Naar inhoudstafel - Nard Van Loy °1919 - †2012
Politiek gevangene 76147 Buchenwald-Blankenburg

Uitgegeven door Heemkring Ansfried Westerlo vzw

Sint-Michielsstraat, 2, 2260 Westerlo
Verenigingsnr 730379, Ondernemingsnr:419566570
Br: BE17 0011 8813 5721 -
Info@heemkringansfried.be

Dit boek is nog te bestellen bij de Heemkring langs
het e-mailadres of door storting van 10€ op de BR.

Noot: op tablet kunnen de foto's uitvergroot worden.
Langs de link
Nard Van Loy, Buchenwald-Blankenburg
kan men langs mail deze e-tekst verder verspreiden
 


Inhoud - Boven

Titelblad
Inleidend woord
Nards jonge jaren
Zijn Legerdienst
Nard vertelt
De Mobilisatie
En de 18-daaagse veldtocht
Organisatie van het Belgisch leger
Nard in de 18daagse veldtocht
Na de 18-daagse veldtocht
Begin augustus 1944
Kamp Buchenwald
Blankenburg
Dodenmars
Reconstructie van de dodenmars
De onderscheidingen van Nard
Besluit
Buchenwald in het jaar 2013
Woord van dank aan
Achterblad

Het verhaal van ‘Nard’ Van Loy - Inhoud - Boven


Patrick Bastiaens (links) in gesprek met Nard Van Loy (foto Staf Kempeneers)

Op vrijdag 9 januari 2004 vertelde ‘Nard’ in de parochiezaal te Oevel voor het eerst zijn verhaal! Het werd een getuigenis, van al wat hij tijdens de Tweede Wereldoorlog meemaakte: zijn jeugd, zijn militaire dienst, zijn werking in het verzet, in de groep Fidelio, in de Weerstand, in het Geheim Leger (GL), het Kempisch Legioen (KL), zijn belevenissen in het Duitse concentratiekamp Buchenwald en zijn bevrijding in 1945. Aan de hand van foto’s en documenten ondersteunden we het verhaal van Leonard.

Deze boeiende avond was georganiseerd door Heemkring Ansfried Westerlo vzw, met als moderator Patrick Bastiaens.

Die avond was de aanleiding tot dit werk!

Neergeschreven door Patrick Bastiaens

Uitgegeven door Heemkring Ansfried Westerlo vzw

D/2014/5545/01
ISBN: 9789073062009

Inleidend woord - Inhoud - Boven

De aanleiding om het verhaal door Nard te laten vertellen was het boek Ons Oude Dorp deel 2, dat door Heemkring Ansfried in 2004 is uitgegeven. Op zoek naar oude foto’s van Oevelse mensen en gebeurtenissen, ging ik langs bij Marie ‘Poel’ (Van De Poel). Het was deze vrouw die me doorverwees naar haar schoonbroer Nard Van Loy. Hij zou nog wel veel namen kunnen plaatsen bij de aangezichten op oude foto’s. Een dag later stond ik dus bij Nard op het Moleneinde. Nadat ik me voorstelde en wat uitleg gaf over het doel van mijn bezoek, zaten we al snel aan tafel met een pak oude Oevelaars op foto. Ik had echter al snel door dat Nard niet echt bij de les was en mij daardoor weinig of geen bruikbare informatie kon geven. Ook foto’s waar hij zelf opstond, passeerden zijn handen zonder dat hij iets of iemand herkende.

Op een gegeven moment begon hij over de oorlog te vertellen en over zijn krijgsgevangenschap. Mijn interesse was gewekt en Nard merkte mijn luisterend oor. Nadat hij zijn verhaal gedaan had, heb ik hem gevraagd of hij met zijn verhaal ooit naar buiten was gekomen: om het te vertellen aan een groep mensen. Met enige bitterheid in zijn stem zegde hij me dat er in Oevel na de oorlog niet echt interesse was. Op mijn vraag of hij dit verhaal wilde vertellen aan een groter publiek in het heemmuseum in Oevel, was zijn antwoord direct positief.

Na duidelijke afspraken met de heemkring, werden enkele praktische zaken vastgelegd en kon ik met Nard de voorbereidingen starten. Na enkele avonden vol verhalen, had ik een basis om de spreekbeurt verder uit te werken en kon ik het verhaal met foto’s en ander materiaal ondersteunen.

Na aankondigingen in de pers was vrijdagavond (09/01/2004) eindelijk daar! Waar de heemkring mikte op een publiek van 45 mensen, was de grote zaal in het museum snel te klein en moest er worden uitgeweken naar de nabije parochiezaal van Oevel.

Nard deed zijn verhaal op een manier die iedereen boeide. Voor elke toehoorder was het een leerrijke avond.


Onze bibliotheek was duidelijk te klein voor de grote opkomst.
We moesten uitwijken naar de parochiezaal

Achteraf heeft Nard me bedankt om dit op poten te hebben gezet. Hij was content dat hij zijn verhaal gedaan had. Hij had er lang op gewacht, zei hij! Het was toen dat ik hem beloofd heb, om dit in een uitgave te verwerken. En dit werk ligt nu voor u.

Het is geen hoog geschiedkundig werk. Wel moet het een archiefstuk zijn van wat er ooit gebeurde en dat zeker fout was! Het verhaal van iemand uit een klein dorp, uit Oevel. Hoe toevallige gebeurtenissen in een mensenleven voor een bijna catastrofale wending zorgden.

Soms werden data en plaats wel eens van plaats verwisseld. Het verhaal gaat immers bijna 70 jaar terug in de tijd. In het werk zijn er nota’s opgenomen die meer in detail gegaan. Dit doet geen afbreuk aan het verhaal van Nard, want dat moest zeker de kern van dit boek blijven.

Ik wil de leden van Heemkring Ansfried van harte danken dat ze Nards verhaal in boekvorm willen uitbrengen. Verder wil ik iedereen bedanken die me documenten bezorgde, foto’s ter beschikking stelde en tijd vrijmaakte om enkele vragen te beantwoorden.

Ik draag dit boek op aan Nard en zijn vele lotgenoten. Dat dit werk ook een bijdrage moge zijn, hoe klein ook misschien, opdat de huidige generatie nooit zou vergeten wat er toen gebeurd is. Dat dit nooit meer moge gebeuren!

Ik had Nard beloofd zijn verhaal in een boek voor altijd te laten voortleven 

Patrick Bastiaens

Noot: Tekst in cursief is toelichting van Patrick Bastiaens, in gewone letters is het verhaal zoals door Nard Van Loy vertelt. De toelichting onder de foto's is van Patrck Bastiaens (nvdr). Op tablet kunnen de fotos uitvergroot worden

 
Nards jonge jaren - Inhoud - Boven


Een zeldzame, gekreukte foto van het gezin Jef Van Loy en Viktoria Otten. Deze foto met de
12 zonen moet genomen zijn rond 1920. De tweeling, Leonard en Leopold; zitten op de schoot
van vader  Jef en een grotere broer. Moeder heeft de kleine Benjamin op de schoot

Leonard Van Loy is geboren te Oevel op 12 april 1919 als, 11de kind van het gezin Van Loy-Otten. Hij is de tweelingbroer van Leopold waarvan koning Leopold de dooppeter was.

Dat het druk was in zulk een groot gezin spreekt vanzelf. Ondertussen is half Oevel wel een Van Loy; zeker omdat de vorige generatie én de volgende ook kroostrijk waren!

Leonards naam werd zoals gebruikelijk was, afgekort tot Nard: Naar uitgesproken. Wij houden het bij Nard in de tekst.

Nard ging in Oevel naar school en was meestal bij de eersten van de klas. Nard wist me te vertellen dat de meester in het eerste studiejaar meester Maurice Piet was. Nard zat ook nog in de klas bij Richard Mens. Meester Mens wilde vader Van Loy overhalen om Nard verder te laten studeren; doch vader Van Loy was niet te bepraten, omdat hij geen van zijn andere kinderen had kunnen laten verder studeren! Dus kon ook Nard niet verder stude-ren. Vader Jef Van Loy en meester Mens waren nochtans goede vrienden want na de zondagse hoogmis bleven ze regelmatig kaarten bij Polien van de bakker. Dat meester Mens voorstelde om het schoolgeld voor te schieten, vond bij Jef geen gehoor


De oude jongensschool in de Gemeentestraat met zicht naar het dorp

Nard heeft goede herinneringen aan meester Mens. Hij weet nog dat hij van de meester eens een kerkboek heeft gekregen omdat hij de eerste van de klas was.


Nard op een zeldzame schoolfoto van eind de jaren twintig van de vorige eeuw.
Deze foto is genomen vóór de metalen schoolpoort

De familie Van Loy was en is een grote familie in Oevel. De vader van Nard, Jef Van Loy kwam uit een gezin van 13 kinderen en Jef had op zijn beurt ook 12 kinderen. Het hoeft niet gezegd dat er in Oevel en omstreken heel wat nakomelingen rondlopen. Begin de jaren zestig haalde de familie regelmatig kranten en tijdschriften als reuzegroot gezin. Enkele van de Van Loy’s hebben dan ook een koning als dooppeter.


De voetbalploeg van de Van Loy’s in de jaren dertig. Vader Jef staat links; Nard is de linkse
kleine. Enkel Nard speelde later op een semi-professionele manier voetbal. Voetbal is in
feite een beetje de rode draad door het verhaal van Nard.


In een weekblad van beginjaren zestig staat een artikel over de Oevelse tak Van Loy.
Het fragment hierboven heeft het over de voetbalploeg, die de zonen Van Loy samenstelden
.

Vader Jef boerde en de zonen, die niet buitenshuis gingen werken, moesten meehelpen op de boerderij. Zo kunnen we stellen dat Nard, tot hij naar de troep moest, thuis werkte.


Achteraan: Gust, Rik, Albert, Tuur, Sus, Peer, Fons, Jos, Stefaan. Vooraan:
Leonard en Leopold (tweeling), vader Jef en moeder Victoria (Victoor), Benjamin.

Zijn Legerdienst - Inhoud - Boven

Nard was soldaat bij het 5de linie; dit is een infanterie-regiment. Het 5de linie was gekazerneerd in drie kazernes binnen de fortengordel van Antwerpen: De Falconkazerne aan het Falconplein, de kazerne generaal Drubbel aan de Begijnenvest en de Prekerskazerne in de Predikherenstraat in het St-Andrieskwartier. In deze laatste kazerne meldde Nard zich om zijn militaire dienst aan te vangen.

Het 5de linie in de Prekerskazerne waren de kanonniers. Nard vertelde in zijn verhaal enkele keren dat ze met van die klein kanonnekes moesten schieten.

Nard was ingedeeld bij de 15de compagnie: De “piotten” zoals de manschappen van deze eenheden genoemd werden. De 15de compagnie had van die kleine kanonnen, 47mm antitankgeschut.


Het haarkapperssalon in de Prekerskazerne in het St-Andrieskwartier van Antwerpen stad.

Het militair zakboekje van Nard. We zijn in 1938 en de
voertaal in het Belgische leger is nog steeds het Frans.
Enkele bijzonderheden die vermeld zijn: Taille (= lengte)
: 1690mm. Couleur des yeux (= de kleur van de ogen):
kunnen we vertalen naar blauw-grijs; cheveux
(= de haarkleur): kastanjebruin. Signes particuliers
 (= persoonlijke kenmerken): groot litteken op de linkerwang.

Nard vertelt - Inhoud - Boven

Mijn term was 12 maanden en dat was toen juist veranderd. De klas vóór ons was al een half jaar binnen en mocht pas met ons afzwaaien. De mannen waren niet goed gezind, want zij hadden er dan 18 maanden opzitten.

 
Nard als soldaat bij het 5de linieregiment

We hebben veel geoefend op de hei van St-Anneke op de linkeroever. Elke keer als we gingen oefenen, moesten we met de overzetboot ‘het Scheld’ (de Schelde) over. Het was een heel groot oefenveld en er stonden nog geen huizen.


Het 5de linie steekt met een overzetboot de Schelde over
om te oefenen op linkerover ter hoogte van st.-Anneke


Samenvatting van de dienststaat van Nard. Enkele notities:
in actieve dienst op 31 maart 1938 bij het 5de linieregiment
15de compagnie; op 16 augustus 1938 op zending naar de
15de compagnie van het 6de linie; verblijf in het militair
hospitaal  van Antwerpen en zwaait af op 29 maart 1939.
Terug uit onbepaald verlof op 26 augustus 1939, slechts 4
maanden nadat zijn term van één jaar legerdienst erop
zat. We merken ook op dat de rapportering vanaf
1940 overgeschakeld is op het Nederlands!

We hebben heel veel loopgraven moeten maken en de mortieren opstellen. Mijn werk was het de munitie aan te brengen naar de mannen die in de voorste loopgrachten zaten en die in een boog de mortieren zouden afschieten. We oefenden ook veel in het camoufleren. Dat was eigenlijk niet zo moeilijk want er stond veel laag houtgewas.

‘De soldaten ondereen klapten veel over wat er in Duitsland aan de hand was. We kochten “ieder over hand” een gazet, zodat we wisten wat er gebeurde in de wereld. We waren niet gerust in de situatie. Duitsland was in 1939 Polen binnengevallen en daar hadden de gazetten veel over bericht.’


De binnenkoer van de Prekerskazerne

Soms trokken we ook op manoeuvres naar het oefenterrein van Edegem. We zaten dan dag en nacht in het veld en sliepen bij boeren in de stal. In die periode hadden we wel heel goed materiaal en kleedsel.

We hadden een compagnie van een 100 man maar er was verder niemand van Oevel bij.

Op het einde van onze term zijn we ook te voet naar het kamp van Beverlo gegaan met volledige bepakking. De eerste dag kwamen we tot in Herentals. Daar hebben we ergens geslapen en de volgende dag trokken we verder naar Leopoldsburg. Dat was een lange tocht. Toen we langs café “Het Rooske” aan het Punt van Geel kwamen, stak den Dens zijn hand op, want hij kende mij. We marcheerden altijd in groep en elk uur werd er 5 of 10 minuten gerust. In het kamp van Beverlo sliepen we in de stenen barakken achter de kerk. Elk jaar mogen we nu nog met de politieke gevangenen in het kamp gaan eten.


Leopoldsburg. De stenen kazerneblokken achter de kerk. Vele
generaties soldaten zijn hier op kamp en op manoeuvres geweest

'De eerste dagen dat ik bij den troep was, was ik er niet graag bij. Ik zal wel heimwee naar huis gehad hebben, denk ik. Soms moest ik wel eens schreeuwen (wenen), maar na een tijdje ging dat allemaal wel over. Op het einde van mijn term, zat ik er al niets meer mee in, dat ik bij den troep was.’

Voor dat ik naar de troep moest, was ik al aan het sjotten bij Blauwvoet Oevel. Dat was zó gekomen.


Zoals Nard zelf zei: "Na een tijdje was ik graag bij den troep"

Toen de eerste ploeg aan het sjotten was, was ik naast het terrein zo een beetje tegen een bal aan het stampen. Ik was misschien een jaar of 15 en de echte sjotters hadden mij bezig gezien en vroegen of ik mee hen kon meedoen. Achteraf heb ik dan een kaart getekend en ben ik recht naar de eerste ploeg gegaan. Ik moest voetballen met mannen als de Witte Gebruers, Ceulle van Rik. In Ramsel heb ik mijn eerste match met de eerste ploeg gespeeld.

Toen ik in het leger was, kon ik eigenlijk niet meespelen met Blauwvoet, maar daar werd dan het volgende op gevonden. Als ik zondag na de noen vrij was bij het leger, mocht ik eigenlijk niet naar huis komen en moest ik in Antwerpen blijven. Ik nam dan in Antwerpen de trein naar Herentals en daar kwam iemand van Oevel mij afhalen aan het station, zodat ik na de noen toch mee kon voetballen.

In Herselt hebben ze mijn knie eens overgestampt en toen zat ik met een groot probleem, want ik moest natuurlijk terug naar Antwerpen. Zo goed als ik kon, ben ik terug binnengegaan zonder al te veel te laten zien. De ordonnans die ik altijd moest helpen in de kazerne, was die dag juist van wacht en maakte het een beetje gemakkelijker. Zo kon ik terug naar binnen. Daarna zegde ik dat ik van de trap gevallen was.


Toegangspoort van de Prekerskazerne.

Ik heb bijna een maand in het gasthuis gelegen om van die breuk te genezen.

Nadat ik was afgezwaaid, moest ik thuis op de boerderij helpen.

De Mobilisatie - Inhoud - Boven

We wisten al een tijdje dat er oorlog in de lucht hing, In Duitsland was Hitler al een tijd bezig met zich te bewapenen en hij was in 1939 Polen al binnengevallen.

De tiende mei van ‘40 was het zover. De garde bracht de oproepingsbrieven bij ons thuis. Mijn broer en ik werden gemobiliseerd. In de brief stond dat we ons pak moesten klaarmaken en met de tram of trein optrekken. Ik moest terug naar de Prekerskazerne, waar ik was afgezwaaid.

Ons moeder was er het hart van in. Zij had de eerste oorlog meegemaakt en had veel schrik van ‘den Duits’.

In Antwerpen kwamen allemaal dezelfde mannen bijeen die met mij waren afgezwaaid. Iedereen was stille-kes. We kregen onze ransel terug en een geweer.

De oorlog was bezig en wij zijn redelijk rap vertrokken uit de Prekerskazerne, omdat de kazerne natuurlijk niet al dat volk kon opvangen, van de verschillende opgeroepen militieklassen. Wij trokken op van Antwerpen over Edegem naar Herentals, om daarna naar Braine-le-Chateau (’s Gravenbrakel) in de Wa-len te gaan. Hier zaten we ingegraven, in steun van het leger dat aan de Maas zat. Hier was het redelijk rustig en we hebben veel moeten oefenen met het materiaal dat we bij hadden.

In feite zaten we hier aan de verkeerde kant van het front, maar de legerleiding dacht dat ook Frankrijk, België zou binnenvallen om den Duits vóór te zijn en op die manier buiten Frankrijk zou kunnen vechten.

We kunnen er van uitgaan dat Nard als soldaat van een actieve divisie in mei 1940 een Mauser type 36 ter beschikking had. Dit wapen werd in Luik vervaardigd en was in gebruik bij verschillende legers. Het was zeer geschikt als infanteriewapen.



De Belgische infanterie was voorzien van het Mauser geweer. Bovenaan Mausertype
35 en onderaan het type 36. Tupe 36 is niet in omloop gebracht om het type 35 te
vervangen maar wel om het aan te vullen.

Het was toen voor ons nog niet écht oorlog, want ik weet nog dat ik mijn schoenen had binnengedaan om te laten repareren. De volgende nacht lieten ze de bruggen springen en was het voor ons tijd om op te trekken.


Frontpagina van Het Laatste Nieuws van zaterdag 11 mei 1940,
één dag na de Duitse inval

Met auto’s werden we naar Haacht gereden en hier groef het bataljon zich terug in. We zagen toen ook af en toe een Duitse vlieger die over de streek vloog en dat was voor ons een teken dat de Duitsers op komst waren. We hadden verschillende paarden bij, die caissons (munitiewagens) voorttrokken.


Voorpagina van de krant Het Nieuwsblad van 13 mei 1940. De kranten kunnen nog
vrij berichten: de situatie van het Belgische leger op de voet volgen en verslag uit
te brengen over de veldtocht. Eens het land bezet was, vielen alle kranten onder
een Duitse censuur.

In Haacht kwam dit allemaal bijeen. De Duitse voorhoede was niet ver meer van ons, en af en toe hoorden we schieten. We wisten waar ze zaten, maar moesten niet in actie komen!

Het Belgisch leger trok zich verder achteruit. De bedoeling moest geweest zijn om achter de Leie stand te houden en op versterkingen uit het buitenland te wachten. Vanuit Haacht was het marcheren, ‘s nachts sliepen we bij boeren in de schuur. Tijdens het marcheren keken we dikwijls achterom. De schrik zat er goed in en niemand was er echt gerust in. We hadden wel altijd goed eten, omdat de veldkeuken met ons meereed. Onderweg passeerden veel vluchtelingen, wat het ons bataljon soms moeilijk maakte om snel af te trekken.

Achter de Leie groeven we ons terug in. Het bataljon was nu volledig gereorganiseerd en wij moesten schieten met van die klein kanonnekes: ‘landpatatten’ noemden we die kanonnen. Dat waren 76 mm mortieren en we moesten die zelf voorttrekken. Als we ze moeten verplaatsen gebeurde dat met 10 man. Ik moest vanuit de tweede linie munitie naar de eerste linie brengen.

We moesten gaan vluchten. Onze compagnie zat in eerste linie en het bevel kwam om onze mortieren mee te nemen. De Duitsers zaten achter ons, maar op dat moment twijfelden ze om verder aan te vallen en dat is misschien ons geluk geweest.


Lichte 47 mm anti-tankkanonnen. Deze kanonnen werden in de jaren 30 in
gebruik genomen door het Belgisch leger. Het 5de linie uit de Prekerskazerne
was van deze wapens vorzien. Deze wapens werden vooral ingezet op snel
verplaatsbare posities en hadden de vuurkracht om pantsers uit te schakelen

In de compagnie van Nard weren de 76 mm mortieren in gebruik. Zoals Nard zei
werden de stukken tot achter de frontlinie getrokken, van waaruit de linies van de
vijand met mortieren werden bestookt. Nard noemde deze mortieren "landpatatten"

Nog dieper “de Vlaanders” in! We zaten in een schuur toen het bevel kwam om de wapens in te leveren. Op dat moment stonden er Duitse soldaten in de schuur. Buiten de geweren moesten we ook de rest van de uitrusting afgeven. Het was een verschrikkelijk bangelijk gevoel om die Duitse soldaten van zo dichtbij te zien. We hebben een week in die schuur gezeten en we konden niets doen om ons bezig te houden. Op dat moment waren we krijgsgevangen; ik kon gelukkig wat in de keuken helpen.

Op een gegeven moment kwam het bericht dat we ofwel naar Duitsland moesten om te werken ofwel naar huis! Daar was nog geen zekerheid over. Wat later marcheerden we met de hele groep naar Mechelen en vanaf Mechelen was het ieder voor zich. Het was voor ons een grote verrassing dat het allemaal gedaan was! De groep moest nog wat in Mechelen blijven en ze hadden een kok nodig voor de veldkeuken. Ik heb de soep moeten maken. Later kregen we het bevel om de paarden die we nog hadden in Lier in de kazerne af te leveren. Ik moest met de paarden en de veldkeuken mee op weg naar Lier. Maar onderweg hebben we de veldkeuken in een bos gezet en de paarden in een wei. Het was voor ons voorbij.

In de buurt van Mechelen heb ik de tram tot in Westel genomen om dan te voet naar Oevel te gaan. Al bij al was ik een kleine maand van huis geweest. Onze Pol was nog krijgsgevangene, toen ik thuis kwam. Enkele dagen later kreeg ik het bevel om mijn soldatenkostuum in Turnhout binnen te leveren en kon het burgerleven terug beginnen.


Zo zag de veldkeuken van het Belgisch leger eruit. Deze mobiele
keuken voorzag in de mate van het mogelijke het veldleger van
een warme maaltijd. In de frontlinie was het dikwijls niet mogelijk
om soldaten van maaltijden te voorzien. Vrijwilligers brachten,
op gevaar van hun eigen leven, eten naar hun makkers vooraan.

De mobilisatie en de 18-daaagse veldtocht van het Belgische leger - Inhoud - Boven


Artikel uit de krant Het Nieuws van den Dag, van woensdag 19 juni 1940.
Op de lijst de naam van Oevelaar Albert van de Sande. De krant was dikwijls
de enige bron van informatie over vermisten van de veldtocht.


Vrij snel verspreidde de Duitse bezetter aanplakbiljetten met de
verordening om wapens binnen te leveren. Het feit dat zich in de
eerste wereldoorlog vele incidenten hebben voor gedaan met burgers,
die ‘zogezegd’ op Duitse troepen schoten, zal zeker hebben meege-
speeld in deze verordening. Het is ook wel duidelijk dat niet elke burger
de verordening heeft opgevolgd, daar er gedurende de bezetting en
vooral in de periode van de bevrijding, veel gewapende burgers
op straat kwamen.
(op tablet kan de tekst vergroot worden)

Op 25 augustus 1939 ging het Belgische leger over tot plan A: het mobiliseren van 6 actieve divisies, waartoe ook Nard behoorde, Nard was op 26 augustus terug in zijn eenheid.

Het mobiliseren van de verschillende divisies verliep in 5 fases met een totale mobilisatie op 10 mei 1940 als sluitstuk.

Op 10 mei zijn er nagenoeg 600 000 Belgen in het leger; wat neerkomt op 8 % van de totale Belgische bevolking.

Daar België zich sinds 1830 opstelde als neutraal land, werden de militaire verdedigingslinies zó opgebouwd dat een aanval, zowel vanuit het oosten als vanuit het zuiden, kon worden opgevangen. Indien België zou aangevallen worden, zou Engeland ons ter hulp komen.

Het moet echter gezegd dat, sinds de Duitse legers in september 1938 het Tsjechisch Sudetenland annexeerden, de defensieve opstellingen van het Belgisch leger gericht waren op een dreiging vanuit het oosten.

Zonder in detail te treden: de Belgische verdediging was zo uitgebouwd dat er optimaal gebruik gemaakt werd van natuurlijke hindernissen in het terrein. Langs de linkeroever van het Albertkanaal werden bunkers gebouwd en con-tinu bemand. Deze linie liep van Antwerpen tot aan de Maas in Luik. De oude fortengordel rond Luik, die in de Eerste Wereldoorlog de Duitse opmars moest kunnen vertragen, werd in de jaren dertig enigszins aangepast aan de moderne wapens. Sluitstuk was het fort van Eben-Emael, dat als oninneembaar gold en het sterkste fort van Europa was. In de eerste oorlogsuren was gebleken dat het fort enkele strategische tekortkomingen had en slechts enkele uren weerstand kon bieden. Bij Luik boog de verdedigingslinie af naar het zuiden, langs de Maas tot Na-men.

Een tweede belangrijke linie, die werd uitgebouwd in de jaren die de oorlog voorafgingen, was de veelbesproken KW-linie. Deze versterkte linie die van Koningshooikt tot Waver (in Waals-Brabant) liep, was voorzien van anti-tankgreppels, bunkers en versperringen. Als het Belgisch veldleger zou gedwongen worden om dieper België in te trekken, was deze linie bedoeld om de Duitse opmars te stuiten en tijd te winnen tot er Britse en Franse verster-kingen zouden in steun komen. De geschiedenis leerde ons echter dat het leger in mei ’40 vrij snel is moeten te-rugplooien. De KW-stelling heeft niet voor de bedoelde stabilisering van het front gezorgd!

Het Duitse leger rukte inmiddels ook dieper Frankrijk in. De kans bestond dat het Belgische leger in een omsinge-ling kwam te zitten. Daarom plooide het leger verder terug achter de Schelde. Er werden verschillende hevige veld-slagen geleverd om de Duitse opmars zoveel mogelijk te stuiten en de Franse en Engelse legers de kans te geven zich te organiseren en defensieve stellingen uit te bouwen.

Na achttien dagen oordeelde koning Leopold III dat verder verzet niet wenselijk was en om te vermijden dat het ganse leger met grote verliezen tot overgave zou gedwongen worden, aanvaardde de koning een capitulatie.

De Belgische verliezen bedroegen ongeveer 7 000 gesneuvelden en bijna 55 000 gewonde soldaten.

De Franse legers werden op eigen grondgebied, richting de Kanaalhavens geduwd. Dit was ook het lot van het En-gelse expeditieleger dat zich verzamelde bij Duinkerke en over zee werd geëvacueerd.

Organisatie van het Belgisch leger - Inhoud - Boven

De oorlog zag men aankomen. Nard vertelde dit trouwens ook in zijn verhaal en in de tweede helft van de jaren dertig, trof men in verschillende landen allerhande voorbereidingen, ook in België.

De organisatie van het Belgisch leger op 10 mei 1940:
*Een generaal hoofdkwartier
*7 legerkorpsen
*Een cavaleriekorps
*Een gespecialiseerd korps en enkele kleinere regimenten als vestingartillerie, grondverdediging tegen vliegtuigen, een marinekorps, een militair vliegwezen.

Voor het verhaal van Nard gaan we verder met het korps waartoe Nard behoorde. Dit was het 3de legerkorps, onder bevel van Luitenant-Generaal de Krahe, die gedurende de ganse veldtocht een belangrijke rol zou spelen.

Het 3de legerkorps bevat de 2de en de 3de infanteriedivisie, het 1ste en het 2de regiment grenswielrijders, het 15de regiment artillerie, het vestingregiment Luik-Citadel, het 23ste bataljon genie en het 23ste bataljon transmissietroepen.

Nard in de 18daagse veldtocht - Inhoud - Boven

Nard bevond zich met het 5de linie in de tweede infanteriedivisie onder bevel van Luitenant-Generaal Colpin. Het vijfde linie stond onder rechtstreeks bevel van kolonel Carion.

Na het opgeven van de Albertkanaal-Luik-Maas-linie en de hergroepering van het Belgisch leger achter de KW-linie, zal het veldleger zich verder moeten terugtrekken, in eerste instantie op de Schelde-Leie-linie. Daarna was het de bedoeling van de legerleiding om, zoals in de Eerste Wereldoorlog, de IJzer als laatste weerstandsbastion uit te bouwen.


De rode lijn is de Belgische Albertkanaal-Luik-Maas linie en in het blauw de
KW linie. Het Duitse leger onder bevel van generaal von Bock zette een
frontale aanval in op de Belgische stellingen aan het Albertkanaal en viel
Zuid-Nederland binnen. De legerkorp-sen van de generaals Rommel en
Guderian openden offensieven op het Franse leger en later op het Engelse
expeditieleger. Deze Duitse blitzkrieg vernietigde op enkele weken een
groot deel van de Belgische en Franse legers. Het Engelse expeditieleger
werd bij Duinkerke geëvacueerd.


De Duitse Generaal Fedor von Bock had de leiding over het Duitse
legerkorps dat belast was met de aanval op België en Nederland. In
juni 1940 werd von Bock voor zijn verdienste in de blitzkrieg op
Polen en België-Nederland bevorderd tot Generaal veldmaarschalk.

De beslissing van de Belgische opperbevelhebber, koning Leopold III om onvoorwaardelijk te capituleren werd door de gewone soldaat, die sinds enkele weken onder grote druk stond, goed onthaald.

Nard vertelde dat hij na de algemene mobilisatie op 10 mei thuis was, toen de garde een oproepingsbevel bracht. Na in Antwerpen terug bewapend te zijn, vertrok zijn eenheid naar Braine-le-Château. Exacte data en andere plaatsen heeft Nard niet gegeven. Maar met het raadplegen van verschillende externe bronnen, kan een meer gedetailleerd verloop van Nards veldtocht worden gegeven.

Het derde legerkorps waartoe de tweede divisie en vervolgens het 5de linie behoorde, bevond zich rond Luik met een reserve in de buurt van Waver, ten westen van de KW-linie.

De eenheden die Luik verdedigden en moesten beletten dat het Duitse leger de Maas overstak, moesten vrij snel terugplooien, omdat de overmacht te groot was. Het derde legerkorps trok zich vrij chaotisch terug, richting KW-linie, en zou zich opstellen achter deze KW-linie ter hoogte van Haacht. De compagnie waartoe Nard behoorde zou worden verplaatst naar Haacht en zou deelnemen aan zware gevechten.

Reeds op 15 mei 1940 kwam het bevel om terug te trekken achter de Schelde. Het 5de linie ging richting Humbeek, waar het 5de linie zich normaal in rustkantonnement zou begeven. De Duitse voorposten zaten echter dicht op de achterhoede en regelmatig werden er gevechten geleverd. Rondom Humbeek werden verdedigingsstellingen gegraven en werden kleine incidenten gemeld met Duitse patrouilles.

In de nacht van 17-18 mei 1940 ontruimde het 5de linie de stellingen rond Humbeek en volgde een lange mars van 40 km naar het bruggenhoofd Gent. De mars ging van Humbeek, Merchtem, Gijzegem naar Kwatrecht (Wetteren-Melle) aan de Schelde. Hier zou een verdedigingsstelling uitgebouwd zijn, maar dat was niet het geval. Het 5de linie moest zichzelf ingraven en er werden versterkte stellingen opgeworpen. Een groot gedeelte van het Belgische leger was zich links en rechts van de sector aan het hergroeperen en wilde hier felle tegenstand bieden. In en rond Kwatrecht werd hevig gevochten en waren er verschillende doden te betreuren. Op 22 mei 1940 werd het 5de linie afgelost door de Ardense jagers; het 5de linie trok zich verder achteruit over Drongen, richting Hansbe-ke en nam daar stellingen in, achter het kanaal van Schipdonk.

Het Duitse leger was echter zeer efficiënt en duwde het Belgisch leger steeds dieper Vlaanderen in. Het 5de linie ging in marstempo over Aalter, Maria-Aalter, Hertsberge naar Ruddervoorde. Het Duitse leger zat kort op de co-lonnes soldaten, die steeds op hun hoede moesten zijn voor aanvallen. Ook werden de troepen regelmatig overvlo-gen door stuka’s en kwamen onder vuur te liggen.

Het 5de linie ging in een defensieve stelling op de lijn Hertsberge-Ruddervoorde. Enkele compagnies kwamen onder zwaar vijandelijk vuur te liggen. Op 27 mei 1940 trachtte het Belgisch leger door een tegenoffensief de kan-sen te keren, maar deze poging mislukte. Op 28 mei 1940 volgde de capitulatie.

Op bevel van het Duitse commando bleef het 5de linieregiment tot 31 mei 1940 gestationeerd te Hertsberge. Ko-lonel Carion probeerde in deze periode zoveel mogelijk manschappen uit krijgsgevangenschap te houden. De eer-ste juni 1940 om 5.40 uur vertrok het 5de linie, onder Duitse begeleiding en volgens een welbepaalde weg, in marsbataljons te voet naar Lovendegem waar de groep aankwam omstreeks 21.00 uur. Door de lange mars en door het gebrek aan eten en drinken kwam het regiment totaal uitgeput in Lovendegem aan. De volgende dag moest de mars verder gezet worden en was de bestemming Desteldonk. Hier kregen de soldaten voor het eerst Duitse bevoorrading, “beschimmeld roggebrood“.

Iedereen bleef tot 9 juni in krijgsgevangenschap. Vanaf dan stuurde het Duitse commando groepen soldaten naar huis. De oorlog was voor hen voorbij.


Pamflet uit 1940 dat de beslissing van de koning rechtvaardigt.
Na bijna drie weken in het defensief gedrongen te zijn, na lange
nachtelijke marsen naar steeds weer andere stellingen, die na
enkele dagen of zelfs uren werden ontruimd om alweer een
andere stelling te gaan betrekken, was het moraal van het
veldleger laag. De vrees dat de Duitse pletwals het leger in de
zee zou drijven en vernietigen was het gespreksonderwerp.
Daarom waren veel, vooral Vlaamse soldaten, na de oorlog,
de koning dankbaar dat hij de oorlog stopte.

Na de 18-daagse veldtocht - Inhoud - Boven

Ik begon terug te ‘sjotten’ bij Oevel, in de eerste ploeg, en kon er goed mijn man staan. Af en toe kwam er wel eens iemand van een grote ploeg kijken. In 1943 kwam FC Herentals polsen om daar te komen voet-ballen. Eigenlijk had ik van kleinsaf altijd tegen ‘ne bal gestampt en thuis hadden we zelfs een hele ploeg met ons gezin. Dat moet zowat de eerste familieploeg uit de grote omtrek geweest zijn, denk ik. Onze vader was dan nog meestal de scheidsrechter, als we tegen de één of andere ploeg speelden.

Ik werd dan verkocht aan FC Herentals, in die tijd in de hogere klasse. Eén seizoen was er een oorlogs-competitie opgezet, omdat verplaatsingen over het hele land niet zo gemakkelijk waren. Daarom was er één competitie voor de hogere ploegen uit de provincie Antwerpen. Op die manier speelde ik in grote stadions als Den Bosuil van Antwerp, op Het Kiel tegen Beerschot, op Het Lisp in Lier, tegen Racing Meche-len, Berchem... Dat was in feite eerste klasse dat jaar en er kwam veel volk zien, soms wel 20.000 man. Ik speelde tegen Raymond Braine en Rik Coppens. Ik speelde rechts-buiten. Dan moet ge ‘ne rappe zijn. Ik heb in totaal zeven seizoenen voor FC Herentals gespeeld. Antwerp is eens voor mij komen zien, maar FC Herentals liet me niet gaan.


Nard Van Loy als voetballer bij FC Herentals
 



De krant Het Algemeen Nieuws van dinsdag 2 februari 1943
maakt het verslag van de voetbal wedstrijd Lyra-Herentals in
de eerste afdeling A. De wedstrijd eindigde op 4 tegen 1 in
het voordeel van Lyra, maar Nard scoorde toch de eerredder.
Herentals bleef door dit verlies in de middenmoot van
eerste A hangen (rangschikking volgende pagina).

Daarna moesten we ook in de Walen gaan voetballen. We deden de verplaatsingen met een buske. Wij waren soms lang onderweg, omdat de wegen nog niet waren zoals nu.

Ik verdiende in die oorlogsjaren 300 fr. per gewonnen match tegen de grote ploegen en 200 fr. als we wonnen tegen de mindere ploe-gen. Dat was veel geld in die tijd. Verliezen betekende geen geld. Regelmatig kregen we links en rechts ook nog wat drinkgeld toe-gestopt.

Voor ik getrouwd was moest ik het geld thuis delen met mijn 2 broers Ben en Pol, omdat die geen werk hadden. Toen ik trouwde, was het geld natuurlijk voor mij alleen.

Door het voetbal kon ik op de gieterij in Herentals beginnen werken, De Zaat zoals die fabriek heette. Ik moest de manoeuvers doen: laden en lossen van camions. Maar dat heb ik niet lang moeten doen, want dan moest ik op ‘de zavel’ gaan werken. Hier werd de zavel klaargemaakt, voor mallen, om daarin een gietstuk te maken.


De Zaat of de Kempische gieterij en smederij van Herentals. Uit de verzameling
van August Peelaerts, Herentals. Een deel van de gebouwen van de gieterij
omstreeks 1930. Vooraan was de vaart. Die vaart was echter al gedempt
eer Nard op De Zaat aan het werk ging.

De Zaat werd opgericht in 1885 door de familie Van Aerschot. Het was oorspronkelijk een scheepswerf met constructiewerkplaatsen, gelegen tussen het station en het kanaal Herentals-Bocholt. In de oorlogsjaren is dit kanaal gedempt. Nadien is de familie Van Aerschot zich gaan toeleggen op gietijzeren constructies en decoratie-ornamenten: stationshallen, hangars maar ook gietijzeren kruisen. Vanuit Oevel hebben veel stielmannen en handlangers op De Zaat gewerkt. Stilaan is de industrie achteruitgegaan met een sluiting van het bedrijf als gevolg. De bedrijfsgebouwen zijn afgebroken en er is een woonwijk in de plaats gekomen.


Willy De Milliano, de man die Nard overhaalde om toe te
treden tot het Kempisch legioen. De Milliano werd op 17 juli
1944 aangehouden en is in een Duits kamp gestorven.

De chef op ‘de zavel’ zat ook een beetje in het bestuur van voetbalclub FC Herentals. Het was Willy De Milliano, een al wat oudere man. Op een keer sprak hij me aan over “den Duits” en stillekens aan ook over het verzet tegen de Duitsers. Tijdens het gesprek stak hij altijd zijne wijsvinger op en zegde dat het gevaarlijk was en er nergens mocht gesproken worden over wat hij mij zegde. Ook thuis mocht ik er niets over zeggen. Van mijn kant was er geen reactie, want ik zag dat verzet helemaal niet zitten!

In die periode was er regelmatig luchtalarm in Herentals. De fabriek moest dan zo snel mogelijk worden ontruimd en de arbeiders doken dan zo snel mogelijk de bossen achter de fabriek in. Als we in het bos zaten, klampte de chef me dikwijls aan om over het verzet te praten en op een keer maakten we een afspraak. Hij zou me in Oevel eens komen opzoeken en er zou wat geregeld worden. Hij beloofde me ook een goeie job na de oorlog.


Een militaire kaart van Herentals van voor 1914. Het gebied ten noorden van de
Nete is het Peerdsbos, een aaneengesloten loofbos dat zich uitstrekte tot
Wechelderzande, Vorselaar en Kasterlee. Dat was dus ideaal om, indien nodig,
als vluchtroute te gebruiken. Nu 2014, is het Peerdsbos nog steeds een
prachtig natuurgebied. Het Bloso-centrum is in het Peerdsbos gelegen.

Op een keer was De Milliano dus in Oevel en we gingen er ene drinken bij ‘Coolske’. Tegen ons moeder zei ik dat er iemand was die wat boter kwam kopen. Na wat praten overhaalde hij mij om bij het verzet te gaan. Ik vond van mijn eigen dat ik wel geen echte verzetsman zou worden en aan de gevaren dacht ik eigenlijk niet. Het zal wel voorbij gaan, dacht ik toen.

‘s Anderdaags kwam de chef al terug naar Oevel en we gingen wat wandelen. Het was zomer en heel goed weer, maar het ging me niet zo goed af. Ik had een slecht gevoel bij dat alles. We gingen de schuur achter ons huis binnen en daar moest ik de eed van trouw aan het Kempisch Legioen afleggen voor de commandant van het legioen. Ik moest enkele korte zinnen herhalen met opgestoken midden- en wijsvinger. Dat was alles! De rest zal wel volgen, dacht ik toen. Die vent had ook een revolver en kogels bij en gaf die aan mij! Nu begon het wel serieus te worden. De revolver heb ik op de slaapkamer weggestoken. Ik was er echt niet gerust in.



Het embleem van het
Kempisch Legioen

De volgende dagen ben ik beginnen nadenken: Wat heb ik nu gedaan? Ik kon er nachten niet van slapen!

Korte tijd later kreeg ik een codewoord. Als de codedag J was aangebroken en verspreid werd, moest ik me naar het Peerdsbos in Herentals begeven en daar zou ik dan verdere instructies krijgen over wat er van mij verwacht werd.

Toen de Amerikanen en Engelsen in Frankrijk landden, was ik er niet meer gerust in.


Trouwfoto van Nard en Gusta Van de Poel

Niemand wist waar ik bij was en wat ik zou moeten doen! Ook mijn vrouw wist van niets. Wij woonden toen in bij mijn ouders op het Loofven, rechtover waar nu tandarts Lathouwers woont.

Ik was ondertussen te weten gekomen dat er nog andere mensen van Oevel in het verzet zaten. Er werden wel geen namen genoemd. De chef had het er op de gieterij ook al eens over gehad: “dat er in de omtrek van Oevel nog goe volk woonde”. Dit was ongetwijfeld Denis van den Drop, Denis Voets. Hij was nog sergeant geweest bij het leger.

Ik heb al gezegd dat we bij mijn ouders inwoonden. We hadden een klein keukentje en daar stond ook ons bed.

Twee keer ben ik ‘s nachts uit mijn bed gesprongen, omdat ik een auto hoorde stoppen in de buurt. Ik dacht dat ze me kwamen oppakken. Ik ging dan naar buiten wat tussen de bonen zitten, tot ik zeker wist dat er niets was waarover ik me druk moest maken. Mijn vrouw heeft nooit iets gemerkt van mijn schrik. Ik heb ook nooit de behoefte gehad om er thuis iets over te vertellen. Ik zou ze toch maar ongerust gemaakt hebben. Mijn oudste broer heeft me na de oorlog wel gezegd dat hij geweldig kwaad op mij geweest was, toen hij hoorde dat ik was aangehouden.

Op een bepaald moment kreeg ik dan een opdracht, die ik voor het verzet moest uitvoeren. Ik moest een neergeschoten Engelse piloot in Larum oppikken en naar het station van Herentals brengen. Op een afgesproken plaats zou er een tandem klaar staan waarmee ik naar Larum moest rijden. Ik was met mijne velo naar de gieterij gereden en vandaar te voet naar het station van Herentals. Hier had men de tandem voor mij klaar gezet. Het was al tegen de avond en ik moest mijn licht opzetten.

De afspraak was dat de Engelsman aan de kerkdeur van Larum zou wachten tot hij een tandem zag met maar één man op. Ik zou de tandem wegzetten en de afspraak was dat ik de man een hand gaf en zeer goed moest doordrukken.

Ik wist van de man niets; enkel dat hij een neergeschoten Engelse piloot was. Hij was zo tussen de 30 en 35 jaar, schat ik. Gedurende de hele rit hebben we niets gezegd. Wel zag ik dat hij content was dat hij weg kon. Ik vond ook dat hoe minder er gezegd werd, hoe minder er kon verder verteld worden.

Op deze missie heb ik mijn revolver niet durven meenemen. Aan het station van Herentals aangekomen, wist de Engelsman wat hij verder moest doen. Hij kreeg van iemand een geweer. Hij reikte me de hand en knikte eens. Het moest allemaal heel rap gaan, want in Herentals zaten veel Duitsers.


De kerk van Larum, waar Nard een Engelse piloot moest oppikken. De rit van
 Larum naar het station van Herentals is ongeveer 9,5 km en is met de fiets
ongeveer een 40-tal minuten trappen. Voor Nard zijn dit ongetwijfeld
40 spannende minuten geweest.


Dat deze ontsnappingshulp niet zonder gevaar was, hoeft niet gezegd.
Bovenstaande kaart die in het geheim getekend is door het verzet met
plaatsaanduiding waar een batterij Flak-luchtafweergeschut staat
opgesteld. De kans dat Nard en zijn piloot op een Duitse patrouille
zouden stuiten was reëel.

Een beetje later was er op het werk controle door het Duitse Arbeitsamt. Er zouden mensen moeten gaan werken in Duitsland. De baas, Jef Van Elst, kwam binnen en heeft het kunnen arrangeren dat ik niet naar Duitsland moest. De commandant van het legioen, De Milliano, zegde me ook dat ik goed gewerkt had. Hij doelde op de opdracht met de Engelse vliegenier. Verder stelde de commandant geen vragen.

Kort nadien hoorde ik op De Zaat zeggen dat commandant De Milliano en zijn onderluitenant thuis waren opgepakt. Toen ik na ‘t werk thuis kwam, heb ik direct mijn revolver in de hof in de grond gestoken, want als ze die zouden vinden, was het zeker mis!

Begin augustus 1944 - Inhoud - Boven

Ik, Nard, was aan het werk op De Zaat, toen de baas mij op zijn bureau riep. Daar zat een Vlaamse SS-er in een Duits uniform, Ik dacht dat ik moest komen omdat er iemand van de verzekering was, Ik had name-lijk enkele weken daarvoor iets in mijn oog gehad. Die SS-er stond recht en vroeg: Zijt gij Nard Van Loy? Kom eens mee, en hebt gij ander kleedsel bij? Ik zei: Ja! En wilde dat rap gaan halen en er van onder muizen natuurlijk. De SS-er pakt me bij mijn schouder en zei: Niet te rap manneke! Anders komen er vodden van! Hij nam mij mee naar het bureau van de baas. Daar zat nog een grote Duitse SS-er, die had de leiding over het gebeuren. Daar werd nog een beetje geklapt en die grote Duitser zegde tegen mijn baas: Laat maar aan zijn broer weten dat wij naar Antwerpen rijden! Op dat moment wist ik dat ik verraden was en dat het wel eens slecht zou kunnen aflopen. Onze Albert zou ze thuis wel verwittigen, dacht ik nog.

Ik ben mijn frakske gaan halen en als we uit de fabriek kwamen moest ik direct in een auto stappen, die daar stond te wachten en waar nog drie andere opgepakten inzaten: Albert Meylemans, Denis Voets en Wies Kenis van Noorderwijk. Met deze auto reden we richting Antwerpen en we kregen verbod om te spreken tijdens de rit.

We kwamen aan in de stad en reden naar de Begij-nenstraat, naar het gevang. We werden in cellen ge-stoken. Elk in een andere cel bij andere mensen, die ik niet kende. Hier zag ik al rap, ik denk zelfs de zelfde dag nog, mijn chef en onderchef van het verzet terug. Deze mensen hadden er steeds opgedrukt om bij een arrestatie niemand te verraden, ook niet in het ergste geval van mishandeling of foltering. Ik weet niet wie mij verraden heeft. Soms denk ik dat het mijn chef was! Achteraf is die dood gegaan van verdriet, omdat hij over iets niet over kon, zegden ze.


Nard kwam met zijn lotgenoten terecht in de
gevangenis van Antwerpen in de Begijnenstraat

Later werden we terug in een auto geduwd en reden we naar het verhoor, zoals we later wel merkten. De plaats van bestemming was de Elisabethzaal naast de dierentuin. Buiten stonden we allemaal te wachten op wat er ging komen. Er stonden allerlei mensen in de rij: van het verzet, zoals ik, maar ook katholieken, socialisten, communisten,... Van alles wat!


Het centraal station van Antwerpen met links naast de dierentuin de
Elisabethzaal. Hier kwam Nard terecht voor het eerste verhoor door de SS.

Onder een afdak liepen Vlaamse SS-ers en op het moment dat ik passeerde, riep er ene naar mij: “Nu stade daar schoon, hé!“ en hij rochelde in mijn aangezicht. Zijn Duitse chef, die dit gezien had, gaf de Vlaming tegen zijn voeten en beval hem mijn aangezicht af te kuisen!

Als we de Elisabethzaal binnen kwamen, moesten we allemaal in een hoek van de zaal gaan staan en ook in het midden van elke zijkant stond iemand. In totaal dus zes man. Hier begonnen de verhoren door de SS en bij deze verhoren was ook steeds een beul aanwezig.

De vragen waren: Wie kent gij nog in het verzet? Wie zijn uw bazen? Wie denkt ge, dat u verraden heeft? Hebt ge andere verzetsmensen aangeworven?

Ik kon op geen enkele vraag een antwoord geven! Simpel, omdat ik geen antwoord wist!

Omdat ik hun niets kon vertellen, begonnen ze met hun handen op mijn gezicht te slaan en daarna smeten ze mij op een tafel en begonnen met een matrak of een rubberen slang op mijn bloot gat te slaan, tot bloedens toe! En altijd maar dezelfde vragen! Na een tijdje zijn ze dan gestopt, omdat ze waarschijnlijk doorhadden dat ik echt niets wist, waarmee ik hen verder zou kunnen helpen. Na dit eerste verhoor was ik één grote hoop ellende. Tijdens een later verhoor gebood de commandant van de verhoringen, dat ik recht ging staan. Hij richtte zijn revolver op mij en eiste dat ik verraad zou plegen, zoniet zou een revolverschot mijn einde betekenen. Ik zei nog eens dat ik niets te verklappen had. Toen trok ik mijn stoutste schoenen aan! Ik trok mijn hemd open en zei: Schiet maar, ik weet toch niks! Dit moet voor de commandant overtuigend geweest zijn en hij stak zijn revolver weg en de ondervraging werd gestaakt.

Vier dagen zijn we in de Begijnenstraat gebleven. We wisten ondertussen dat de Amerikanen en Engelsen al een heel stuk in Frankrijk zaten en dat ze zeker door België zouden trekken om de havens in België en Holland te bevrijden. We zagen ook dat de bewakers zenuwachtig werden.

Met een camion werden we naar station Den Dam gereden en daar stond al een trein te wachten. Het waren van die wagons waar normaal beesten of goederen worden in vervoerd. Hier stonden ook mensen van het Rode Kruis en van hen kregen we een pak met eten.


Vanuit dit station Den Dam vertrok het konvooi
van 10 augustus 1944 richting Duitsland


Detail van het eerste blad met de namenlijst van het konvooi van
10 augustus. In totaal zaten er 827 gevangenen op dit transport.


Alfabetische namenlijst van het konvooi van 10 augustus 1944

We werden in die beestenwagons gestoken en met meer dan 30 man erin, moesten we blijven rechtstaan. Na een tijdje vertrok de trein. Hij reed een stuk vooruit, maar kwam even later terug naar Den Dam. Dit herhaalde zich een keer of vier. Ik was er van overtuigd dat ze ons naar het fort van Breendonk zouden doen, want ik wist dat ze daar politieke gevangenen naartoe stuurden. Naar het schijnt was het omdat de geallieerden zo snel oprukten dat de trein niet naar Breendonk reed. Uiteindelijk vertrok de trein richting Holland en op dat moment wist ik zeker dat we verder naar Duitsland zouden gaan.


In een vergelijkbare treinwagon werd het konvooi naar Buchenwald gereden.
In deze wagons werden de gevangenen opééngepakt naar Duitsland vervoerd.
De treinrit die op 10 augustus vanuit Antwerpen begon en via Nederland de
Duitse grens overstak, was voor de gevangenen een echte marteling. Het was vol-
op zomer en het weerbericht van 10 augustus 1944 meldde maximumtemperaturen
van 22,1° Celsius en een luchtvochtigheid van 78%. Dat maakte het in de wagons
broeierig en drukkend heet. Verschillende mensen zijn totaal verzwakt
in Buchenwald, het eindstation, aangekomen.


Kaart met Nazi-kampen

Op elke wagon zat er boven een SS-er met een mitrailleur omdat ze bang waren onderweg overvallen te worden. Achteraf heb ik gehoord dat dit één van de laatste konvooien is geweest die gevangenen vanuit België naar Duitsland brachten. Kort nadien is Antwerpen bevrijd. We reden maar een klein stukje door België, omdat de grens met Holland niet zo veraf is van Den Dam. We reden door Holland tot aan de Duitse grens. Als we daar aankwamen zaten of stonden we al een halve dag in deze wagons. Het was half augustus en volop zomer en de hele reis hadden we nog niets kunnen drinken. We zaten met 35 man in een wagon met slechts een kleine opening in de poorten. Voor deze opening was nog pinnekesdraad gespannen. Enkel langs daar kon er een beetje frisse lucht binnenkomen.


In deze omstandigheden werden Nard en zijn mede gevangenen
van Antwerpen naar Weimar-Buchenwald getransporteerd.

Op de vloer van de wagon lag wat stro en in elke wagon stond een pispot waar ge uw behoefte kon in doen. Ge kunt u al voorstellen hoe de pispot en de omgeving er na een tijdje uitzag. De trein moest regelmatig stoppen om water of kolen in te doen. Wij gingen echter bijna dood van dorst want in die beestenwagons liep de temperatuur hoog op!

Aan de Duitse grens werden we door de Vlaamse SS-ers overgedragen aan de Duitse Werhmacht. Dat waren bijna allemaal oudere soldaten en, op het eerste zicht, een beetje losser dan de Vlaamse SS-ers.

Aan de grens mochten we, na lang aandringen, ook uit de trein komen. We vroegen aan de soldaten of we mochten drinken halen aan de waterpomp voor de stoomtreinen, want sommige mensen in de wagons konden er niet meer uit van de miserie. De Duitsers zeiden dat we niets hadden om water te gaan halen en daarom werd de pispot leeggemaakt. Die werd aan de pomp eerst wat uitgewassen, met water gevuld, en naar de mensen gebracht die in de wagons achtergebleven waren. Deze uitgedroogde mensen stortten zich op het water!

We kregen van de oude soldaten van de Wehrmacht enkele bekertjes om uit te drinken en zoals gezegd: de toestemming om water te gaan halen voor de achtergebleven mensen in de wagons. Maar enkel onder de voorwaarde: Als de twee waterhalers zouden gaan lopen, zouden er op hetzelfde moment twee anderen uit onze groep worden doodgeschoten. Ze hadden, om te laten zien dat ze het meenden, enkele mensen apart gezet aan de trein en ze hielden die onder schot. Niemand durfde ook maar aan ontsnappen te denken. Bij een andere stop voelde mijn maat zich niet goed en was op het stro gaan liggen in de wagon. De SS-ers hadden dit gezien en ze hebben de man een geweldig pak slaag gegeven!


Het titelblad van een kasboek dat door de Duitse Diensten in
Antwerpen is opgemaakt en naar Buchenwald is gestuurd.
Dit boek vermeldt de bezittingen, die van de gevangenen
zijn afgenomen en in Buchenwald in bewaring zijn.


Bladzijde 133, uit het kasboek. Van Nard is 215 fr. aan waardepapieren
afgenomen. In totaal is er van de gevangenen van het konvooi van 10
augustus al 172 333,15 Belgische frank afgenomen, buiten de andere
waardevolle voorwerpen die sommige mensen in hun bezit hadden.
Van Louis Keersmaekers wordt het zakuurwerk met ketting afgenomen!
(Taschenuhr mit Kette)

Kamp Buchenwald - Inhoud - Boven


Steekkaart van Nard, aangemaakt de dag dat hij in Buchenwald
arriveerde. Vanaf dat moment is hij gevangene met het nummer 76147.

 

Hoe lang de trein gereden heeft weet ik niet meer, maar het zal toch wel enkele dagen geweest zijn, herinner ik me. Zoals ik al zegde met de Wehrmacht hadden we geen probleem gehad tijdens de treinreis, maar in Buchenwald zou het anders worden.


Steekkaart van Nard, aangemaakt de dag dat
hij in Buchenwald arriveerde. Vanaf dat moment
is hij gevangene met het nummer 76147.


Jedem das seine! Ieder het zijne! Dat staat op de toegangspoort van het kamp
Buchenwald. Na een bezoek aan het kamp is het moeilijk om deze tekst te
plaatsen. Opmerkelijk is dat de tekst te lezen is van binnen in het kamp, in
tegenstelling tot andere Nazi-kampen waar de tekst enkel te lezen is van
buiten af. Een voorbeeld: Ar-beit macht frei! In het Poolse Auschwitz is van
buiten het kamp te lezen. Was dit in Buchenwald gedaan om de gevan-
genen, die door de poort naar buiten moesten, nog eens extra te pesten?


Bij aankomst in het kamp is er een kaart ingevuld met de zaken
die Nard inleverde alvorens hij een kampuitrusting kreeg.
Veel had hij niet meer in zijn bezit!



Achterkant van het bovenste document. Hier wordt ook nog het bedrag
van 200 Belgische franken vermeld, die worden ingeleverd. Let op:
Er is al 15 frank minder!

De trein stopte in Buchenwald. SS-ers liepen de trein op en af en duwden of stampten ons uit de wagons. Iedereen eruit! Er was een Limburger in onze wagon die volgens de SS-er niet rap genoeg uitstapte en de SS-er duwde hem uit de wagon. Dat is toch redelijk hoog!

Die mens viel heel ongelukkig op de sporen en was zwaar gekwetst. Hij heeft niet lang meer geleefd. Vanaf dat moment werden we als beesten behandeld. De SS-ers vloekten, tierden, brulden en stampten naar alles en iedereen. We moesten per drie of per vier gaan staan en ze dreven ons een zaal in het kamp binnen. In het voorbij gaan, zag ik een bordje waarop in het Duits geschreven stond “Al wie hier inkomt, komt er niet meer uit“.


Kaart van Duitsland met plaatsaanduiding van Buchenwald bij de stad
Weimar en Dora bij de stad Nordhausen. Vanuit Oevel is dit ongeveer
ongeveer 550 km ver en nog 300 km van de hoofdstad Berlijn. Na de
oorlog werden de steden Weimar en Nordhausen Oost-Duitse steden.


Persoonlijk kamppaspoort van Nard, met alle persoonlijke gegevens en
 persoonsbeschrijving aan de linkerkant. Deze kaarten zijn op een oplage
van 500.000 stuks gedrukt. Op zoveel häftlingen (gevangenen) was dus
gerekend!
Bes(onderes) Kennseichen: Narbe von Nase zum L(inker)
Ohr = litteken van neus tot linkeroor. Zähne: vollst(ändig) = volledig
gebit. Gestalt: mittelst(ändig) = middelmatig.


Keerzijde van het vorige document. Lagerist=magazijnier

Hier moesten we al onze bezittingen afgeven. Klederen, juwelen …mijn trouwring ging moeilijk af met een grote tang werd de ring heel brutaal van mijn vinger geknipt. Mijn vinger was gekwetst en bloedde. Alle ringen en horloges gingen in een emmer.


Foto genomen na de bevrijding door het Amerikaanse leger. Een bak vol
met trouwringen! De kans is groot dat ook de ring van Nard in deze bak lag.

Het eerste wat er gebeurde toen we in het kamp waren? Al het haar werd van uw lijf afgeschoren, van boven tot onder! Dat was heel erg vernederend. We stonden daar in een lange rij aan te schuiven en ik zag daar een dikke vent staan. In feite moest ik er een beetje mee lachen! Iemand naast mij zei dat dat de pastoor van Larum was. Het was voor mij, een jongen uit een dorpke als Oevel, een zeer vervelende ervaring, zo in uwe blote tussen al die andere blote mensen te moeten staan. Naar het schijnt deden ze dit ook om ons te kleineren!


Deze tekening, gemaakt door een gevangene in Buchenwald,
schetst een beeld van het vernederende kaalscheren.

Daarna moesten we met tien man in een apart kot gaan staan. Daar zouden we worden ontsmet. We stonden daar in ons blootje in een hoek van dat kot. De ontsmetters pakten een emmer, vulden die met een vloeistof uit een groot vat en goten de emmers over ons leeg. Welk product dit was, weet ik niet, maar het pikte geweldig op ons vel en op mijn pas geschoren kop.

Na de ontsmetting moesten we naar een blok met een lange gang. Hier werkten gevangenen die ons van kledij moesten voorzien. Ze gooiden een pak gestreept kleedsel naar ons: een broek, een vest en een pots (muts).


Bord met de kampidentificaties op. Nard had als herkenningsembleem
een rode omgekeerde driehoek op zijn vest genaaid gekregen.
Op de rode driehoek was een B geborduurd zodat hij herkenbaar
was als Belgische politieke gevangene.



Kampkledij met muts en houten blokken. Vanaf dat moment
was elke voeling met de buitenwereld verdwenen! Namen
werden vervangen door nummers. De opgenaaide rode driehoek
vermeldde tot welke soort gevangene je behoorde. Nard had
ook een P van Politieke-gevangene op zijn vest.


 

We moesten zelf maar uitzoeken wat voor wie paste. Aan een volgende halte kregen we dan schoenen, holzblokken, zoals ze die noemden. In feite waren het gewoon houten aanstekers. Kousen kregen we niet, wel een lap stof die we op een speciale manier moesten plooien en aan ons been moeten vastbinden.

Nu we schoenen en kledij hadden, marcheerden we naar het kleine kamp, zoals ze dat noemden. Daar stonden allemaal van die punttenten, zonder vloer in; alleen wat stenen en een klein beetje hooi lag erin.


Zo zag het kleine kamp eruit in 1944. Links barakken die de paardenstallen
werden genoemd, omdat ze daar oorspronkelijk voor gebouwd waren: centraal,
tenten waarin de nieuw aangekomen gevangenen werden ondergebracht.

Ge kunt het niet geloven maar van het moment dat ge ‘ne voet in die tent zette, sprongen de vlooien tegen uw benen omhoog. Het was echt verschrikkelijk! Zoiets had ik thuis nooit meegemaakt!

We kregen een kom soep, maar niemand had goesting om ook maar iets van de soep te eten!

Waarschijnlijk kwam dat door de emoties die we die dag hadden meegemaakt. De gevangenen die al lan-ger daar waren, zullen geweten hebben dat de nieuw aangekomenen niet van de soep zouden eten en zij waren rap daar om onze soep op te eten.

Op 24 augustus 1944 overvloog een Amerikaans vliegtuig op grote hoogte Buchenwald en nam een foto van het kamp.


In hoefijzervorm het SS-kamp en rechts bo-venaan het grote kamp. In het midden
van de foto de gebouwen van de Gustloff-wapenfabriek naast het kamp. Het
vernielen van deze fabriek was het doel van het bombardement door Amerikaanse
 vliegtuigen. Op het moment dat deze foto genomen is, verbleef Nard in het kamp.


Detail uit het kasboek van kamp Buchenwald. Op 4 september 1944 leverde
Nard 200 Belgi-sche franken in, die hij toen nog in zijn bezit had.


Foto van het groot kamp zoals het eruit zag in de periode dat
Nard er verbleef. In elke barak verbleven een 300-tal gevangenen.

Luchtopname van Buchenwald nadat het kamp bevrijd werd in april 1945. Deze foto is geno-men langs de achterzijde, duidelijk te onderscheiden het ap-pèlplein en het poortgebouw. Onderaan het kleine kamp en blok 57 (pijl) waar Nard enkele weken verbleef. Centraal boven-aan de Gustloff-wapenfabriek en rechts centraal de SS-woonblokken. De SS-Totenkopfverbände of de Doods-kopeenheid, was een eenheid van soldaten die vaak uit een strafeenheid kwamen en die hun verdere militaire loopbaan in andere kampen verder uitbouwden. Verschillende Duitse officieren die hun loopbaan in Buchenwald begonnen, werden na de oorlog veroordeeld. Voor deze elite-eenheid werd in Buchenwald een casino gebouwd en andere ontspanningsgelegenheden. De eerste kampoverste, de beruchte Karl Koch, liet zelfs een mini-dierentuin bouwen. Aan de bouw van het concentratiekamp Buchenwald is begonnen in 1937 om politieke tegenstanders af te zonderen. Er waren in Duitsland reeds dergelijke kampen: o. a. Dachau (bij Munchen). De idee van deze kampen kwam van de leider van de SS ( Schutzstaffel) en Reinhard Heydrich, de leider van SD (Sicherheitsdienst). Zij reorganiseerden het Duitse binnenlandse politieapparaat met benaming ORPO (Ordnungspolizei ) en Gestapo (geheime staatspolitie).

De interne orde werd op die manier gestructureerd met de SS als basis. Belangrijk om te weten is dat die is ontstaan uit de paramilitaire afdeling van de NSDAP (Nationale Socialistische Duitse Arbeiderspartij) en is voortgekomen uit de persoonlijke lijfwacht van Hitler.

In eerste instantie zou het nieuw gebouwde kamp nabij Weimar KL Ettersberg gaan heten ( KL = Konzentrationslager); na enige maanden werd de officiële naam KL Buchenwald, post Weimar.

Het kamp is grotendeels gebouwd door gevangenen die vooral het zware werk deden: kappen van bomen, egaliseren van het terrein. Gevangenen legden ook een spoorweg aan vanuit Weimar en een weg die door de bossen op de Ettersberg loopt. Deze weg, de Blutstrasse of de Bloedstraat geeft een indicatie van de omstandigheden waarin deze weg is aangelegd.


De wegwijzer naar de Carachoweg. Deze wegwijzer is
opgenomen in de museumcollectie van Buchenwald.

De aankomst van Nard in Buchenwald zal dan ook via het station van Weimar zijn geweest, om dan met de aangelegde spoorlijn richting Ettersberg te rijden. Goed een anderhalve km van het kamp is er een perron waar de pas aangekomen gevangenen van de trein moesten en richting kamp marcheren. Aan de linkerkant van de weg zagen ze de Gustloff-fabriek. Het laatste stuk van hun weg werd de Carachoweg. Voor veel mensen was dit het laatste traject buiten het kamp. De kampleiding plaatste op het domein wegwijzers, zodat bezoekers de juiste informatie kregen om hun weg in dit grote geheel te vinden.


Nieuwe gevangenen die het laatste stuk op de Carachoweg afleggen.
Op de achtergrond delen van het eigenlijke kamp en van de
Gustloff-fabriek, die vlak tegen het kamp ligt.

 
 

Het transport van 10 augustus 1944 waartoe Nard behoorde is door de Duitsers op beroepservaring onderzocht. Het nummer van de gevangenen die door hun beroepservaring nuttig zouden kunnen zijn, binnen of buiten het kamp, werden op lijsten genoteerd.

Na een tijdje moeten we naar het grote kamp. Een Vorarbeiter, dat was een gevangene die werken moest doen voor de Duitsers en daardoor een beetje beter af was dan de rest van het kamp, vroeg wie er goed met een velo kon rijden. Ik stak mijn vinger op omdat ik vond dat ik altijd goed en veel aan sport had gedaan. Het resultaat was dat ik en Wies Kenis een stootkar kregen en op pad werden gestuurd om aan de barakken de doden op te laden, die ‘s nachts gestorven waren. Deze lijken moesten we dan met de stootkar naar de verbrandingsoven voeren. De meeste lijken wogen nog amper 30 kilogram. De lijken gingen in de verbrandingsoven. De ontdekking van deze oven gaf mij een grote schok! Ik was mij bewust van de slechte situatie waarin ik was terechtgekomen. Ik en Wies moesten de lijken achter een schutting stapelen. Soms kwam de stapel boven de schutting uit! Honderden, misschien duizenden kwamen het kamp binnen en verdwenen door de schoorsteen van de verbrandingsoven.


' Nachts overleden.



Lijken op een stootkar in KZ Buchenwaald

In het grote kamp waren er houten barakken. Deze waren een 50 meter lang, met in het midden een gang. Aan weerskanten waren houten bedden getimmerd van ongeschaafd hout, 3 bedden boven mekaar in eenheden, telkens 10 mensen per laag: afwisselend het hoofd naast de voeten van de gebuur, allemaal naast één. Er sliepen ongeveer 300 mensen per barak. Soms sliep ik aan een tafeltje in de gang, omdat er te veel vlooien in de bedden zaten. De eerste dagen moesten we nog niet werken en moesten we met 300 man langs een 5-tal dokters passeren. Wij kregen drie spuitjes. Ook vroeg men naar onze opleiding of ons beroep.


Buchenwald in 2013. In het midden achteraan rechts bij het
witte vlak de plaats waar eens barak 57 stond.

In onze barak verbleef er iemand uit de Kerkstaat van Herentals. Hij was al een hele tijd vóór mij in het kamp en hij had zich wat opgewerkt. Hij wist zo wat meer over wat er allemaal gebeurde. Hij waarschuwde ons voor medische proefnemingen. Daar hij wist dat ik ééntje van een tweeling was, drukte hij erop dat niet aan de dokters te zeggen, want dan zouden ze zeker meer testen op mij uitvoeren. Er was in het kamp ook een barak met vrouwen. Daar werden testen op gedaan om een zuiver Arisch ras te kweken.

Over de geschiedenis van concentratiekamp Buchenwald ga ik niet veel schrijven. Over dit thema zijn veel boeken geschreven en deze werken geven een beeld van de verschrikkingen in dit kamp. Wel zal ik enkele data en feiten opsommen, die toch een beeld kunnen geven in welke omgeving Nard is terecht gekomen.


De verbrandingsovens in Buchenwald, zoals Nard ze van dichtbij heeft gezien.


De verbrandingsoven van het kamp is bewaard gebleven en is een plaats waar
de gruwel tastbaar is. Op deze plaats leverden Nard en zijn maat de lijken af
van mensen die in het kamp gestorven waren.


Fragment uit een kampnota van Buchenwald over de drie eerste maanden van
1945. In totaal 5231 doden. De schrijver gaat verder in detail: een natuurlijke dood
5008, op de vlucht neergeschoten 8, tijdens de arbeid verongelukt 16, zelfmoord
7 en geëxecuteerd 192. Dit is een triest gemiddelde van 58 mensen per dag!

Drie weken ben ik in Buchenwald moeten blijven. Ik heb er verschillende spuitjes gekregen. Waarvoor of waarom we die spuitjes kregen, heb ik nooit geweten. Misschien waren het wel proeven voor het één of ander. De gevangenen werden ook geselecteerd volgens geloof en beroep. Waarvoor dat goed was heb ik nooit begrepen!


Het ganse kamp met een omtrek van ruim drie km was omheind met
prikkeldraad en draden met elektrische hoogspanning op. Rondom
stonden 22 wachttorens waarvan er nu nog twee over zijn. Er was
ook een aarden dam rondom het kamp, waar gedurende de nacht ge
patrouilleerd werd met honden. Trachten te ontsnappen stond gelijk
met de dood! Vele gevangenen verkozen zelfs de dood door tegen de
draad te lopen en zichzelf te doden, eerder dan de ontberingen van
het kamp te blijven ondergaan.
 


Appélplaats Buchenwald, zomer 1944. De kans is dus zeer groot dat
Nard op deze foto staat. Ergens in deze mensenzee...

Om de tijd te verdoen moesten we een halve kilometer verderop in een steengroeve een steen gaan halen en naar het kamp brengen. Die stenen dienden om het kamp uit te breiden. Dit was een afmattend werk. Ik heb van een SS-er-bewaker eens een groot pak slaag gehad, omdat hij vond dat de steen die ik bijhad niet groot genoeg was! Dit was in de nazomer van ’44.



Het morgenappel. Deze schets, door een gevangene gemaakt, laat goed de
gruwel zien die de gevangenen in Buchenwald dagelijks moesten ondergaan.



Zicht op de steengroeve in de buurt van het kamp. Het stenen halen, was meer bedoeld
doeld om de gevangene af te matten dan dat de stenen ook maar voor iets zouden dienen

Vanaf het moment dat we in Buchenwald waren, was het contact met de buitenwereld volledig weg. Ik bleef ondertussen met de stootkar rijden, omdat ik voor dit werk een extra stuk brood kreeg, wat ik dan verdeelde onder mijn maten in de barak.

Dagelijks kregen we slechts één homp brood per man; soms met een klein beetje boter erbij, een kom water of soms wat soep. Als ge moest gaan kakken was dat voor veel mensen één echte marteling. Het was een kuil van ongeveer twee meter diep en twee tot drie meter breed, aan één kant een betonnen muurtje met bovenaan een houten balk en ongeveer 50 meter lang. Op deze balk moesten we dan naast mekaar zitten met ons broek op ons voeten. Onze handen hadden we nodig om niet achterover te vallen. Gemakpapier, WC-papier of zeep hadden we niet. Alles moest met onze handen gebeuren. We kuisten ons gat dan maar af met onze zakdoek, want als we vuil handen hadden, kregen we een pak slaag. Slechts om de 3 weken kregen we een ander hemd en een andere broek. Hygiëne was er niet! ‘t Was verschrikkelijk!

Op een moment hebben we aan de poort van de verbrandingsoven eens 15 Russen zien opgeknoopt worden. Ze stonden met een strop om hun nek, op een bankje en de Duitsers stampten het bankje gewoon onder hun voeten weg, waardoor ze verstikten!

Ik heb in Buchenwald verschrikkelijke dingen gezien, ook de kamer waar mensen met een nekschot werden doodgeschoten. Dat gebeurde in een kamer die er uitzag als een onderzoekskamer bij een dokter. Er was zo een regel tegen de muur, waar ze konden meten hoe groot je was. Bovenaan, waar de lat op uw kop gezet werd, was er een opening. Aan de andere kant van de wand stond iemand met een revolver die door de opening een nekschot gaf. De doden werden gewoon in klaarstaande karren gesmeten. Ik heb deze kar ook eens moeten wegdoen. Ook was er een kamer waar mensen werden opgehangen aan haken aan de muur. Ge kunt niet geloven hoe wreed sommige mensen kunnen zijn!

Ziek worden in het kamp stond gelijk aan doodgaan. Diarree overleefden slechts enkelen; de meerderheid kwam bij de lijken voor de verbrandingsoven terecht. We aten houtskool tegen diarree.


Een bladzijde uit het nummerboek van Buchenwald. Na een drietal
 weken  in Buchenwald werden de gevangenen verdeeld over de
verschillende werkkampen in Duitsland. Het grote gedeelte van
blok 57 werd toegewezen aan Blankenburg.

Blankenburg - Inhoud - Boven
 




Een slecht bewaard document uit het Buchenwald archief. In het bovenste stuk
een detail van het eerste blad met briefhoofd Weimar-Buchenwald, den 23
august 1944 en titel, transport Blankenburg. Deze lijst bevat al de namen
van gevangenen die op transport gezet werden naar Blankenburg.

We waren een goede drie weken in het kamp van Buchenwald en op een dag moeten we de trein in! De-ze rit bracht ons naar Blankenburg. Enkel de sterksten en de nog gezonden uit Buchenwald moesten in de trein. Ik zie nog steeds de opschriften op fabrieken waar we voorbijreden. “Wir kapitulieren nicht“. In de buurt van Blankenburg was er een steengroeve of een berg waar de Duitsers gangen in maakten. In deze gangen zou dan een montagefabriek komen om V1’s (vliegende bommen) te monteren.

In Blankenburg sliepen we eerst met een man of 12 in een grote ronde tent, later werden er barakken gemetseld. We waren ingedeeld bij groep G wat groeve betekende.

In de mijn zelf werkten we met ongeveer 200 man tegelijk, bijna allemaal Belgen. Rond het werk en het kamp was er een elektrische draad gespannen en altijd waren er Duitse soldaten met geweren die de wacht hielden. Mensen die dood gingen op het werk of in het kamp werden gewoon ergens in het bos begraven. Zo heb ik samen met een jonge gast de rijkswachtcommandant van Arendonk moeten begraven. Het was daar nogal losse grond in het bos en toen het lichaam in de put lag schoof de grond onder mijn voeten weg en viel ik ook in de put! Ik ben er ongelooflijk rap uitgekropen, want ik was verschrikkelijk bang dat de bewaker mij in die put zou doodschieten.


Nummer: 75492 - Louis Jacobs (°1897), rijkwachtcommandant
van Arendonk, overleed op 12 februari 1945 te Blankenburg.
Nard heeft hem begraven.

In de berg werden grote gangen uitgekapt, één grote hoofdingang en dan verschillende nevengangen en zalen. In de berg werd er met springstof een opening gemaakt en wij moesten de stukken steen en rots naar buiten dragen. Als er een gang was geruimd en uitgepikeerd, zaten er nog losse stukken in het pla-fond. Dan moesten er twee man voorop gaan en met een lange piek die losse stukken uit het plafond pro-beren te peuteren. Op een keer is er bij dat werk een grote rots naar beneden gevallen en de twee men-sen zaten eronder. Allebei op slag dood, natuurlijk. Wij moesten direct verder werken, maar we waren natuurlijk wel nieuwsgierig wie er onder de rots terecht was gekomen.

De twee slachtoffers zijn onder de rotsblok blijven liggen. Er werd wel een vest van één van hen aan de rots gehangen.


Eén van de uitgehakte gangen van het tunnelcomplex Blankenburg-Oesig.


De wanden van de gang zijn met beton verstevigd.

Als uit de gang alle rommel weg was, werden de wanden van de gang met beton gestut. Er werd dan een soort ‘coffrage’ gemaakt en tussen de ‘coffrage’ en de wand werd er beton gestort. Fransooi Meeus uit Hemiksen had zich aangeboden om de grote betonmolen te bedienen en hij vroeg mij als chef-cement. Als Fransooi riep: Cement! kwam ik met de zakken cement in een kruiwagen aangereden. Daarna brachten andere gevangenen de afgemaakte beton langs trappen naar de plaats waar het in de ‘coffrage’ werd gestort!


De verschillende gangen werden uitgekapt en van een betonlaag voorzien.
Dit was een zeer gevaarlijk en zwaar werk. Het heeft veel levens gekost.

Russen zijn onbetrouwbaar! Een Rus had op een keer mijn werk van chef-cement opgeëist en na wat ambras kwam de bewaker ertussen. Die Rus kreeg van die Duitser 25 stokslagen omdat hij mij had aangevallen. Fransooi heeft die Rus ook nog een pak slaag gegeven. Achteraf zijn we toch nog vrienden geworden, ik en die Rus.

Op een dag verscheen er een andere SS-er om ons te bewaken. Ik meldde hem dat ik chef-cement was, maar daar wilde hij niets van weten. Ik moest wagons gevuld met beton gaan duwen. Op een keer sprong de SS-er op mijn wagon en riep: Sneller, sneller! We moesten rapper duwen om 2 Walen in te halen die volgens de Duitser niet snel genoeg werkten! Die Walen weigerden en kregen van de zweep!


Deze doorgezaagde vaten werden in de tunnels ge-bruikt als wc.
Het ledigen van deze vaten vol met drek was één van de meest
gehate karweien van de gevangenen.

Het puin en het materiaal dat uit de berg werd gehaald, werd op kiepkarretjes op een smal treinspoor naar buiten gereden. Deze kiepkarretjes werden voortgeduwd en getrokken door gevangenen. Als de bewakers eens met ons voeten wilden spelen, zetten ze een gevangene op een karretje en die moest dan met een stok zijn maten vooruitjagen...


Kiepkarren op een smalspoor die gebruikt werden om puin uit de tunnels te halen.
Deze karren werden door gevangenen geduwd en voortgetrokken.

 

 

Na de oorlog kreeg Nard van een maat deze tekening die het tunnelwerk uitbeeldt.

Een gevangene schetste het transport met de kiepkarretjes

De karretjes met puin en afval moesten geduwd worden tot op het zogeheten stort. Dat was toch wel een stukske van de groeve vandaan. Daar werden de karretjes omgekapt en konden terug naar de groeve geduwd worden. Denis Voets, ‘Denie van den drop’ zoals ze in Oevel zeggen, was de man die op het stort de wagentjes op de juiste plaats moest laten stoppen en helpen omkappen. Op een keer is hij achter een haak blijven hangen en is hij mee in de diepte gevallen. Denis was erg gekwetst en had ook een hersenschudding, zegde men. Denis is dan overgeplaatst naar een ander kamp.

Ik moet ook nog vertellen dat we in de winter enkel een lange frak gekregen hadden om het toch maar een klein beetje warm te hebben en ons te beschermen tegen het winterweer.

Het eten was zeer miniem. Juist genoeg om in leven te blijven. We wisten in het kamp, waar de Italianen zaten, een grote patattenhoop liggen. Het was ons plan om er met drie man langs te wandelen en één van ons zou dan een paar patatten ‘meegritsen’. Jongens van de Hitlerjeugd moesten het spel een beetje in het oog houden en al rap hadden we door dat die niet zo fanatiek waren als de oudere SS-ers. Het kwam al snel aan die SS-ers hun oren dat we regelmatig patatten gingen pikken en bij onze Rus vonden ze het bewijs: een zakske patatten. Ze begonnen de Rus met een ijzeren staaf af te slaan tot hij zegde wie zijn helpers waren. Daar was ik ook bij. Mij zijn ze toen ook beginnen slaan met een keuterhaak. Daarna was mijn goesting over om patatten te gaan pikken, al hadden ze toch goed gesmaakt!

De soldaten, die normaal die patattenhoop moesten bewaken en dat niet gedaan hadden omdat ze waarschijnlijk liever in het wachtlokaal aan de stoof zaten dan buiten wacht te lopen, hadden van de commandant ferm tegen hun voeten gekregen. Hij had gevangenen zien rondlopen, misschien wel met patatten in hun handen. Dit was natuurlijk niet naar de zin van die bewakers en zij zijn Stan Verbeeck komen halen en hebben hem een pak slaag en stampen gegeven.


Foto van rond 1960. Enkele barakken van het voormalig kamp stonden er
nog. Momenteel zijn sommige barakken nog bewoond door Duitsers!

Op een keer had iemand eens twee katten gevangen die tussen de barakken liepen. Die katten hebben we toen gekookt en opgegeten. De rest dronk de soep of het water waar de katten ingekookt waren. Een andere kat hadden we een halve dag opgehangen maar ze wilde maar niet ‘kapot’ gaan…

Met Kerstmis was er een loopwedstrijd in het kamp. Ik had ook meegedaan en had een sigaret gewonnen! Ik heb die aan een maat gegeven, want ik smoorde niet!

In het kamp was er ook een ontspanningsruimte waar we wat toneel speelden of zongen en gedichten opzegden. Ik droeg een gedichtje voor dat ik destijds van meester Mens had geleerd. Het ging over de oorlog en de brutale Duitsers, ik ken het nog steeds van buiten. De kampoversten riepen me hiervoor op appél. Gelukkig kon ik het uitleggen zodat er geen gevolg aan gegeven werd, maar ik heb wel schrik gehad.

Plattegrond van Blankenburg-Oesig - Dit kamp was opgericht in een voormalige
zandgroeve, vrij dicht tegen de stadsrand van Blankenburg. In eerste instantie
werd een tentenkamp voorzien; daarna werden er barakken geplaatst. Het
kamp was ongeveer 150 op 100 meter groot.

In de winter kropen we met twee in één bed; op die manier hadden we 2 dekens om ons onder te stoppen.

De Duitsers waren rond die periode een tijdje goed gezind want ze dachten dat ze terug aan de winnende hand waren. Pas later kwamen we te weten dat ze terug volop in de Ardennen zaten. Onze bewakers waren toen bijna allemaal jonge gastjes.

Aan ontsnappen uit het kamp durfden we zelfs nog niet te denken. Ik weet nog dat een Rus eens weggelopen was. Dagen later hadden ze hem terug opgepakt en in het kamp doodgeschoten. Als ge dat gezien hebt, denkt ge wel twee keer na om iets te gaan proberen. Ik had het eigenlijk kunnen proberen, want ik kon hulp krijgen op de stortplaats als ik dat wilde, maar ik was te bang om hetzelfde als de Rus mee te maken.

Ook werden we op bepaalde momenten door burgers bewaakt en kwam de SS-er pas tussen als er iets serieus aan de hand was.

Ik heb me ook eens ziek voorgedaan, omdat ik wist dat je in de ziekenbarak ‘s morgens een extra stuk brood kreeg. Ik merkte dat de man in het bed naast mij ‘s morgens dood was. Ik heb die man wat dieper onder zijn deken gestoken zodat de bewaker bij de brooduitdeling dacht dat die man nog vast aan het slapen was. Zo kon ik zijn broodrantsoen meenemen naar mijn maten. Wat een mens al niet doet om aan eten te komen, als ge bij manier van spreken scheel ziet van de honger.

Dora-Mittelbau was de benaming van de tunnelwerken ten behoeve van de raketindustrie die in volle ontwikkeling was. Het Duitse opperbevel was van mening dat dit wapen de kansen op een totale zege in het voordeel van het rijk zou doen keren. Deze wapens waren in ontwikkeling in de gemeente Peenemunden, gelegen op een schiereiland in de Oostzee. Sinds 1936 deden de Nazi’s onderzoek naar rakettechnologie, wat resulteerde in de gekende V bommen. Die V staat voor vergeldingswapens. In 1942 waren er effectieve resultaten en gaf Hitler het bevel tot massaproductie. Al snel begonnen de gealliëerde luchtstrijdkrachten de lanceerbasissen en productiecentra te bom-barderen en werden er door de nazi’s alternatieven gezocht om verdere raket-montagefabrieken op te starten. Bij de stad Nordhausen bevindt zich een bergmassief waar eerder tunnels werden in uitgehouwen.

Nard en zijn lotgenoten werden op 23 augustus 1944 op transport gezet naar het sub-kamp Blankenburg, als onderdeel van Dora-Mittelbau.

Vanaf 24 augustus 1944 werd het kamp bemand door 500 à 600 grotendeels Belgische gevangenen, die tewerkgesteld werden in de genaamde Klosterwerken van de organisation Tod. Onder andere bij de tunnelwerken in de Braunesumpf. De berg Michaëlstein aan de noord-west kant van Blankenburg gelegen, was waarschijnlijk uitgekozen om ondergrondse montagelijnen op te bouwen voor het fabriceren van vliegtuig- en pantsermotoren van de Kruppgroep. Deze montagelijnen zijn er echter niet gekomen.

Op het moment dat de eerste gevangenen arriveerden, waaronder Nard, was het kamp Oesig nog in opbouw: een tentenkamp omgeven door een drie meter hoge prikkeldraad en hoge wachttorens. Het waren de gevangenen die een kamp met houten barakken bouwden. Tot die tijd sliepen de gevangenen in tenten op de vloer bedekt met stro. De eerste houten barakken waren voor de SS-bewakers. De bewakers waren vooral leden van de Hitlerjeugd. In deze periode van de oorlog was dit niet uitzonderlijk!

Momenteel zijn er nog enkele barakken overgebleven en die worden bewoond.

Met de winter in aantocht, was het niets te vroeg dat in oktober 1944 de eerste barakken voor de gevangenen klaar waren.

De kampcommandant was in de beginperiode SS-Oberscharfuhrer Dieterich, die in maart 1945 is vervangen door SS-Oberscharfuhrer Mirbeth. Deze SS-officier was overgekomen van het kamp in Auschwitz, en had dus ervaring met een streng regime. Hij leidde het kamp Oesig tot bij de ontruiming op 6 april 1945.

Het juiste dodental in de periode van augustus ‘44 tot april ‘45 is niet gekend. Geschat wordt dat er tussen de 30 en 50 gevangenen omkwamen, in het kamp en bij de tunnelwerken. De doden kwamen terecht in de verbrandingsoven van Quedlinburg.

De ontruiming van het kamp begon op 6 april 1945.

Ik bezocht eveneens het Dora-memoriaal bij de stad Nordhausen. Hier bevond zich het hoofdkamp en de twee zuidelijke ingangen van het Kohnsteinmassief. De noordelijke ingang was in Blankenburg, het kamp waar Nard verbleef. Ik had de kans om met een oude Duitse dame een gesprek te hebben. Die wist meer van het kamp Oesig bij Blankenburg. Ze vertelde me dat de gevangenen in dat kamp onder een zeer streng regime leefden en werkten, zonder twijfel nog strenger dan in het hoofdkamp bij Nordhausen.


 

Na de bevrijding door de Amerikanen werd de Duitse bevolking verplicht deel te nemen aan de diensten en herdenking van de slachtoffers in het concentratiekamp. Er werd ook op gewezen dat alle winkels gesloten moesten worden en iedereen moest aanwezig zijn, het openbare leven zou even stilliggen! Dit was een eis van de Amerikaanse commandant.

Dodenmars - Inhoud - Boven

Aan de zenuwachtigheid van de bewakers wisten we dat er iets te gebeuren stond. Af en toe vingen we al eens op dat de Amerikanen dichter aan het komen waren. Er werd begonnen met het ontruimen van de kampen.

We waren in de berg aan het werk. Om 10 uur moesten we al terug naar het kamp. De kampoverste meldde ons dat we te voet op mars gingen. De zwakkeren moesten niet op vervoer rekenen, zegde hij. Ik zag ook Denis Voets terug. Hij kon bijna niet meer gaan, maar kon nog juist in een voertuig kruipen. Dat is het laatste wat ik van Denis heb gezien. Hij is ook na de bevrijding niet terug naar huis gekomen. Wat er gebeurd is, zullen we nooit weten!


Denis Voets

We trokken te voet weg en op de eerste dag marcheerden we wel 35 km. We stonden niet al te sterk op onze benen, want we zaten al een tijd gevangen. We hebben een vijftal dagen gemarcheerd. Om de twee uren konden we een half uur rusten.


Voorstelling van de dodentocht zoals ze door een maat van Nard na de oorlog is
getekend en aan Nard is bezorgd. Rechts op de tekening een executie, die een sterke
 indruk moet gemaakt hebben op de kolonne gevangenen die langs marcheerde!

Iedereen was bang voor wat er ging gebeuren. Ik weet nog dat tijdens het marcheren één van onze maten, een Vlaanderaar, tegen een bewaker zegde dat hij het tempo niet kon volgen en uitgeput was. De be-waker zegde: “ Zet u maar efkens aan de kant van de weg “. De bewaker pakte zijn geweer en schoot de man gewoon dood. Hij moest zelfs twee keer schieten! Toen we dit gezien te hadden, wisten we wat ons nog te wachten stond. Langs de kant van de weg stond een oud moederke, die dit gezien had. Zij liet de Duitse soldaat duidelijk verstaan dat zoiets niet mocht, maar die soldaat trok zich daar natuurlijk niks van aan.

Ook zagen we langs de weg regelmatig lijken liggen, waarschijnlijk van kolonnes die daar vóór ons waren langs gekomen. Sommige lichamen waren erg verminkt, omdat ze waren doodgeslagen!


Waar de kolonne langs kwam, bleef een spoor van dood achter.
Lijken werden langs de weg gewoon achtergelaten.

We overnachtten in een schuur met een berg stro in. Hier konden we wat rusten en weer op krachten komen. Den bokser uit Hoboken was in het kamp zo een beetje vóórwerker geworden. Hij had uit het kamp een kabaske met wat brood meegebracht. Zijn maat moest het kabaske dragen gedurende de mars Nu had die gast een stuk brood opgegeten want wij hadden niets om te eten. Op de schelf werd er gevochten tussen de bokser en zijn maat, en die viel naar beneden. De commandant had dit gehoord en kwam zien. Hij pakte zijn revolver en schoot de neergevallen man dood. De bokser is daar lange tijd niet goed van geweest.

‘s Anderdaags moesten we verder richting Magdeburg. De haven was in stukken vaneen. Er lag een schip in de Elbe, zo precies tegen een wei aangeleund. Tegen dat schip was een soort trap gemaakt zodat we via deze trap in het schip konden komen.




Magdeburg was voor de oorlog een mooie Duitse stad aan de Elbe. De 2de
foto toont Magde-burg zoals Nard de stad gezien heeft. Magdeburg werd
verschillende keren gebombardeerd, maar het bombardement van 16 januari
1945 richtte de grootste schade aan. 320 Halifax- en 44 Lancasterbommen-
werpers begeleid door 7 Mosquitos begonnen het bombardement om 21.38
uur en amper een half uur later om 22.07 uur eindigde het. Er werden
25.638 bommen op de stad gegooid. Op het einde van de oorlog was er
op Magdeburg 8338 ton bommen gegooid. Dit kostte het leven aan 4974
mensen en er waren 15427 gewonden.

We stonden in de rij voor de trap om op het schip te kunnen komen. Beneden aan de trap stond er een SS-er. Hij schoot de mensen dood die moeite hadden om aan de trap te komen, van kortbij in het hoofd. Een andere Duitser trachtte dan met wat gras de wonde te bedekken, maar ze konden de walm van het bloed niet verbergen! Ik heb samen met mijn vriend Meeus nog getracht een medegevangene op te boot te krijgen. Die man kon niet meer; hij was uitgeput. Ik en mijne maat pakten de man tussen ons beiden in om hem zo verder te helpen. De bewaker begon toen die arme man uit te schelden tot die ons loste en viel. Hij werd onmiddellijk doodgeschoten. Zoiets kunt ge uw leven lang niet vergeten. Toen ik op het schip kon, lagen er al zes dode mensen in het gras. Dit was geen goed vooruitzicht voor de nog lange rij, die achter mij stond aan te schuiven.

Op de boot zaten we met ongeveer 700 man. Wij kregen toen eindelijk ook een brood.

Iemand van Olen, Charel Verbeeck, had last van zijn darmen en kon de helft van dat brood wisselen voor een biet. De vader van Charel was al gestorven in het kamp en Charel kon eigenlijk ook niet meer. Maar hij was toch nog op het schip geraakt. Cha-rel is gestorven tussen mij en Meeus in. De Duitsers pakten Chareltje vast en smeten hem van het schip in de Elbe. Met die boot hebben we dan een tijd gevaren. Het was er zo krap dat niet iedereen kon zitten of liggen. We probeerden door de kleine vensterkens met alles wat mogelijk was, water uit de Elbe te scheppen om toch maar te kunnen drinken.


Karel Verbeeck
° Olen 10.2.1924
Aangehouden op
14.7.1944
+ Maagdenburg
(Elbe) 9.4.1945

Gevangenennummer:76158 Verbeeck Karel °Olen

Als we van de boot moesten, was het van hetzelfde. Wie niet meer kon, werd ter plaatse doodgeschoten.

Ik ondersteunde een man om van de boot te geraken. Hij kon er niet alleen meer af en hij was blij dat hij met mij van de boot kon. Een dag later is hij aan de Duitsers gaan vragen of ze hem wilden doodschieten; zó moe was die mens! De Duitser, die hem doodschoot, heb ik nadien de gouden tanden uit de mond van die dode man zien halen.

Nadat we van de boot waren, gingen we weer te voet op weg. Na een 15 km konden we in een soort school slapen. De volgende dag weer verder! Eigenlijk was het niet meer stappen wat we deden. We sleepten ons verder tot in het dorpje Sarau. Dit is niet zo ver van de stad Lübeck. Ik weet nog heel goed dat de dag, dat we er aan kwamen, mijn verjaardag was! 12 april 1945.

We kwamen aan bij een grote schuur van een grafelijke familie, vol met stro. De gevangenen die door de ellende de “afgank” (diarree) gekregen hadden, kregen hier houtskool om de kwaal te stoppen. In die schuur hebben we een drietal weken gelegen en in die weken gingen er nog heel veel mensen dood van miserie. Zij werden begraven op het kerkhof van het dorp in de buurt, tot de pastoor van het dorp kwam klagen dat het kerkhof te rap vol zou zijn, en dat hier mee gestopt moest worden.

Vanaf toen werden de mensen gewoon in het veld begraven. Suske De Ceuster heb ik in een bietengroef moeten begraven. Suske was gestorven op 30 april 1945. Ik had de groef wat dieper gemaakt zodat hij toch een properder graf had. Dit lijkt misschien allemaal gruwelijk, als ik dit vertel, maar ik had al zoveel gruwelijke dingen meegemaakt en gezien. Daar wordt ge héél hard in. Suske was van Olen en ik kende hem redelijk goed. Hij had al een zoontje, Herman. In de schuur was hij aan een klein balleke geraakt en ik denk dat hij wist dat het met hem niet goed meer zou komen. Dus had hij dat balleke op het laatste aan mij gegeven met de vraag dat aan zijn zoontje Herman te geven als ik terug thuis zou komen. Van toen af had ik dat klein ding altijd bij mij, want ik zou de wens van Suske zeker uitvoeren!

Frans de Ceuster was geboren in St-Jozef Olen in 1920, maakte de veldtocht mee als artillerist. Hij was tijdens de bezetting actief weerstander. Hij werd verraden, maar bij zijn arrestatie kon hij onder een kogelregen ontsnappen. SS-ers en collaborateurs pakten zijn vrouw op en lieten hun pas geboren zoon achter. Frans is zich dan gaan aangeven in de Begijnenstraat in Antwerpen en enkele dagen later is zijn vrouw vrijgelaten.



Bidprentje van Frans (Suske) De Ceuster uit Olen. Nard heeft Suske
begraven in Sarau. Op het bidprentje een deel van de afscheidsbrief
die Suske aan zijn vrouw schreef.

 

Het verhaal van Frans is vanaf dan gelijklopend met dat van Nard tot op 30 april 1945, de dag van hun bevrijding. Frans bezwijkt onder de geleden beproevingen. Nard begraaft zijn vriend in Sarau. In 1955 is het lichaam van Frans De Ceuster overgebracht naar zijn geboortedorp. (met dank aan Herman de Ceuster voor het ter beschikking stellen van foto’s en de getuigenis over zijn vader)

Ik moest in die periode bij een gravin gaan werken. Ik moest daar kleine werkjes uitvoeren. Soms stak de gravin, die misschien wel wat compassie had, wat eieren voor de gevangenen door een gat in de wand van de schuur.

Na de oorlog zijn we met een paar maten terug bij de zoon van de gravin op bezoek geweest. We werden er goed ontvangen en hebben er goed mogen eten. Er werd ook een herdenkingssteen onthuld.

Op de gedenksteen, geplaatst voor de grote schuur in Sarau, staat volgende tekst:


Zum gedenken
An die opfer
Des KZ Klosterwerk
In Blankenburg/Harz
Die vom 13-30 april 1945
Hier umkamen

Twee keer ben ik in de hof van de gravin gaan werken; de graaf was al dood. Ik heb veel tollen (rapen) en bieten kunnen meenemen voor mijn maten. Een andere keer moest ik het kiekenskot gaan proper ma-ken en hout klieven. De oorlog was op zijn eind aan het lopen en de Duitsers wisten dit ook wel. Op dat moment probeerden de bewa-kers nog goei maten te worden met ons. De commandant kwam eens met zijn velo voorbij en trakteerde ons op een sigaret. Daarna mocht ik nog bij de gravin mee gaan eten; een heel kom gesneden brood stond er op de tafel. Ik heb toen mijn zakken goed gevuld om mee te nemen naar de schuur!
 

E
Een foto van de schuur in Sarau.

De Engelsen en de Russen waren al heel kortbij gekomen en ik had schrik dat de Duitsers ons met schuur en al in brand zouden steken. Door bemiddeling van het Rode Kruis zouden we met vrachtwagens naar Lübeck gebracht worden. Er waren 10 camions voorzien. We moesten instappen volgens ‘t alfabet en ik moest naar de laatste camion, maar die startte niet meer. Tot ons groot plezier moesten Duitse soldaten de camion in gang duwen. Door het kruisvuur van Engelsen en Duitsers heen, want er werd rondom Lü-beck hevig gevochten. We werden naar de havenstad Lübeck gebracht.

Reconstructie van de dodenmars:

Het kamp Blankenburg-Oesig trof voorbereidselen om te ontruimen op 4 april 1945. Door de druk van de geallieerde legers waren in gans Duitsland kampevacuaties opgestart. In een groot aantal van deze evacuaties spreken we van een dodenmars. Het is inderdaad zo geweest dat de erg verzwakte en vaak zieke gevangenen in erbarmelijke omstandigheden de tocht moesten aanvangen, enkel met de bedoeling om een zo hoog mogelijk sterftecijfer te bereiken.

In de vroege morgen van 6 april 1945 zijn de gevangenen van Oesig in drie groepen, van elk een 100 tal gevangenen, verdeeld. Zo zijn ze aan hun dodenmars begonnen. Einddoel was de stad Magdeburg aan de Elbe, een 80 km verderop. Deze afstand is in goed 3 dagen afgelegd. In de voormiddag van 8 april 1945 kwam de kolonne aan de oevers van de Elbe aan.

Het gevolgde traject.

Blankenburg ligt in de Duitse deelstaat Saksen-Anhalt, relatief heuvelachtig. Naarmate men dich-ter bij de stad Magdeburg kwam, werd het vlakker. Na het vertrek uit kamp Oesig werd er door het stadje Blankenburg ge-marcheerd, om vervolgens de weg naar Halberstadt te nemen. Vandaar gaat het richting Oschersleben. Van hieruit is er een weg die richting Magdeburg loopt. Dit zou de kortste route zijn. De kolonne boog echter af naar het dorp Egeln en zo werd de mars met ongeveer 25 km verlengd. De vraag kan gesteld worden of de Duitse begeleiders de tocht zo lang en zwaar mogelijk wilden maken om onderweg een zo groot mogelijk aantal gevangenen dood achter te laten. Vanuit Egeln, Altenweddingen en Ottersleben, een voorstadje van het grotere Magdeburg, kwam de kolonne, of wat er van overbleef aan in de buurt van Magdeburg. Hier lag een rijnaak aan de oever van de Elbe en gingen de gevangenen aan boord. Gevangenen van andere kampen kwamen eveneens aan boord. Dat wijst er duidelijk op dat de dodenmarsen door het Duitse leger goed waren voorbereid.


Z
o zag Blankenburg eruit in de tijd dat Nard er gevangen zat. Hier begonnen de
gevangenen van kamp Oesig aan hun dodentocht. Zoals de foto toont is de
omgeving nogal bergachtig en moet de mars een zware beproeving zijn
geweest voor de al uitgeputte gevangenen.


Luchtfoto uit 1945 van de omgeving en de stad Halberstadt op de achtergrond.
Hier is het landschap meer vlak.


Oschersleben, een klein Duits stadje dat toevallig op het traject van de kolonne lag,
waartoe Nard behoorde. Het is nog maar de vraag of men met de kolonne uitgeputte
gevangenen, door een stad durfde trekken; of de Duit-se bewakers hun landgenoten
met deze taferelen wilden confronteren...


Nadat er vanuit Oschersleben in een boog terug zuidwaarts gegaan werd passeerde
de kolonne Engeln. Van hier af ging het terug naar het noorden. Het was toen duidelijk
dat het richting Magdeburg ging.

De avond van 8 april 1945 voer de rijnaak Wilma, de Elbe op in noordelijke richting, waarschijnlijk met de bedoeling tot in Hamburg te varen. Voorbij Hamburg heeft de Elbe een lange trechtermonding naar de Noordzee. Tegen alle verwachtingen in voer de rijnaak nabij de stad Lauenburg het Elbe-Lübeck kanaal op. In de avond van 12 april 1945 werd aangemeerd in de havenstad Lübeck. De afgelegde afstand, op de Elbe en het Elbe-Lübeckkanaal, was ongeveer 270 km.


 

In de morgen van 13 april 1945 moesten de gevange-nen van de rijnaak Wilma af en ging de kolonne terug te voet op weg. Na een 27 kilometer marcheren langs de dorpen Schwartau en Ahrensbok, kwam de sterk uitgedunde groep aan in Sarau, een gehucht van de gemeente Glasau, in de deelstaat Sleeswijk-Holstein. Die streek is vlak en te vergelijken met de polders ach-ter onze kust. De Baltische zee is nooit ver weg tijdens de tocht van Lübeck naar Sarau. De ganse groep wordt samengedreven in een immens grote schuur. Veel getuigenverslagen vermelden het verblijf in deze schuur, waar nog veel mensen stierven van de doorstane ellende. Op 30 april 1945 worden de gevangenen ontdekt door een delegatie van het Zweedse Rode Kruis. Deze delegaties, spoorden in het kader van de zogenaamde Bernadot-te-acties, in Sleeswijk-Holstein gevangenenkampen op.

Op 30 april 1945 pleegde Adolf Hitler in zijn bunker in Berlijn zelfmoord en nam de oorlog een andere wending. Na een appél en telling werden de bevrijde gevangenen in de namiddag naar de haven van Lübeck gereden. De Zweedse graaf Folke Bernadotte organiseerde op het einde van de oorlog, op verschillende locaties, vooral in Noord-Duitsland, opsporingsacties naar gevangenen. In samenwerking met het Rode Kruis evacueerde de Bernadottegroep verschillende kolonnes naar Zweden. Nard heeft het in zijn verhaal dikwijls over een graaf, waar hij voor werkte. We mogen aannemen dat dit graaf Bernadotte was. Folke Bernadotte onderhandelde op het einde van de oorlog rechtstreeks met Heinrich Himmler over het lot van grote groepen gevangenen die rondzwierven. Na de oorlog is Bernadotte voor de Verenigde Naties onderhandelaar geworden voor de Arabisch-Israëlische kwes-tie. Bernadotte is in Jerusalem door een zionistische militant vermoord.

Nog op 30 april 1945 vertrokken twee schepen, de Magdalena en de Lillie Matthiessen, vanuit Lübeck met bestemming Zweden. Het vertrek moet zeer chaotisch zijn geweest daar er nog volop gevochten werd rond Lübeck. Ook was de toegang naar de haven van Lübeck verdedigd met zeemijnen. De zuidkust van Zweden werd bereikt op 2 mei 1945 en de boten meerden aan in de havenstad Trelleborg. Na een quarantaineperiode werden de be-vrijde gevangenen dieper Zweden in gevoerd. Zij verbleven in een rustige omgeving om terug aan een vrij le-ven te wennen en op krachten te komen.

In de haven van Lübeck lagen boten op ons te wachten.


Nard is ingescheept op de cargo Lillie Mathiessen of op de Magdalena.

Deze boten hadden een grote Rode Kruisvlag opgehangen en tussen de boeien op het water door voeren we weg van Duitsland. Er waren verschillende boten en één boot is er nog per ongeluk door de Engelsen gekelderd.

De boot voer naar Zweden en we zaten anderhalve dag op zee. Op 30 april 1945 werden we officieel bevrijd. Bij aankomst in Zweden lieten de mensen daar ons een gazet zien: Hitler was dood!

Op 30 april 1945 meldden kranten de dood van Hitler.
De situatie van de gevangenen begon er beter uit te zien.


De haven van Trelleborg op de zuidpunt van Zweden.
Hier kwam Nard op 2 mei 1945 terug aan wal.


Een pagina uit een Zweedse krant waarin bericht wordt over de aankomst van de Lillie Mattiessen, een boot vol overlevenden van de Duitse krijgsgevangenenkampen. Dit artikel handelt over de aankomst van Nard en zijn lotgenoten (Met dank aan Catharina Ryvall, Trelleborg)

Bij onze aankomst in Zweden werden we direct gewassen door meiskes. Daar zaten we natuurlijk niets mee in. We kregen een schoon hemd, een broek en een hoed of een klak. Opeens waren we terug “schoon meneren”.

Door de Zweedse regering werden we in quarantaine geplaatst tot de oorlog overal was afgelopen. Amerika was toen nog in oorlog met Japan. Bij het in quarantaine gaan, moesten we opnieuw alles afgeven wat we hadden. Dat zal wel allemaal vernietigd zijn, denk ik. Wat veel erger was, ik moest ook het “balleke” afgeven dat ik aan Herman, het zoontje van Suske de Ceuster, zou overhandigen. Ik was er het hart van in en heb tot op de dag van vandaag, aan dat “balleke” gedacht. Ik vond dat zó erg!


Kaart van Zweden, met links de plaats in Zweden, waar Nard
terug vrije burger werd en aansterkte om terug te keren naar België.



Halverwege de kaart aan de kust ligt Veinge, een deelgemeente van de kleine stad
Laholm en is ongeveer 180 km van Trelleborg, de haven waar Nard en zijn kame-
raden ontscheepten. Laholm is een kleine provinciestad en ligt in de provincie
Halland. Het stadje is gelegen aan het Kattegat, de zee die Zweden van
Denemarken scheidt. Nard en zijn kameraden verbleven in het gehuchtje
Gostrop, een 3-tal kilometers verder naar het noorden.

We sliepen in een soort school en kregen goed en veel eten, méér dan genoeg! Dat waren we niet meer gewend. Hierdoor zijn ook nog verschillende mensen gestorven. Ook brachten mensen uit de omliggende dorpen chocolade om de afgank (diarree) te stoppen.

Na een tijdje moesten we terug de trein op en reden we dieper Zweden in naar het dorpje Veinge. Het was toen al zomer en we waren geen gevangenen meer. We kregen hier ook drinkgeld en mochten met de bevolking meefeesten.


Veinge op het Zweedse platteland. Hier kwamen de ex-gevangenen
terug op krachten ter voorbereiding van hun repatriëring naar België
.


In het archief in Veinge zijn een aantal documenten bewaard gebleven, die de aanwezigheid van verschillende nationaliteiten bevestigen. Het is best mogelijk dat vanuit verschillende kampen mensen van hetzelfde land sa-men werden gebracht in Veinge, om ze later vlotter te kunnen repatriëren naar hun thuisland. Ongetwijfeld was Nard toeschou-wer bij de uitvoering van het feestprogramma, georganiseerd door de vrouwelijke ex-gevangenen van Ravensbruck.
 


De tekening hierboven, van de gevangenis St-Gilles in Brussel,
 is waarschijnlijk getekend door een Belgische vrouwelijke ex-gevangene.

Deze tekening is bewaard in het archief van Veinge. Ik vond het belangrijk
 om ook deze tekening én het feestprogramma mee op te nemen in dit werk.


 
  

Knipsels uit Zweedse kranten van 1945, uit Laholm en Veinge.
Hierin vinden we berichten dat er Belgen zijn aangekomen in Veinge.

Hieronder een bericht dat ik ontving van Kerstin Petterson:

"Patrick, so now I’ve been in contact with lots of elderly people. Many of them could tell me something about the Bel-gian people. For example: When they marched away to the railway startion, many girls were crying!

Some of the men had worked at the farms with hay and animals. One photo is with Adolf Kjellson, the farmer who lived nearby the Göstorp school. The Belgians around him in teh photo came to this farm. The man to the right is Willy. The party at Midsummer I also found in a photo album.

Nobody died up here in Veinge, so I found nothing in the contacts with the chuch.

I hope this cab help you a little. I would be very glad to see and read what you have found out about the history. Per-haps it can come to our archive for future people to read about.

With love, Kerstin. "

Dit bericht ontving ik in februari 2014. Kerstin heeft voor mij in het archief van Veinge veel opzoekingen gedaan naar sporen van de Belgische aanwezigheid in Veinge, na de oorlog.

Ze bezocht ook oudere mensen uit het dorp die zich nog iets van die periode herinnerden, en zelfs van de Belgen. De herinneringen van die mensen komen overeen met hetgeen Nard over de Zweden wist te vertellen. De Belgen konden zeer goed opschieten met de plaatselijke bevolking.

Zo lezen we bijvoorbeeld in Kerstins bericht: ‘dat er veel meisjes van Veinge weenden wanneer de Belgen vertrokken naar het spoorwegstation…’

Ze liet ook weten dat er in het plaatselijk kerkarchief geen sporen te vinden zijn van Belgen die in Veinge zouden gestorven zijn. Ze vermoedt dat er dus geen sterfgevallen van Belgen waren in die periode.

Ze verhaalt ook dat de foto van volgende bladzijde genomen werd tijdens het Midzomerfeest, dat destijds samen met de Belgen gevierd werd.

Kerstin sluit met een verzoek om een exemplaar van mijn opzoekingen naar het verhaal van Nard. Misschien komen er in de toekomst nog bezoekers naar het archief van Veinge, die meer willen te weten komen.

Ik zal haar zeker een exemplaar van dit boek bezorgen.

Het archief van Veinge is door de plaatselijke Zweedse geschiedkundigen nooit geopend, tot er een vraag vanuit Oevel kwam. Het archief laat ook zien dat de Zweedse bevolking er alles aan deed om het de gasten zo aangenaam mogelijk te maken. Nard heeft me ook dikwijls vermeld dat hij erg dankbaar was aan het Zweedse volk.

Met dank aan Kerstin Petersson voor het opsporen van deze documenten.

Hier, in Veinge, kreeg Nard ook de kans om een brief naar huis te schrijven. De eerste in al
die tijd! Zwee dagen vóór hij in Veinge vertrok, heeft hij een brief van thuis gekregen!


Nard en zijn ex-medegevangenen in Veinge-Zweden, tijdens het Mid-zomerfeest!


Bij de bewaarde archiefstukken in Veinge zijn enkele pagina's bewaard
met namen en adressen van Belgen die in Veinge verbleven en misschien
een correspondentie wilden opstarten.

Op een gegeven moment liep in Veinge het gerucht, dat de oorlog overal gedaan was, en dat we nu wel rap naar huis zouden kunnen. Toen het zover was, zijn we in een lange stoet vanuit Veinge vertrokken naar de treinstatie. Wij zijn naar een haven gevoerd om de boot naar Kopenhagen in Denemarken te nemen. Daar stond een fanfare ons op te wachten, met heel veel vlaggen en ze speelden de Brabançonne.

Vanuit Kopenhagen zouden we met Engelse vliegtuigen naar België vliegen. Er waren 15 vliegtuigen nodig en er kwamen er maar 13! Dus moest ik nog een dag langer in Denemarken blijven, want we stonden te-rug volgens het alfabet. De dag erop ben ik dan kunnen meevliegen; eerst naar Duitsland om bij te tanken en dan naar Brussel.

Het was al avond toen we in Brussel landden. Op het vliegveld kreeg ik geld voor een treinkaartje om thuis te geraken.


Deze brief schreef Nard in Trelleborg, aan zijn familie in Oevel. Het eerste teken
van leven. In Veinge kreeg hij voor het eerst een brief van thuis.

Achteraf hebben ze mij verteld dat, toen mijn brief in Oevel aankwam, onze va niet wilde geloven dat er nog nieuws van mij zou kunnen komen. De facteur heeft hem moeten zeggen dat het misschien toch wel een belangrijke brief was en dat hij hem toch maar moest lezen!

Ik vatte de thuisreis aan met Joris Wouters uit Achter-Olen en iemand uit Meerhout. We zijn over Lier naar Herentals gereden. Hier zijn we afgestapt om een pint bier te drinken in het sportlokaal. Ik ben daarna verder naar Geel gereden. Het was dan al in de vroege avond. In Geel woonde onze Gust, mijn broer, en daar ging ik naartoe. Onze Gust zat met mensen op de grachtkant te klappen, toen hij mij zag aankomen. Ik ben in Geel bij onze Gust blijven slapen.

Hij zelf is met de velo naar Oevel gereden om thuis het goede nieuws te vertellen!

‘s Anderdaags is Jefke Maes met zijne camion mij in Geel komen ophalen. Als we Oevel binnenreden moest ik vooraan op de ‘kapoot’ gaan zitten. Het was precies of heel Oevel kwam aangelopen om mij te zien!

Het werd een blij weerzien met de familie. Al was ik wel bang dat onze va kwaad zou zijn op mij, omdat ik, zonder dat hij het wist, aan dit verzetsavontuur was begonnen. Maar al bij al, viel dit nog goed mee.


Vader en moeder Van Loy moesten hun zoon Nard bijna een jaar missen!


Meester Mens maakte van mij een foto. Achteraf reden
we naar Tongerlo om deze foto’s op postkaartformaat te
laten bijmaken. Deze foto’s werden daarna verkocht.



Na de oorlog bezorgde de administratie van het ‘Geheim
Leger’ Nard een aanbevelingsbrief.

Twee dagen later, op een zondag, was er in Oevel een grote stoet die mijn belevenissen uitbeeldde. Er waren veel spreuken gemaakt. Mijn broer Peer had op een plakkaat geschreven: “De lange, bange nachten zijn eindelijk voorbij! Hoera! Mijn broer is vrij!“

Ook de voetbalclub van Herentals kwam langs. Het bestuur had een groot boeket gladiolen bij en de baas van ‘De Zaat’, die bij het clubbestuur was, zei dat ik terug op de gieterij kon beginnen werken, als ik dat wilde. Hij gaf me ook een envelop met wel 4000 frank erin!

Die avond was het in Oevel groot bal. Daar heb ik met alle meiskes van Oevel moeten dansen, denk ik!


Groot feest in Oevel! Nard, al helemaal terug de oude met
zijn vrouw Gusta van de Poel. In de handen van Nard een
boeket gladiolen; vast en zeker gekregen van de mensen van
‘De Zaat’ of het bestuur van F.C. Herental



 


Enkele foto’s van de stoet die door Oevel trok.
Op de kar een nep V-bom die herinnerde aan Blankenburg.


Dit kader is gemaakt door één van de broers van Nard.
Mooi versierd met bloemen, het portret van Nard, en
voorzien van een spreuk. Zie tekst hieronder! Dat elke
zin begint met een letter van zijn naam Leonard was
u wel opgevallen. Om de letterrij te laten kloppen of
om te kunnen rijmen is er een O bijgekomen bij Van
Loy en omdat een woord met Y moeilijk te vinden
is werd de Y maar vervangen door een I
.

Lang geleden meegenomen
En toch gezond zoo teruggekome
Op u hebben we veel gedacht
Niemand had u terug verwacht
Arme jonge g’hebt veel geleden
Rozenhoedjes hebben wij gebeden
Dat g’uw smart rap moogt vergeten

Vandaag zullen wij u vieren
Alleman gaat op tralarieren
Niemand heeft nu nog tijd zoo te bidden
Leonard is nu in ons midden
Oevel is in volle feestgetij
Overal is men toch zo blij
Ik en den Bienes zijn daarbij
!!



Nard met zijn tweelingbroer.



Nard met 3 van zijn 11 broers. Foto’s genomen op de zondag van de grote stoet.


Militaire dienstkaart, pas afgeleverd in 1970!

Van de staat heeft Nard drie maanden betaald verlof gekregen om alles een beetje te vergeten.

Nard is terug op de gieterij gaan werken en heeft daar 34 jaar als brigadier gewerkt. Hij is ook terug in Herentals gaan voetballen om daarna terug naar Blauwvoet Oevel te komen, waar het voetballen allemaal begonnen was.

Ik heb meegesjot tot ik 62 jaar was, vertelt Nard. Hij is ook actief geweest in de Oevelse politiek, en heeft enkele malen een schepenmandaat vervuld. In het Oevelse verenigingsleven heeft Nard vooral bij de oudstrijdersvereniging een ondersteunende rol gespeeld.


Nard en pater Milo Koyen in een interview met ‘Het Nieuwsblad’,
over zijn naoorlogse Heren-talse voetbalperiode.


Zoals Nard vertelde voetbalde hij tot hij in de zestig was. Nard heeft
zich ook lang blijven inzetten voor Blauwvoet Oevel.


Kaart van ‘politieke gevangene’

Begin de jaren vijftig kwam Nards vrouw, Gusta Van de Poel, om het leven door een tragisch ongeval. Nard hertrouwde met Henriëtte Goossens. Nard verloor ook nog een kleinzoon.

Na de oorlog heeft Leonard verschillende onderscheidingen ontvangen voor zijn inzet voor het vaderland. Op de foto hieronder: Overhandiging door burgemeester Robert Verrezen van een oorkonde van de gemeente Oevel. Links op de foto de 2de vrouw van Nard; rechts gemeentesecretaris Marcel Raeymaekers en (half verdoken) Karel Peeters, schepen.


Met Henriëtte Goossens

Nard wilde zijn kinderen en kleinkinderen Buchenwald laten zien en reisde met de familie naar de vroegere DDR (Deutsche Democratische Republik). De lange tocht en de vele controles onderweg, lieten bij de familie Van Loy een diepe en ongetwijfeld blijvende indruk na.

 


De familie Van Loy aan het memoriaal Buchenwald

Nard bezocht eveneens de schuur in Sarau waar de kolonne van Blankenburg bevrijd werd. Hier poseert Nard met zijn vrouw bij de gedenksteen die er ter herinnering geplaatst werd. (Foto Herman De Ceuster)


Groepsbezoek van overlevenden aan de schuur in Sarau, in het jaar 1990.

In 2013 waren er nog slechts twee van hen in leven.

Herinneringsmedaille van de oorlog 1940-1945,
met 2 gekruiste zwaarden. En palm.


 


De laatste lidkaart van Nard bij de Nationale Strijdersbond.
Zijn adres was toen ‘Rustoord-Vlaspand’ te Zoerle-Parwijs

Besluit - Inhoud - Boven

Ik hoop dat dit werk een blijvende getuigenis mag zijn. Hoe gebeurtenissen in een jong mensenleven, een gans leven door die persoon moet worden meegedragen zonder dat die zelf antwoorden op zijn vragen heeft gekregen. Wat Nard me wel dikwijls zei: Dat zulke dingen nooit meer mogen gebeuren!

Men kan zich afvragen wie Nard verraden heeft en hem in de Nazikampen heeft doen belanden. In een kleine gemeenschap, zoals Oevel in de oorlogsjaren was, zou een verraad niet lang geheim gebleven zijn. Er zou tot op de dag van vandaag over besproken worden. Tijdens mijn gesprekken met Nard is bij mij nooit het vermoeden gerezen dat hij verraden zou geweest zijn door iemand van het dorp of omliggende dorpen. Wel had Nard zelf een vermoeden. Hij gaf me een tip, maar géén naam. Nard had het die persoon in feite vergeven, omdat hij wist in welke omstandigheden de SS-ers gevangenen tot bekentenissen en verraad konden dwingen.

Nard Van Loy overleed op 27 oktober 2012, moegestreden, maar voldaan, zoals zijn dochter José me vertelde.


Nards overlijdensbericht


Het bidprentje van Nard

Buchenwald in het jaar 2013 - Inhoud - Boven

Omdat het verhaal van Nard mij geweldig boeide en omdat ik een indruk wilde hebben van het kamp Buchenwald en de omgeving, ben ik op zoek gegaan naar die plaatsen die Nard, bijna 70 jaar geleden in totaal andere omstandigheden in zich opnam.

Met de auto is Buchenwald een zestal uren rijden. Het ligt een 10 km van de autosnelweg verwijderd, tussen de steden Erfurt en Weimar.

Het eigenlijke kamp Buchenwald is gebouwd tegen een heuvel, de Ettersberg, vanwaar de hele omgeving kan overzien worden. Duidelijke bewegwijzering brengt je tot op de parking van het complex. Van hieruit gaat het te voet. In het informatie- en documentatiecentrum kan je je een plan van het kamp aanschaffen en indien gewenst een audiogids, die ook in een Nederlandstalige versie, alle belangrijke plaatsen in het kamp van commentaar voorziet.

Er zijn wel enkele regels vastgelegd die het respect voor het gebeuren van de oorlogsperiode benadrukken. Dagelijks bezoeken een duizendtal personen vanuit de hele wereld de site.

Buiten het poortgebouw, twee wachttorens, de verbrandingsoven en de grote kledijzaal is er van het kamp niet veel meer over. Na de oorlog werden hier nog enkele jaren vooral Russische gevangenen vastgehouden. Het Russisch leger heeft de kampbarakken afgebroken. Momenteel zijn markeringen met grijze stenen de zichtbare restanten van de barakken.

Neem de tijd om alles in je op te nemen. Bezoek de verbrandingsoven en stel je zelf de vraag hoe mensen mekaar dit kunnen aandoen. Bekijk de foto’s van de gruwelen: foto’s genomen door Duitse soldaten of later door Amerikaanse oorlogsfotografen die, tijdens de bevrijding, het kamp mee binnenkwamen. In het voormalige kledingmagazijn is een overzichtstentoonstelling opgebouwd, die de gebeurtenissen in het Duitsland van de jaren ’30 van de twintigste eeuw laat zien. Hoe een totalitair regime tot stand kwam en hoe tegenstanders van het regime in kampen worden opgesloten. Naarmate de oorlog vorderde moesten er meer en meer tegenstanders en andersdenkenden worden opgesloten, om te eindigen in de genocide van ganse bevolkingsgroepen.


De bovenste foto van Buchenwald is genomen in 1945, de foto hieronder
in 2013. De houten barakken zijn afgebroken. De zwarte kiezel markeert
de plaats waar de barakken destijds stonden.

Het gebouw dat Nard beschrijft als waar hij zijn burgerkleren moest afgeven, staat nog overeind. Je kan er letterlijk in Nards voetsporen stappen. Nard legde dezelfde weg af, moest er zijn burgerkleren afgeven, werd ‘ontsmet’ en van gestreepte gevangeniskledij voorzien.

Vijfhonderd meter voor het eigenlijke kamp is er een groot monument gebouwd ter nagedachtenis van de vele slachtoffers, die Buchenwald niet overleefden en als symbool dat de gruwel niet mag worden vergeten!



De Straat der Naties bij het herdenkingsmonument. Elk land dat gevangenen had in Buchenwald heeft een zuil. België is het eerste in een lange rij van 18 zuilen. De foto eronder toont één van de drie graftrechters waarin de SS in 1945 nog drieduizend mensen heeft begraven. Het monument kijkt uit over het weidse landschap rond Weimar.
 


De beeldengroep van Fritz Cremer, die het verzet uitbeeldt,
staat voor de grote klokkentoren van het herdenkingsmonument.

Dora-Mittelbau is ongeveer 100 km van Buchenwald verwijderd. Vanuit dit complex bij de stad Nordhausen werden verschillende subkampen bestuurd. Het memoriaal Dora is vlak bij de stad gelegen en heeft eveneens een goed uitgebouwde tentoonstellingsruimte.

KZ-LAGER = Konzentrazions-lager = concentratiekamp.

Van de eigenlijke gebouwen zijn nog maar weinig restanten. Wel kan een bezoek gebracht worden aan de tunnelwerken. Daar kan je zien hoe mensen hier moesten werken. Blankenburg, waar Nard een lange periode verbleef, ligt op 50 km noordwaarts. Er zijn geen overblijfselen van het verblijf van Belgische gevangenen in het voormalige kamp Oesig.

Detail van de beeldengroep van de kunstenaar Jurgen von Woyski. De gelaatsuitdrukkingen van de beelden zijn tekenend!

Wil je meer informatie over Buchenwald, Dora of andere concentratiekampen, dan kan je via het internet talrijke sites te bezoeken.

 

WOORD van dank aan - Inhoud - Boven

De familie Cools-Van Loy documentatie en foto’s van Nard
Yvonne Otten familiefoto’s
Herman De Ceuster getuigenis over zijn vader Frans
Heemkring Ansfried uitgave van deze publicatie
Staf Kempeneers foto’s voordracht
Wilfried Van Hoeck geschiedenis 5de linie
Stefanie Delleman archief memoriaal Buchenwald (D)
Hasso Effler archief stad Blankenburg (D)
Catharine Rywall archief Trellebrog (Zweden)
Anders Ingemarsson archief Laholm (Zweden)
Regine Heubaum Buchenwald memoriaal (D)
Kerstin Petersson archief Laholm-Veinge (Zweden)
Filip Strubbe algemeen rijksarchief Brussel
Xavier Van Tilborg militaire archieven, kazerne Evere
S. Hjalmarsson Historical museum Veinge (Zweden)


 Inhoud - Boven