Uit Victor Trudo, BREENDONK, Het kamp van den sluipenden dood,
Uitgeverij J. Dupuis &  Fils, Charleroi-Parijs, 1944  

Hier volgt de brief, die Emiel Maufort enige uren voor zijn dood schreef : (En Français)

Misschien zal deze brief u verward voorkomen. Verontschuldigt me, maar ik vrees, dat ik u alles niet zal kunnen zeggen wat mijn hart u wil mededelen.

Eerst het bedangrijkste : Voor God smeek ik u om vergiffenis voor het grote verdriet, dat dit droevig nieuws u zal berokkenen. Maar ik hoop, dat ge alle drie sterk genoeg zult zijn, om deze harde beproeving dapper te dragen. Om mij behoeft ge u niet te bekommeren, het enige wat ik betreur, is de smart, die ik u moet aandoen. Weest er van overtuigd, dat ik als een man de dood tegemoet ga. Toen ik u verliet, koesterde ik nog de hoop, dat onze scheiding maar van korte duur zou zijn, en dat de mooie dagen van weleer weldra voor ons vieren zouden terugkeren. Maar de mooie dagen zijn voorgoed voorbij. U blijft slechts de herinnering aan uw grote jongen, die u in zijn kortstondig leven veel zorg en kommer gegeven heeft. Mij blijft de hoop op een gelukkig weerzien, in een betere wereld. Ik laat hier nu de eentonige gebeurtenissen volgen van het leven, dat ik als gevangene gesleten heb, sinds mijn jammerlijke aanhouding.

Toen ik u, in de nacht van donderdag 31 december 1942, heb verlaten, werd ik naar de gevangenis van Charleroi geleid en in een gewone cel opgesloten. Weldra kreeg ik het gezelschap van nog vier andere burgers uit de omgeving van Roux en Courcélles, die ongeveer op denzelfde tijd als ik waren aangehouden. In de morgen van de 31e, dus dezelfde dag, nadat we een stuk brood en een kop warme koffie voor ontbijt hadden gekregen, werden we in de grote hall van de gevangenis, met een twintigtal bij elkaar gedreven. Onze namen werden afgeroepen.

Vervolgens werden we  toen op vrachtauto's geladen en naar de infanterie-kazerne overgebracht. Ginds wachtten ons reeds vier andere auto's volgepropt met gevangenen. Ik meen, dat we met vier en tachtig man waren. Van hier ging de tocht naar Brussel. Het was een hondenweer; de sneeuw viel met pakken uit de lucht. Tegen de middag reden we door Brussel en in den namiddag bereikten we het concentratiekamp van Breendonk. Daar moesten onze burgerkledij afleggen en een Belgisch soldatenuniform aantrekken. Onze haren werden geknipt. Tegen zes uur 's avonds werden we over de kamers van het fort verdeeld. Ik werd ingedeeld bij een groep gevangenen, afkomstig uit de omgeving van Charleroi, die met hetzelfde transport als ik te Breendonk waren aangekomen. Totdat ik dit bagno verliet, zijn zij goede kameraden voor mij geweest.   Vooral ..............(1) was me zeer genegen en goed voor mij. Hij was onze grote broer, zoals wij allen hem noemden. Als het kan, bedank hem van mijnentwege, zodra u dit mogelijk is.

Enige tijd nadien werd ik naar een andere kamer overgeplaatst, waar we nog talrijker waren (48) en waar ik een kennis ontmoette. Ga hem ook bedanken voor al wat hij voor mij heeft gedaan. Hij monterde me steeds op, wanneer ik een zwartgallige bui had, maar niet altijd heeft hij me begrepen, zoals mijn vriend Honoré, met wie ik allerlei plannen had beraamd. Vraag hem mijn groeten te doen aan de andere kameraden van Breendonk. Ik veronderstel, dat ze aan mij een goede kameraad hebben gehad en dat ik als zodanig in hun herinnering zal blijven voortleven.

Half januari moesten we beginnen het kamp in orde te brengen. Een zeer lastige en harde karwei, vooral voor de gevangenen, die geen handenarbeid gewoon waren. We waren hier nog aan bezig, toen in de morgen van den 1e april, na het appel, een vijf en veertigtal van ons werden samengeroepen en we onze burgerkledij terug ontvingen. De best ingelichten spraken over een konvooi naar Duitsland. Eigenlijk wist niemand iets met zekerheid. 

We vertrokken, dat was alles. Slechts mijn kameraden van het eerste uur gingen mee. We werden naar de gevangenis van St.-Gillis overgebracht en in een gemeenschappelijke cel opgesloten.

's Anderendaags, een vrijdag, werden we in groepjes van vier in kleinere cellen ondergebracht. Ik logeerde met .....................        Deze namen zeggen u ongetwijfeld niets. Ze waren leiders van de beweging, waartoe ik behoorde. Weldra smeedden we een plan om te ontvluchten. Het werd onze ondergang. We waren begonnen met een staaf voor het venster van onze cel door te zagen, toen het toeval onze plannen wijzigde. In de nacht van maandag 5 op dinsdag 6 april, juist veertien dagen geleden, had men de deur van onze cel opengelaten. Door welk zonderling en geheimzinnig toeval dit gebeurde, weet tot nu toe niemand. In elk geval, we maakten van de gelegenheid gebruik om de nachtwaker tijdens zijn ronde te overvallen en hem zijn sleutels te ontnemen. Tenminste, we meenden, dat hij ze in zijn bezit had. We waren van plan onze kameraden te bevrijden en samen te vluchten. Maar helaas ! Met de sleutels konden we de buitenpoort niet openkrijgen, en we werden opnieuw ingerekend en ditmaal werden er andere maatregelen getroffen. We werden in afzonderlijke cellen opgesloten. Op maandag, de 11e April, in de morgen, werden we eruit gehaald om voor het militaire gerechtshof te verschijnen, dat ons alle vier ter dood veroordeelde. Niettemin werd ons toegestaan om een smeekschrift in te dienen. Tot over enkele uren had ik nog hoop en bad ik God, dat ons smeekschrift gunstig zou onthaald worden. Deze gunst werd ons geweigerd en vandaag om 18 uur heeft het gerecht ons ervan in kennis gesteld, dat ons beroep verworpen en ons vonnis bevestigd is. We moeten morgen, de 20e april, om zeven uur 's morgens, gefusilleerd worden. Toen ik dit vernam, dacht ik nog slechts aan u, mijn drie teergeliefden. Wat een vreselijke slag zal dit voor u zijn en hoeveel moed zult ge moeten hebben als ge dit treurig nieuws verneemt. Uw zoon, naar wie ge zozeer verlangt, zal nooit meer terugkeren. En toch, ik had zo'n mooie plannen gemaakt voor mijn terugkeer. Vooral, omdat ik me voorgenomen had u erg te vertroetelen, om u al het verdriet te doen vergeten dat mijn scheiding u had berokkend. Helaas, ik zal u zelfs niet meer terugzien. Deze laatste gunst is mij geweigerd. Ik mag u schrijven, dat is alles. U schrijven, om u vergiffenis te vragen, ofschoon ik het nooit genoeg zou kunnen vragen.

Arme moeder, wat zult gij lijden! En toch moet ge sterk zijn, heel sterk, wanneer ge het nieuws verneemt. Ge moet moedig zijn, geloof me, leven voor vader en mijn zusje, ge moet sterk zijn voor uzelf. Mijn offer mag niet tevergeefs zijn geweest. Gij ook, vader, moet sterk zijn, eerst voor uzelf en dan voor moeder en Paulake. Ik reken op u, om hen te helpen hun smart te dragen. Wat kunnen we eraan doen, het is oorlog, en ik ben maar een soldaat die sneuvelt. Ge moet de zaken nemen zoals ze zijn. Ik weet het, het is hard, zeer hard, maar het moet. En ik ben ervan overtuigd, dat ge het zult doen. Ge zult begrijpen, dat onze dood niet nutteloos is geweest, ons offer niet tevergeefs en dat onze dood niet minder roemrijk is als die van een soldaat.

U ook, liefste zusje, vraag ik veel moed en ik betreur het, liefste kleine, dat ik u niet meer liefde heb betoond. Ik weet het, uw smart zal groot zijn, maar uw moed mag niet minder groot zijn. Gij blijft nu de enige om voor onze ouders te zorgen. Ge zijt geen klein meisje meer, ge zijt een vrouw en als een vrouw, zult ge sterk zijn. Ik vraag u om veel voor mij te bidden. Ik weet dat ge dit reeds voor uzelf doet, doe het nu eveneens voor mij.  Ik heb reeds veel gebeden sinds mijn aanhouding: dit was voor mij een grote troost en sterkte. Ik veronderstel, dat ge binnenkort uw eigen weg zult gaan, zusje, tracht het goed te doen. Wees een eerzame, goede echtgenote. Neem een voorbeeld aan onze moeder, die zo goed en zo zacht is, die ik nooit meer zal kunnen schadeloos stellen voor al wat ze voor me heeft gedaan. Ge zult een huisgezin stichten, neem opnieuw een voorbeeld aan het onze, dat zo mooi was, in de goede tijd. Maar voor alles vraag ik u, zusje, dat ge voor onze ouders zoudt zorgen, zolang ze leven. Ik vraag u dit met aandrang, als een opperste wens. Vervul deze wens ter herinnering aan uw broer en tracht door uw goede zorgen en liefkozingen, de smart te lenigen en te verzachten, die ik hun moet aandoen.

Ik moet u nog iets zeggen, dat u zal versterken en troosten: ik sterf als christen. Binnen enige uren, om drie uur, geloof ik, zal ik de H.Mis bijwonen en voor de laatste maal de H. Communie ontvangen. We hebben godsdienstige boeken ontvangen : het H. Evangelie, een missaal, enz., en ook een rozenkrans. Ik laat ze aan mijn zusje na en ook het afschrift van twee gebeden : «Aanroeping tot het H. Kruis» en « Gebed tot de H. Rita». Deze heb ik vaak hier en te Breendonk gebeden.

Omhels de hele familie voor mij. Vooreerst oom Jozef en tante Jozefien. Zij ook zullen veel verdriet hebben, ik ben ervan overtuigd. Ik dank hun voor al hun genegenheid en goedheid. Arme tante, u ook heb ik veel slapeloze nachten bezorgd. Ik reken ook op u om moeder te troosten en bij te staan. Omhels tante Felicie, oom Felicien, Alfons, Augustijn en Jozef, peter Jules en Leo. kortom, allen, die mij lief hadden, ik weet het, en aan wie ik veel heb gedacht.

Ik hoop, dat ik in hun herinnering zal blijven leven. Ik vergeet ook onze twee krijgsgevangenen niet, die veel verdriet zullen hebben, wanneer ze het droevig nieuws zullen vernemen.

Een bijzondere groet aan onze twee verloofden, Georgette en Pol. Ik wens hun beiden een voorspoedig en gelukkig leven. Wie had ooit gedacht, dat hun heerlijk verloving door zulk een wrede scheiding zou gevolgd worden ! Dank zij hun hebben we samen menig genoeglijk uurtje gesleten. Ik verontschuldig mij, als ik hier een lid der familie mocht hebben vergeten. Ik omhels hen allen nog eens, hartelijk, voor de laatste maal.

Liefste ouders, ik vraag u ook, om de groeten te doen, aan al mijn vrienden, die ik mocht bezitten. Vooreerst, aan onze lieve Henriette, die op haar beurt moeder moet bijstaan in deze harde beproeving. Binnen enige uren ga ik naar onze kleine Frans. Een hartelijke groet aan de ouden « Solid », aan Amaat en Willy. Ik wens hen een voorspoedig en gelukkig huwelijk en vraag hen, goed voor Paulake te zorgen. Ik reken hiervoor ten stelligste op hen. De groeten ook aan de echtgenoten Bailleux, die voor mij oprechte vrienden zijn geweest en die insgelijks diep getroffen zullen zijn, wanneer ze het treurig nieuws zullen vernemen.

Vergeet Marcel en Eliza niet, en Emiel Van Acker en zijn vrouw. Ik bedank Emiel en Marcel voor de welwillendheid, die ze mij betoond hebhen tijdens mijn korte loopbaan als renner.

Vader, ik vraag u naar het Arsenaal te gaan, om aan mijn vrienden ginds, een laatste groet van mij te brengen. Vooreerst aan kommandant Dedier, die, meen ik, steeds tevreden is geweest over mijn diensten, zoals trouwens de andere brandweerofficieren ook. Vervolgens ook aan Ernest Gonne, die voor mij een goede vriend is geweest. Aan allen tenslotte, aan Xavier, Willy, Gaston enz. Ook aan de vrienden uit « Chez Astrid », aan mijn lieve vriendin Camelia en haar ouders.

Ongetwijfeld vergeet ik kameraden te noemen, maar aan allen zend ik een laatste groet: aan de vrienden van Thy-le-Chateau, aan mijn vroegere chef M. Dargent enz.. Vergeet M. Gerard niet en bedank hem voor de aandacht, die hij aan mij gewijd heeft tijdens mijn studies. Ik weet werkelijk niet meer, wie ik nog moet noemen maar indien ik iemand mocht vergeten hebben, denkt er dan voor mij aan.

Deze laatste nacht mogen we met tweeën samen doorbrengen. Ik ben hier met Frans Michiels, die evenals ik, aan zijn familie zit te schrijven. Ons moreel is uitstekend, het moet, we zullen als mannen weten te sterven.

Ik weet niet meer, lieve ouders, wat ik u nog zou kunnen zeggen, en ik ben tevens bang, dat ik nog iets zou vergeten hebben. Ik denk steeds aan hetzelfde: u om vergiffenis smeken. Ik bid O.L.H., dat Hij me deze moge schenken.

Ik ben zojuist te biechten geweest, binnen enkele minuten ga ik de H. Mis bijwonen en communiceren.

Ik stuur u dus nog een laatste vaarwel toe, voordat ik naar hen ga, die ons zo dierbaar zijn geweest en die ons reeds hebben verlaten, naar de plaats waar we eens alle vier zullen verenigd zijn. Ginds, bij mijn lieve grootmoeder, zal ik voor u bidden, opdat ge nog gelukkige dagen moogt beleven.

Vaarwel, mijn dierbaren, en goede moed. Uw zoon, die tot de laatste minuut aan u heeft gedacht.

EMIEL.