er stante pede uit moesten, de problemen van de ravitaillering waren nog niet van de baan en vooral de kolen waren heel schaars. Elke dag stond hij voor nieuwe en onverwachte moeilijkheden. Voeg er nog aan toe dat hij als dokter een heel drukke praktijk had, en zijn beslissing om er in januari 1946 mee op te houden wordt meer dan begrijpelijk. Cleophas Sintobin heeft hem opgevolgd als waarnemend burgemeester tijdens het jaar 1946 dat hoofdzakelijk in het teken stond van de gemeenteraadsverkiezingen op het einde van het jaar, de herdenking van de honderdste verjaardag van de geboorte van Karel Van de Poele en de voorbereiding van het proces tegen de verdachten in de zaak van de politieke gevangenen.

Dat de weduwe Eugeen Callewaert lijstaanvoerster werd van de Burgersgilde' was voorspelbaar. Het heeft nochtans moeite gekost haar te overtuigen zich kandidaat te stellen, want zij had het, begrijpelijkerwijze, niet meer op de politiek begrepen. Uiteindelijk heeft zij ingestemd omdat zij meende het onvoltooide werk van haar man te moeten voortzetten. 'De Burgersgilde', die zoveel mensenlevens veil had gehad voor de vrijheid, kreeg de grote sympathie van de bevolking en haalde 24 november 1946 zeven zetels van de elf. Mevrouw Callewaert werd begin 1947 burgemeester van Lichtervelde en zou de gemeente 20 jaar lang, wijs en voorbeeldig besturen. Een groter eer kon haar man, oud-burgemeester, gevangene en martelaar niet bewezen worden.

In augustus 1947 werden de stoffelijke overschotten van Eugeen Callewaert en zijn 16 lotgenoten door de diensten van het Rode Kruis en de Repatriëringscommissie van het kerkhof van Wolfenbüttel naar Lichtervelde en Torhout overgebracht. Pastoor Unverhau was aanwezig bij de opgraving en verschafte alle nodige inlichtingen aangezien de officiële stukken geborgen zaten in de Oostzone. Bij de opgraving is geen identificatie gebeurd. Op donderdag 21 augustus 1947 zijn de stoffelijke overschotten te Lichtervelde aangekomen en opgebaard in de grote zaal van de gemeenteschool om op 24 augustus bijgezet te worden op het gemeentelijk kerkhof. Bij hen rust ook Marcel Vanderhaeghen uit Roeselare en dit op uitdrukkelijk verzoek van de familie.

De plechtigheid was indrukwekkend, de volkstoeloop overweldigend. De lijkredes werden uitgesproken door Pater Arts, S.J., oud-politiek gevangene, door Minister van Wederopbouw Deman, door de heer Smis namens het Rode Kruis, door Albert Becelaere als oud-politiek gevangene en medegevangene van de groep Lichtervelde-Torhout, en ten slotte door Alfons Demauw, stichter en leider van de plaatselijke weerstand. Uit de toespraak van Demauw lichten wij volgende passus:

"Bijwijlen zijn levenden harteloos. Harteloos waren zij gewis en onrechtvaardig die betwijfelden de zuivere bedoeling welke de hefboom is geweest uwer daden, in dienst van het land. Wij, uwe strijdmakkers, buigen met verering, voor uw onthoofde lijken, omdat we in u herkennen onze wapenbroeders van het eerste uur. Omdat we ten volle beseffen de draagwijdte van uw vaderlands offer. Met verering buigen wij voor uw eenzame echtgenote, voor uw hulpeloze kindertjes, voor uw bedroefde ouders en naastbestaanden. "(13)

Een aandachtige en heel kritische journalist heeft een minister zien komen met 'lege handen'. Posthume onderscheidingen werden die dag inderdaad niet uitgereikt. Hij laat zich ook bitter uit over de afwezigheid van politieke prominenten en hogere ambtenaren, die liever naar de installatie gaan van een levende burgemeester dan naar de begrafenis van een afgestorvene.

De plannen voor de oprichting van een gedenksteen hadden ondertussen, na lange, vele en heftige discussies vaste vorm gekregen. Er werd gebakkeleid over de plaats waar het monument moest komen: in de hal of in een nis van het nieuw te bouwen gemeentehuis. Pastoor De Beir had lak aan een gedenkteken voor oorlogsslachtoffers, hij wilde een groot H. Hartbeeld met erop de namen van de slachtoffers. Het werd een monument voor de oorlogsslachtoffers, in lichtgetaande witsteen met bronzen letters en frontaal een H. Hartbeeld. Het silhouet doet denken aan het rijzige beeld van de soldaat op het Canadees kerkhof van Sint-Juliaan bij leper. De stedebouwkundige diensten bleven dwars liggen tot na de voltooiing van het bouwwerk. Het kunstwerk bleek dan ook nog te duur en de definitieve afrekening bleef maar aanslepen. Promotor Alfons Demauw trotseerde alle stormen en op zondag 12 september 1948 werd het monument plechtig onthuld.

 

PROEVE VAN DAGBOEK VAN ADELSON DELANOYE

De notities van Adelson Delanoye dateren van begin mei 1945 en zijn gevonden in een klein schriftje met papier van slechte kwaliteit. De tekst is geschreven met een grof geslepen potlood. Het schriftje bevat niet meer dan die aantekeningen en enkele namen en adressen. Waar hij het schriftje en het potlood op de kop heeft kunnen tikken is een raadsel, misschien gekregen van een Amerikaan of 'georganiseerd' bij de administratie van het kamp. Het neerschrijven van zijn eerste indrukken moet gebeurd zijn onmiddellijk na de bevrijding van het kamp van Dachau en chronologisch aangevuld tot midden 1945. Twee keer vergist hij zich van datum: het proces te Leer vond plaats op 14, 15 en 16 februari 1944 en niet op 15, 16 en 17 maart 1944, zijn terugkeer uit Dachau was niet op 15 08 45 maar wel 15 05 45. Het originele schrift is in bezit van Regine Wybo en Christine Delanoye, dochter van Adelson, gaf bereidwillig toestemming tot publicatie.

.............

Gevangen genomen te Lichtervelde den 20 09 42
Rouselaere 05 10 42 Gent
Brugge 29 1 43) 19 3 43 Gent
Bochum 23 3 43. Esterweghen 29-5-43. Byereuth 21 3 44. Dachau 1-12-44

Wij zijn uit Gent vertrokken den 21-3-43 naar Bochum Duitsland, daar heb ik bijna 2 m in de schrijnerei gewerkt 2 bombardementen meegemaakt waar wij op het nippertje ontsnapt hebben. Dan zijn we naar Esterweghen vertrokken waar al de mannen van Lichtervelde 10 maanden samen geweest zijn. Dan zijn 17 van onze zwaarst beladen mannen ter dood veroordeeld geworden den 15-16-17 Maart 44 en sinds hebben wij niets meer van hen vernomen tot nu over enige dagen van mannen die van Wolvenbuttel gekomen zijn en verklaren dat ze daar allen werden terecht gesteld. Hopen we dat het geen waar mocht zijn. Van Esterweghen zijn we naar Bijereuth vertrokken den 20-3-44 en aangekomen den 21-3-44 daar heb ik 8 m gewerkt in de Latlerei, met Raf Vandecavije en Vanneste, Samijn, Demuyck en Couvreur. Den 1-12-44 zijn wij vertrokken met ons 3 ik Raf en Demuijnck naar (De Hel van Dachau) van s' morgens 4 u tot s' avonds 71/2 met 2 mannen aan een gebonden zijn wij nog in Neurenberg afgestapt en naar de politiebureau geweest wij waren met 100 man, dan hebben wij van de statie van Dachau naar het kamp opgejaagt geweest gelijk honden en hebben dan de gansche nacht in het bad gestaan, en s' morgens om 7 u buiten tot 3 u s namiddags in de sneeuw en de kou, een dag en half zonder eten, al onze kleederen afgenomen, en met een licht kostuim en een hemd en zonder sokken konden wij het afstappen dan alledage een u of 2-3 buiten in de sneeuw voor het appel hoe een mens het kan doorstaan is ongelooflijk, Maurits Samijn en Vanneste zijn s'anderendaags ook toegekomen. Ocktaf Demuijnck is vertrokken van bij ons in het begin van 45 Januari. Dan heb ik met Samijn en Raf 5 dagen in Munchen  weest werken opruimen na het bombardement, daar waren veel wagens levensmiddel verbrand en daar lag zoo van tijd nog wat te eten tusschen, verbrande bechuiten kaas en zoo wat van alles, en wij hongerig gelijk'wolven raapten zoo wat op als de wachters het niet zagen want het was verboden, en den eerste keer dat ik wat opraapte had de Capo het gezien en ik kreeg 2 stampen tegen mijn ruggebeen dat ik 14 dagen bijna niet kon liggen. Na die 5 dagen werdt Munchen weer gebombardeerd en alle lijnen met het spoor waren verbroken en wij zijn niet meer weest werken, en dan ben ik de 15-1-45 ziek gevallen, eerst een anzijn dan de roos en dan thijphus, 12 dagen heb ik gelegen met 40, en over de 40 koorts alleen mijn moraal en sterken wil heeft mij het leven gered, maar toch ben ik om zeggen dood geweest want de dokters noemden het een wonder, na de keering der ziekte was ik juist een kind ik herinnerde mij niets meer, was gans de kop kwijt en kost niet meer gaan, maar dan hebben wij beginnen pakjes krijgen van het (roode kruis) en dat heeft ons er allen weer terug boven op geholpen, want ware het niet geweest van die pakjes wij waren toch kappot geweest, want met een liter water en een 5de brood kunt ge er niet weer boven geraken ook Samijn Vanneste en Raf zijn erg ziek geweest maar nu zijn we er allen heelemaal bovenop. Van de 200 man die van Bijereuth gekomen zijn, zijn er op 5 m 95 gestorven spijtig dat de pakjes van het roode kruis geen 2 m vroeger gekomen zijn het ware veel menschen hun leven gespaard gebleven, veel goede kameraden die met ons liefde en leed gedeeld hebben, zijn gestorven en hebben wij zien wegslepen gelijk een zak kolen door de elledelingen tusschen onze blokken lagen altijd dooden somtijds 10-15 2-3 dagen buiten in regen en sneeuw en zelfs in de vuilgoot, hoe kan men nog een menshelijk gevoel hebben tegen over die honden, 2 van mijn beste kameraden die 4 of 6 maanden bij mij en Raf in dezelfde cel gezeten hebben zijn ook gestorrven, de Veldwachter van Breedene Ostende lag s'morgens dood in zijn bed nevens Raf, ge moet niet vragen hoe hij verschrikt heeft en Frans Andries van Puurs bij Antwerpen 23 jaar een heel goede jongen, is in het revier gestorven, en zoveel kameraden die wij goed kennen zijn van ons heengegaan en begraven in massagraven van honderden mannen, lijk honden dat is Duische Kuituur).

Nu zal ik maar wat stoppen over al die ellende en nu onze vreugde neerschrijven toen wij den 29 April om 6 1/2 s avonds de Amerikanen ons kamp zagen binnenstormen de vreugde was hier onbeschrijflijk ge moet niet vragen jaren leven in ellende honger koude en tiranie en dan verlost worden, en welke vreugde hadden wij niet toen onze beulen onmiddelijk zonder uitleg werden afgemaakt dan hebben wij 2-3 dageen kunnen aanschouwen met blijdschap hoe ze door elkaar lagen. Nu loopt het hier vol met Amerikanen, Fransche ziekenverpleegsters goe eten overal muziek en radio wij hebben al nieuws laten weten aan onze familie dat wij nog in leven zijn en nog wat geduld dan keren wij naar ons geliefd vaderland en naar onze geliefde farmilie terug en al onze goede vrienden die nooit zullen kunnen geloven wat wij meegemaakt hebben. 2 dagen voor de Amerikanen aangekomen zijn moesten wij op eens alle op transport, veel russen en joden zijn vertrokken en allen werden door de beulen afgemaakt en vermoord hebben geeluk gehad dat wij de eerste niet waren anders waren wij er ook aan, en dan de zondag om 9 u s'avonds moesten wij allen afgemaakt worden maar God zij dank, om 6 1/2 waren de Amerikanen hier, dank aan de vrijwilligers die besloten hadden het kamp te bevrijden, dat ze allen mogen gespaard blijven en veel heil ten dele valt, en nu zijn wij vrij van tiranie eh honger en binnenkort in onze haardstede terug. Leven de Amerikanen die ons het leven gered hebben.

Hier schrijf ik de namen van onze kameraden die ter dood veroordeeld zijn.

Burgemeester Callewaert
L. Debaeke Dockter
Omer Vermandel.
George Baert.
Gabnël Dewaele.
Gerard Thanghe.
Jules Hoorne
Theophiel Coolpaert
Eleer Demeijer
Odiel Mooijaert
Arnold Vandewalle
Marcel Vanderhaegen
Egiet Strubbe
Andre Denolf
Gaston Maertens
Theophiel Pannekoeke
Alben Craeijnest

Vandaag de 8-5'45 heb ik een wandeling gedaan met Raf en op ronze hebben we een 10 tal wagens gezien met gevangen die allen dood geschoten waren door de beulen zoo een kleine 400 wat hebben ze gedaan met onze makkers.

Ze hebben vandaag een geheime bevrieskamer en gaskamer ontdekt voor de menschen te doden, en ook een geheime put met 4 a 6 duizend lijken er in.

Vandaag 8-5-45 hebben al de nationaliteiten vergezeld van hun drapeau ontvangen geweest op de appelplaats door den afgevaardigde te Parijs een generaal, deze namiddag muziek en concert en deze avond verlichting.

Menu s' morgens 6 bechuiten s' middags 1 litsoep met confituur s'avonds 1 half brood met margarine pattaten met salade. Deze namiddag zijn wij naar het bad geweest ik en Hector de Noidans Calf Luik, die sedert lang mijn Broeder is, nu kunnen wij alle dagen naar t'bad gaan het staat voor ons open en ter onzer beschikking, dat doet ons goed, alle zieken worden van ons verwijdert, en naar het kamp van de SS overgebracht veel vrijwillige verplegers zijn vertrokken voor de zieken te verzorgen, de vliegtuigen hangen hier de gansche dagen boven voor het kamp te fotograferen en voor de pers en gazet het beroemde Lager De Hel van Dachau. waar zo veel onzer geliefde makkers vielen, en stierven als honden van honger en ellende en uitputting, want eenmaal uwe moraal laten gaan, waart ge als doode opgeschreven, alleen de mannen met een zeer sterke moraal, en die altijd zegden ik moet nog terug naar huis, hebben het hier uitgehouden.

Ik moet ook optekenen dat Arseen Debaillie van Lichtervelde, ook ter dood veroordeeld geworden is, te Papenburg bij Esterweghen, met Pater Raskin, Muillaert en nog een Hector Joye van Brugge, in september 43 sinds niet meer van hem vernomen. Maurits Samijn is weder een beetje ziek het is hoog tijd voor hem dat hij thuis is. Den 9-5-45, deze voormiddag heb ik een inspuiting bekomen tegen thijphus, vandaag is het een redeneering over die verdelen van de beschuiten de Fransche beweren dat de beschuiten hun toebehoren en dat de andere er geen recht aan hebben, het is nu zo veel eten en nog zijn ze niet tevreden, duivelszak is nooit vol, deze morgen heb ik boven op de barak in de zon gelegen met mijn vriendt Hector. Deze middag 1 liter pattatensoep met veel vleesch.

S'avonds 1 doos vleesch met 6 man 1 half brood en koffie. Vandaag den 10 mei, het is nu 5 jaar geleden dat de Duitschers belgië zijn binnengevallen en nu is het weer voorbij, vandaag hier in het camp, herdenking van het begin der oorlog en aandenken van onze gevallen kameraden. Vandaag ben ik terug naar het bad geweest en ook mijn tweede inspuiting bekomen tegen thijphus. Menu van vandaag 8 beschuiten met thee en melk s'middags bonensoep met vlees s'avonds een halt' brood met vlees.

Deze namiddag hebben wij weer nog wat plezier beleefd wij zaten weer boven op de barak toen we al met eens zo een 20 tal SS-mannen aankwamen met Amerikaansche soldaten en politie er bij en dat waren Belgische Fransche en Hollansche en Duitsche gesrafte SS-mannen en die moeten hier nu werken onder onze ogen en van tijd nog wat sla-gen en bespot van alle gevangenen en jongens van 15-16 jaar die mogen tegen hunne kop slaan van de soldaten, wat doet het ons goed dat te zien, van de bloedzuigers, ze hadden gedacht van hun vel te redden met weg te lopen en hun te laten vangen maar dat telt niet meer bij de Amerikanen.

Deze namiddag hebben we opnieuw 10 wagens lijken zien wegvoeren allen vermoord door de beulen

11-5-45 Deze morgen beschuiten met koffie. Aankomst in België Bij het overschrijden der grenzen staat ieder gevangen recht, neemt de muts af, en wij zingen te samen de Brabbacon, de bevolking roept en juigt ons toe, en noemen ons, de ongelukkigen, nochthans zijn wij niet meer ongelukkig, maar voelen ons allen zeer gelukkig, ons hart staat van allen stil en menigeen onder ons pinkt in t' stille een traan het eerste dorp waar we stilhouden worden we door de bevoking omzeggens onverrompelt, en als ze dan de naam van ons camp Dachau lezen staan ze paf en hun hart staat volgens mij ook stil en menig onder hen begint te wenen, er wordt gekust en de hand gedrukt en geweend wij rijden verder onder toejuichingen van bevolking en ook van de Amerikaansche soldaten waaraan wij gevangenen van Dachau allen ons leven te danken hebben en dat wij nooit zullen vergeten en ook niet mogen vergeten.

En zoo zetten wij onze weg verder naar Luik waar ons een ongelooflijk schouwspel te wachten staat, van in de voorstraten van Luik ziet men niet van het volk en ieder loopt onze wagens na om het eerst bij ons te zijn en inlichtingen te vragen over familie man of vrienden, en ook over vrouwen of dochters want wij hebben ook vrouwen en meisjes.

7.26 uit Brussel? Met den electric uit Antwerpen

Adelson Delanoye Geboren te Lichtervelde den 15-8-1913, aangehouden te Lichtervelde den 20-9-42 en terug gekeerd uit de Duitsche folterkampen den 15-8-45; in dienst bij de Veiligheid van den Staat te Blankenberge sinds de 23-6-45 en nog steeds in dienst tot na het ontvangst.

 

NOTEN

1. De lijst n°2 is de lijst van 'De Keizer' en de zoeklichtmannen zijn vermoedelijk de raadsleden van 'De Keizer' die ijverden voor openbare verlichting en uitbreiding van het elektriciteitsnet. 'Zoeklichten' verwijzen naar de eerste wereldoorlog, toen Duitse zoeklichten overvloedig de hemel afspeurden naar vijandelijke vliegtuigen.

2. Dit is het slot van de toespraak van de burgemeester. De volledige tekst is verschenen in De Torhoutsche Bode van 22 juli 1939.

3. Van 3 juni 1940 tot 31 december 1940 ressorteerde Lichtervelde onder de Ortskommandantur te Roeselare, en van 1 januari 1941 onder de Kreiskommandantur te Roeselare, die in de plaats kwam van de Ortskommandantur. Vanaf  1 oktober 1941 valt de Kreiskommandantur te Roeselare onder het direct gezag van de Oberfeldkommandantur 570 te Gent, voorheen was dat onder het gezag van Brugge. Waar in het boek Kommandantur gebruikt wordt, gaat het altijd om de Kreiskommandantur te Roeselare.

4. Om verwarring bij het lezen van het boek te voorkomen, wordt hoofdzakelijk de benaming 'Gestapo' aangehouden. Gestapo was voor de bevolking de verzamelnaam van al wat met Duitse politie te maken had. Veelal was men onwetend over of onbekend met het subtiele onderscheid tussen: GFP, SD, SiPO en Gestapo. Alleen de Feldgendarmerie met de zilverkleurige borstplaat was goed herkenbaar. Het valt niet altijd duidelijk uit te maken door welke tak van de Duitse politie de aanhoudingen te Lichtervelde gebeurd zijn. Bij enkele arrestaties kan het om een gecoördineerde actie gegaan zijn. In elk geval heeft de SD-SiPO te Brussel haar informatie over illegale activiteiten te Lichtervelde doorgespeeld aan de SD-SiPO te Gent, die de zaak afgewerkt heeft.

5. VERHOEYEN, E., e.a., België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 9, Het minste kwaad. Kapellen, DNB/uitgeverij Pelckmans, 1990. p. 84:Het burgerlijk mobilisatieboekje.

6. Gabriël Debaillie ontkent elke betrokkenheid bij de feiten en wil er ook niet meer mee geconfronteerd worden. Nochtans heeft hij in de zaak Lichtervelde een rol gespeeld, zoals verder zal blijken. Gabriël Debaillie sluit niet uit dat een of meer verdachten zijn naam genoemd hebben tijdens het verhoor, omdat ze hem 'buiten schot' waanden.

7. Voor de bewaking in gevangenissen en kampen werden ook wel eens oudere Wehrmachtsoldaten ingeschakeld. Ook jongere soldaten, met een bepaalde graad van invaliditeit, kwamen voor die taak in aanmerking. Niet elke bewaker waas SS'er.

8. Interview met Vera Algoed in het vrijdagmiddagprogramma van Radio é West-Vlaanderen: Hebt u Abraham al gezien?

9. De details van deze scène zijn geïnspireerd door twee zinnen uit het boek Het Sanatorium van VERLEYEN, H., Antwerpen-Baarn, Hadewijch, 1994.

p. 39: In de hel lag een ijselijk mager lichaam van een gestorven medegevangene...
p. 40: In de latrines buiten de barak ...

10.GRAEVE, G. DE, Terminus Wolfenbüttel. Bijdragen tot de geschie­denis aan WOII. Waarschoot, G. De Graeve, 1991. p. 58, uit het Duits vertaald door G. De Graeve

11. Naar alle waarschijnlijkheid hebben een of meer verdachten een schuilnaam of een valse naam gebruikt voor de gebroeders Packet en werd de naam Martlé door de Gestapo dusdanig genoteerd. Toch wist de Gestapo heel goed wie de gebroeders Packet waren toen zij op 23 oktober 1942 tot hun aanhouding is overgegaan. Aan een buurman heeft de Gestapo de weg gevraagd naar het huis van de gebroeders Packet en niet naar dat van de gebroeders Martlé. Overigens, niemand uit de omgeving van de familie Packet heeft ooit de naam Martlé gehoord.

12. Dokter Colpaert in zijn verkiezingspamflet ter gelegenheid van de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 1952

13. Dit is het slot van de toespraak van Alfons Demauw. De volledige tekst is verschenen in De Torhoutsche Bode van 30 augustus 1947.

 

BIBLIOGRAFIE

BAKELS, F. Nacht und Nebel. Mijn verbaal uit Duitse gevangenissen en concentratiekampen. Brussel-Amsterdam, Elsevier, 1977.

BELLE, J. VAN, 1940: Die lange hete zomer. Vijfdelige kroniek van kleine mannen in een grote oorlog. Zedegcm, Flandria Nostra, 1990.

BETZ, R- La guerre 1940-45 a Lasne. Cercle d'histoire de Lasne, 1994.

BLES, M. Een kind in de oorlog. Het ware verhaal van Hortense Daman. Antwerpen, Standaard uitgeverij, 1990.

BROWNING, C. Doodgewone mensen. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1993.

COCLE, P. West-Vlaanderen in de bezetting. Roeselare, Roularta, 1984.

COCLE, P. Meidagen '40 in West-Vlaanderen. Roeselare, Roularta, 1981.

COMMISSIE VOOR DE HISTORIEK VAN VAN DE WEERSTAND Guldenboek der Belgische Weerstand. Brussel, Leclercq, s.d.

D'HAINEUX, B. en SOMERHAUSEN, C. Dora 1943 -1945. Berchem, EPO, 1992.

DURLACHER, G. De zoektocht. Vijfde druk, Amsterdam, Meulenhoff, 1994.

ECK, L. VAN, Zo was het in Dachau. Leuven, Kritak, 1981.

ECK, L. VAN, De bloedstraat: Buchenwald. Leuven, Libertas, 1986.

ECK, L. VAN, Het boek der kampen. Amsterdam, Van Gennep, 1979.

FABRIBECKERS, DE De veldtocht van het Belgisch Leger in 1940. Lummen, De Fabribeckers, 1966.

GRAEVE, G. DE, Terminus Wolfenbüttel. Bijdragen tot de geschiedenis van WO II. Waarschoot, G. De Graeve, 1991. (uit privé-bezit)

HALKIN, L. A l'ombre de la mort. Gembloux, Documents Duculot, 1985.

HEYLEN, M. en HULLE, M. VAN, Getuigenissen uit de concentratiekampen. Eeklo, Uitgeverij Alea Produkties, 1992.

ISACKER, K. VAN Mijn land in de kering 1830-1980, deel 2, 1904-1980, De enge ruimte. Antwerpen-Amsterdam, De Nederlandse Boekhandel, 1986.

J ACQUEMIJNS, H. België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 2, Een bezet land. Antwerpen, De Nederlandse Boekhandel, 1973.

LOUYET, P. België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1, De verloren vrede. Antwerpen, De Nederlandse Boekhandel, 1973.

LOUYET, P. België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4, Het verzet. Antwerpe De Nederlandse Boekhandel, 1984.

MAERTENS, A. Het Geheim Leger in de zone III sector Brugge-Ostende van 1940 tot de bevrijding. Afstudeerwerk voorgelegd tot het bekomen van de licentiaat in de militaire en sociale wetenschappen, Brussel, 1982.

MAMPAEY, T. De Zwarte Hand. Het verzet tegen de nazi's in Klein-Brabant en de Rupelstreek. Berchem, EPO, 1993.

MICHOTTE, G. A l'ombre de la guillotine. Brussel, Michotte, s.d.

NIEDERSACHSISCHES JUSTIZMINISTERIUM Nationalsozialisüsch Justiz und Todesstrafe. Braunschweig, Steinweg Verlag, 1991.

PATTYN R. 'De Callewaert'. Het verhaal van een accordeon die ooit 21 tonen en 10 bassen had. Brochure uitgegeven in samenwerking met: Heemkundige Kring Karel Van de Poele te Lichtervelde, s.d.

POUCKE, G. VAN, Niet langer geheim. Gent, J. Verbeke, 1987.

RASKIN, B. De eeuw van de ekster. Amsterdam, Meulenhoff, 1994.

SAMYN, E. Mijn naam was een nummer. Izegem, Hochepied, 1995.

SMITS, A. Dom Modest Van Assche, Kersten en Vlaming. Sint-Pietersabdij van Steenbrugge, Stichting Jan Cobbaut vzw, 1986.

STRUBBE, F. Geheime Oorlog 40/45. De Inlichtings- en actiediensten in België. Tielt, Lannoo, 1992.

SWERTS, L. Dagboek van een zwarte tijd. Repressiejaren 44-50. Antwerpen, De Nederlandse Boekhandel, 1968.

TAELEN, L. VANDER, De laatste getuigen. Antwerpen, Dedalus, 1992.

TAGHON, P. Mei 40. De achttien daagse veldtocht. Tielt, Lannoo, 1989.

TAGHON, P. België 44. De bevrijding. Tielt, Lannoo, 1993.

VERBEKE, G. Roeselare '40-'44. Verzet, bezetting en bevrijding. Tielt, Lannoo, 1992. 

VERHEYEN, H. Het Sanatorium. Antwerpen, Hadewijch, 1994.

VERHOEVEN, E. België bezet 1940-44. Brussel, BRTN-educatieve uitgaven.

VERHOEVEN, E. België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 9, Het minste kwaad. Het Kapellen, DNB/Uitgeverij Pelckmans, 1990.

VIJVER, H. VANDE,  België de Tweede Wereldoorlog. Deel 8, Het cultureel leven tijdens de bezetting. Kapellen, DNB/üitgeverij Pelckmans, 1990.

VIJVER, H. VANDE, en DOORSLAER, R. VAN en VERHOEYE, E. België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6, Het verzet, Deel 2, Kapellen, DNB/üitgeverij Pelckmans, 1990.

VOS, L. DE en Decat, F., België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 10, Van Albertkanaal tot Leie. Kapellen, DNB/Uitgeverij Pelckmans, 1990.

VROEY, J. DE, Pater Raskin in de beide wereldoorlogen. Aarschotse kring voor Heemkunde, 1992.

WALLE, G. VANDE Lichtervelde in oude prentkaarten. Zaltbommel/Nederland, Europese Bibliotheek, 1973.

WALLE, G. VANDE Lichtervelde in oude foto's. Eeklo, Uitgeverij Alea Produkties, 1993.

WILDE, M. DE, België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 3, De Nieuwe Orde. Antwerpen, De Nederlandse Boekhandel, 1982.

WILDE, M. DE België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 5, De Kollaboratie. Antwerpen, De Nederlandse Boekhandel, 1985.

Werd nog geraadpleegd:

- Het gemeentelijk archief van Lichtervelde

- De jaarboeken van de Heemkundige Kring Karel Van de Poele te Lichtervelde

- De Oorlogskranten. Een unieke collectie van oorspronkelijke dagbladen 1940-45.

- SIGNAL, jaargangen 1940, 1941, 1942 en 1943

- PARIS-MATCH, jaargangen 1939, 1940 en 1941

- Weekblad De Torhoutsche Bode van december 1946 en januari 1947

- Weekblad De Brugsche Courant van december 1946 en januari 1947

- Diverse kranteartikels uit De Standaard, Het Nieuwsblad, Het Laatste Nieuws, betreffende de zaak Lichtervelde

- Een bundel met documenten, opgemaakt door Maurits Godderis en Antoon De Jonghe, om te dienen tot verweer op hun proces in 1946 en later.

 

LIJST VAN POLITIEK VERDACHTEN, BESCHULDIGDEN EN SI ACHTOFFERS VAN HET NAZI-REGIME

Omer Anne, Lichterveldc. aangehouden op 15 oktober 1942, verdacht van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, buten vervolging gesteld einde januari 1943.

Georges Baert, Lichtervelde, aangehouden op 18 september 1942, beschuldigd van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, ter dood veroordeeld en terechtgesteld op 15 juni 1944.

Leon Baert, Lichtervelde, aangehouden op 18 september 1942, verdacht van lidmaatschap van de weerstand en het beluisteren van een Duits-vijandige zender, buiten vervolging gesteld einde maart 1943.

Albert Becelaere, Torhout, aangehouden op 24 augustus 1942, verdacht van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, bevrijd in april 1945.

Henri Beernaert, Lichtervelde, gezocht op 19 september 1942, verdacht van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, ondergedoken.

André Callewaert, Lichtervelde, gezocht op 18 september 1942, verdacht van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, ondergedoken.

Eugeen Callewaert, Lichtervelde, aangehouden op 19 september 1942, beschuldigd van het verschaffen van wapens, verstrekken van inlichtingen over aankoop van wapens en het beluisteren van een Duits-vijandige zender, ter dood veroordeeld en terechtgesteld op 15 juni 1944.

Michel Callewaert, Lichtervelde, gezocht op 3 november 1942, verdacht van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand ondergedoken. * André, Eugeen en Michel Callewaert zijn geen verwanten

Michel Cloet, Lichtervelde, gezocht op 19 september 1942, verdacht van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, ondergedoken.

Theophiel Colpaert, Lichtervelde, aangehouden op 18 september 1942, beschuldigd van wapenbezit en - lidmaatschap van de weerstand, ter dood veroordeeld en terechtgesteld op 15 juni 1944.

Jules Cool, Lichtervelde, aangehouden op 23 oktober 1942, beschuldigd van het verschaffen van een wapen, veroordeeld tot twee jaar, vrij in december 1943

Gaston Couvreur, Lichtervelde. aangehouden op 3 november 1942, verdacht betrokkenheid bij het verbergen van wapens, vermist.

Albert Craeynest, Lichtervelde, aangehouden op 25 augustus 1942, beschuldigd van wapenbezit, lidmaatschap van de weerstand en het beluisteren van een Duits-vijandige zender, ter dood veroordeeld en terechtgesteld op 15 juni 1944.

Herminie Crombez, echtgenote Gaston Maertens, Lichtervelde, gezocht op 25 juli 1942 en aangehouden op 23 oktober 1942, beschuldigd van medewerking aan het verbergen van wapens, veroordeeld tot 6 maanden, vrij einde maart 1943.

Louis Debaeke, Lichtervelde, aangehouden op 3 augustus 1942, beschuldigd van wapenbezit, verschaffen van wapens, lidmaatschap van de weerstand en het beluisteren van een Duits-vijandige zender, ter dood veroordeeld en terechtgesteld op 15 juni 1944.

Arseen Debaillie, Lichtervelde, aangehouden op 8 augustus 1942, beschuldigd van spionage ter dood veroordeeld en terechtgesteld op 18 oktober 1943. * de verzetsactiviteiten van Arseen Debaillie situeerden zich hoofdzakelijk buiten Lichtervelde en hadden niets te zien met de werking van de plaatselijke weerstand.

Gabriël Debaillie, Lichtervelde, gezocht op 23 oktober 1942, verdacht van het verschaffen van wapens en het geven van inlichtingen erover, ondergedoken, * Gabriël Debaillie ontkent met klem elke betrokkenheid bij het verzet.

Adelson Delanoye, Lichtervelde, aangehouden op 20 september 1942, verdacht van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, bevrijd in april 1945.

Alfons Demauw, Lichtervelde, gezocht op 18 september 1942, verdacht van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, ondergedoken.

Hilaire De Meyer, Lichtervelde, aangehouden op 18 september 1942, beschuldigd van het verschaften van een wapen, ter dood veroordeeld en terechtgesteld op 15 juni 1944.

Octaaf Demuynck, Lichtervelde, aangehouden op 3 augustus 1942, verdacht van wapenbezit of het verschaffen van wapen(s) en lidmaatschap van de weerstand, overleden in het kamp van Buchenwald begin januari 1945.

André Denolf, Lichiervelde aangehouden op 29 juli 1942, beschuldigd van het verschaffen van wapens, ter dood veroordeeld en terechtgesteld op 15 juni 1944.

Emeric Deschepper, Lichtervelde, gezocht op 18 september 1942, verdacht van wapenbezit, verschaffen van wapens en lidmaatschap van de weerstand, ondergedoken.

Maurits Desloovere, Lichtervelde, aangehouden op 19 september 1942, verdacht van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, bevrijd in april 1945.

Jeroom Dewachter, Ruddervoorde, aangehouden op 11 november 1942, verdacht van wapenbezit en het verschaffen van wapens, vermist.

Gabriël Dewaele, Lichtervelde, aangehouden op 18 september 1942, beschuldigd van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, ter dood veroordeeld en terechtgesteld op 15 juni 1944.

Marcel Dewaele, Lichtervelde, aangehouden op 23 oktober 1942, verdacht van wapenbezit en het verbergen van wapens, vermist. * Gabriël en Marcel Dewaele zijn broers.

Aloïs D'hoop, Lichtervelde, aangehouden op 19 september 1942, verdacht van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, buiten vervolging gesteld einde januari 1943.

Jeroom Duynslaeger, Lichtervelde, aangehouden op 19 september 1942, verdacht van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, bevrijd in januari 1945.

Raymond Fiems, Lichtervelde, aangehouden op 23 oktober 1942, verdacht van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, buiten vervolging gesteld einde januari 1943.

Arthur Gruyaert, Lichtervelde, aangehouden op 3 augustus 1942, beschuldigd van het verschaffen van een wapen, veroordeeld tot drie jaar, bevrijd in mei 1945.

Marcel Handzaeme, Lichtervelde, gezocht op 19 september 1942, verdacht van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, ondergedoken.

Jules Hoorne, Lichtervelde, aangehouden op 18 september 1942, beschuldigd van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, ter dood veroordeeld en terechtgesteld op 15 juni 1944.

Yvonne Kindt, Lichtervelde, aangehouden op 23 oktober 1942, beschuldigd van het verschaffen van een wapen veroordeeld tot zes maanden, vrij einde maart 1943.

Roger Labens, Lichtervelde, aangehouden op 23 oktober 1943, aanhouding berustte op misverstand, vrij na enkele dagen. Vermoedelijk werd naar Josué Labens gezocht.

Gaston Maertens, Lichtervelde, aangehouden op 25 juli 1942, beschuldigd van het bezit van wapens, verschaffen van wapens en lidmaatschap van de weerstand, ter dood veroordeeld en terechtgesteld op 15 juni 1944.

Aloïs Maes, Lichtervelde, aangehouden op 29 juli 1942, verdacht van wapenbezit, buiten vervolging gesteld.

Emiel Moyaert, Lichtervelde, gezocht op 18 september 1942, verdacht van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, ondergedoken.

Odiel Moyaert, Lichtervelde, aangehouden op 18 september 1942, beschuldigd van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, ter dood veroordeeld en terechtgesteld op 15 juni 1944, * Emiel en Odiel Moyaert zijn broers.

Henri Packet, Torhout, aangehouden op 3 november 1942, beschuldigd van het verschaffen van wapens en lidmaatschap van de weerstand, veroordeeld tot tien jaar, bevrijd in april 1945.

Jules en Marcel Packet, Torhout, aangehouden op 23 oktober 1942, beschuldigd van wapenbezit, verschaffen van wapens en lidmaatschap van de weerstand, ter dood veroordeeld en terechtgesteld op 2 september 1943, * Henri, Jules en Marcel Packet zijn broers.

Theophiel Pannecoucke, Torhout, aangehouden op 25 juli 1942, beschuldigd van het verschaffen van wapens, ter dood veroordeeld en terechtgesteld op 15 juni 1944.

Gentiel Priem, Lichtervelde, gezocht op 3 augustus 1942, verdacht van het verschaffen van wapens, ondergedoken, neergeschoten door Belgische rijkswachters tijdens een overval op een hoeve in januari 1944.

Oscar Rogge, Torhout, aangehouden op 25 juli 1942, verdacht van het verschaffen van wapens, vermist.

Maurits Samyn, Lichtervelde, aangehouden op 3 augustus 1942, verdacht van wapenbezit, bevrijd in april 1945.

Egide Strubbe, Torhout aangehouden op 29 juli 1942, beschuldigd van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, ter dood veroordeeld en terechtgesteld op 15 juni 1944.

Elodie Struyve, Lichtervelde, verdacht, aangehouden en buiten vervolging gesteld.

Gerard Tanghe, Lichtervelde, aangehouden op 19 september 1942 beschuldigd van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, ter dood veroordeeld en terechtgesteld op 15 juni 1944. 

Raphaël Vandecaveye, Lichtervelde, aangehouden op 19 september 1942 beschuldigd van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, bevrijd in april 1944.

Oscar Vandenbussche, Torhout, aangehouden op 25 juli 1942, verdacht van het verschaffen van wapens, vermist.

Marcel Vanderhaeghen, Roeselare aangehouden op 24 augustus 1942 , beschuldigd van lidmaatschap van de weerstand, ter dood veroordeeld en terechtgesteld op 15 juni 1944.

Jozef Vandermeersch, Ruddervoorde, aangehouden op 3 november 1942, verdacht van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, bevrijd in april 1945.

Achiel Vandevoorde, Lichtervelde, aangehouden op 23 oktober 1942, beschuldigd van het verschaffen van een wapen, veroordeeld tot twee jaar, vrij in januari 1944.

Arnould van de Walle, Torhout, aangehouden op 24 augustus 1942, beschuldigd van lidmaatschap van de weerstand, ter dood veroordeeld en terechtgesteld op 16 juni 1944.

Jules Van Hulle, Lichtervelde, aangehouden op 23 oktober 1942, verdacht van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, buiten vervolging gesteld in november 1942.

Jozef Vankeirsbilck, Lichtervelde, gezocht op 18 september 1942, verdacht van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, ondergedoken.

Victor Vanlerberghe, Lichtervelde, aangehouden op 3 augustus 1942, verdacht van betrokkenheid in het verschaffen van een wapen, buiten vervolging gesteld na ondervraging.

Remi Vanneste, Lichtervelde, aangehouden op 29 juli 1942, verdacht van verschaffen van wapens, bevrijd in april 1945.

Oscar Vanryckeghem, Lichtervelde, beschuldigd van wapenbezit, overleden te Sachsenhausen op 17 april 1944, * privé-aangelegenheid.

Georges Vanwalleghem, Lichtervelde, aangehouden op 18 september 1942, verdacht van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, bevrijd in april 1945.

Omer Vermandele, Lichtervelde, aangehouden op 18 september 1942, beschuldigd van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, ter dood veroordeeld en terechtgesteld op 15 juni 1944.

Emmerence Verpoot, echtgenote André Denolf, Lichtervelde, aangehouden op 29 juli 1942, beschuldigd van medewerking aan het verschaffen van wapens, veroordeeld tot een jaar en vrij in april 1943

Cyriel Verstraete, Lichtervelde, aangehouden en ondervraagd in verband met de zaak van zijn zoon Robert, buiten vervolging gesteld.

Leon Verstraete, Lichtervelde, aangehouden op 23 oktober 1942, verdacht van wapenbezit en lidmaatschap van de weerstand, beschuldigd van het verspreiden van gevonden anti-Duitse vlugschriften, en om die reden veroordeeld tot zes maanden, vrij in april 1943 en opnieuw aangehouden door de Gestapo in Menen zonder gekende reden, bevrijd in april 1945. * Leon Verstraete is geen verwante van Cyriel en Robert

Robert Verstraete, Lichtervelde, aangehouden op 16 mei 1942, beschuldigd van anti-Duitse houding, veroordeeld tot zes jaar en gestorven in de gevangenis van Sonnenburg in februari 1944.

Sebastiaan Willaert, Torhout, aangehouden op 25 juli 1942 verdacht van het verschaffen van wapens vermist.

Noot:

* Werkweigeraars zijn niet in die lijst opgenomen.
* Rond 18 september 1942 zijn nog een aantal personen, waaronder Alidor Vanderper, aangehouden en ondervraagd in de herberg 'De Zwarte Leeuw', en na een paar uren weer vrijgelaten.
* Dominiek Ketels is vrijwillig naar Duitsland gaan werken en er tijdens het zwemmen verdronken.

 

MET OPRECHTE DANK AAN DE VELE MENSEN DIE IK HEB KUNNFN SCHRIJVEN, SPREKEN OF TELEFONEREN, DIE ME NUTTIGE INFOR MATIE BEZORGD HEBBEN, OF DIE ME MET RAAD EN DAAD GEHOL PEN HEBBEN

Cecile Baert, I.ichtervelde - Madeleine Baert, Roeselare, Albert Becelaere, Torhout -Joris Becuwe, Brugge - Raphaël Billiet, Lichtervelde - Irma Blontrock, Torhout - Gerard Bossu, Lichtervelde -Albert Brouckaert, Middelkerke - Georges Brysse, Kortrijk - Marcel Bulens, Lasne -

René Carels, Brugge - Cyriel Callebaut, Brugge - Maria Callewaert, Lichtervelde - Roger Callewaert, Diksmuide - Agnes Carpentier, Brugge -August Caset, Lichtervelde - Willy Colpaert, Lichtervelde - Adrienne Coudeville, Torhout - Lucrèse Craeynest, Lichtervelde - Noël Craeynest, Lichtervelde -

Denise Debaeke, Lichtervelde - Michel Debaeke, Brugge - Gabriël Debaillie, Roeselare - Rik Debondt, Boom - Noël Deceukelier, Brugge - Gilberte Declerck, Brugge - Robert Declercq, Lichtervelde - Mariette Decock, Torhout - Albert Decorte, Lichtervelde - Georges Decuypere, Lichtervelde - Emiel Deforche, Lichtervelde - Henri Dejaegher,
Oedelem - Julia Dejaegher, Roeselare - Albert De Jonghe, Brugge - Hugo De Jonghe, Brugge - Denise Delaere, Lichtervelde - Christine Delanoye, Brugge - Jos Demazière, Kortrijk - Roger Demuynck, Oostkamp - Hilda Deschepper, Lichtervelde - Paula Deseyne, Lichtervelde - André Desloovere, Lichtervelde - Florent Desoppere, Torhout - Etienne Deurinck, Lichtervelde - Martha Dewachter, Ruddervoorde - Walter Dewandeler, Torhout - De Windroos, Beernem - Albert Dewulf, Lichtervelde - Albert D'heedene, Lichtervelde - Alois D'hoop, Lichtervelde - Gerard Dias, Oostkamp -
Jeroom Dierickx, Torhout -Jan Dinneweth, Brugge - Jeroom Duynslaeger, Lichtervelde -

Edward Gailliaert, Brugge - Albert Geirlandt, Lichtervelde -Gemeentebestuur Alveringem - Gemeentebestuur Lichtervelde - Daniël Glas, Brugge -

Luc Haeghebaert, Lichtervelde - Carlos Heytens.Oostkamp - Marcel Huybrechts, Izegem - Germaine Jacques, Roeselare

Hector Ketels, Lichtervelde - Wilfried Knauer, Wolfenbüttel -

Alice Lievens, Hooglede - Raoul Lombaerts, Brugge -

Roger Maenhout, Lichtervelde - Willy Maenhout, Veldegem - Alain Maertens, Brugge - Aurel Maertens, Lichtervelde - Denise Maertens, Lichtervelde  - Hans Maertens, Lichtervelde - Maurits Maertens, Brugge - André Maes, Lichtervelde - Roger Mahieu, Meulebeke - Claude Michotte, Brugge - Georges Michotte. Brussel - Martha Moyaert, Lichtervelde - Maurits Muylle, Lichtervelde - Alice Myny, Lichtervelde -

Marcel Packet, Oostende - Odette Pannecoucke, Brugge - Sylveer Pattyn, Lichtervelde

Dirk Ramboer, Luik - Gaby Ramon, Lichtervelde -

Emile Samyn, Izegem - Maria Samyn, Lichtervelde - André Sauer, Lichtervelde -Yvonne Schatteman, Torhout - Yvonne Sercu, Lichtervelde -

André Tampere, Oostende - Betty Tanghe, Lichtervelde - Rachel Tempelaere, Gistel

Juliaan Van Belle, Ruddervoorde - Louis Van Beneden, Puurs - André Vancoullie, Torhout - Raphaël Vandecaveye, Waregem - Ivan Vandenbussche, Lichtervelde -Christiane Vanderhaeghe, Lichtervelde - Georgine Vanderhaeghen, Lichtervelde - Paul Vandermeersch, Brugge - Oswald Vandermeersch, Smetlede - Clara Vanderper, Lichtervelde - Elisabeth Vanderper, Lichtervelde - Georges Vanderper, Lichtervelde - Jeanne Vanderper, Lichtervelde - Luc Vanderper, Lichtervelde - Monique Vanderper, Lichtervelde - Rachel Vanderper, Torhout - Karel Vangheluwe, Lichtervelde - Roland Vanhoutteghem, Lichtervelde - Freddy Van Iseghem, Lichtervelde - Frans Van Oost,
Zwevezele - André Van Overschelde, Lichtervelde - Frans Vanzieleghem, Lichtervelde - Victor Vanzieleghem, Lichtervelde - Agnes Velghe, Torhout - Roger Vens, Itterbeek - Albert Verduyn, Lichtervelde - Albert Vereecke, Lichtervelde - Raphaël Verhaeghe, Lichtervelde - Bertrand Vermandele, Brugge - Jean Vermandele, Brugge - Philip
Vermoortel, Leuven - Leon Verstraete, Lichtervelde - Margriet Verstraete, Eke-Nazareth

Raymond Wellekens, Lichtervelde - Julia Willaert, Torhout - Gerard Wostyn, Lichtervelde - Michel Wostyn, Anderlecht - Regine Wybo Lichtervelde.