Schmidt, Ephraïm
Geschiedenis van de Joden in Antwerpen, Antwerpen, 1969,

Van de omgekomen Talmoedgeleerde, de heer Schapiro, bestaat een indrukwekkend schrijven in het Hebreeuws, dat vóór zijn vertrek clandestien naar Antwerpen is gebracht geworden. Ter wille van zijn uitzonderlijke gevoelens die hem bezielden en hem zijn lot menswaardig lieten dragen, citeren wij, zoveel mogelijk letterlijk vertaald :

Dierbare en getrouwe vrienden, zoals U ziet werd bij mij verwezenlijkt : „De Almachtige heeft mij op weg gestuurd" (*). Ik ben met dit gebeuren zeer tevreden, want elke mens moet leren hoe in dergelijke omstandigheden G-d te dienen. „Ik zegde hier : wij zeggen : „Wij zijn gelukkig, hoe goed is ons deel". Volgens de eerste indruk is dit moeilijk te begrijpen. Waaruit bestaat ons geluk ? Maar de waarheid is : als er een volk zoals dit beslaat, dat, waarheen het ook gaat en in welke omstandigheden het zich ook bevindt, het geheel zijn vermogen, — de Torah en het Gebod (mistwah) — met zich kan mede nemen dat ook de Almachtige hen vergezelt, welnu dit is het „wij zijn gelukkig".

„Welke zin heeft het dus dat de mens zich zorgen maakt? Ik ben G.z.d. in grote vreugde en ik bid u dat gij in vrede zijt. U hoeft over mij geheel niet bezorgd te zijn. Het doet mij ten zeerste pijn als ik eraan denk dat mevrouw Burack en haar dochtertje, Chana, zij mogen leven, over mijn lot verdrietig zijn. Weest over mij in 't geheel niet bezorgd. Hebben niet velen van onze „groten" vrijwillig een persoonlijke ballingschap op zich genomen ? Thans dat zich dit geval met mij voordoet, zal ik er niet tegen „schoppen". In de verste verte niet !

„En dus bid ik u, om mij geheel gerust te zijn. Wanneer wij ons, met G-ds hulp, in ons heilig land zullen ontmoeten, dan zullen wij tezamen met blijdschap vervuld zijn".

Nadat verder in de brief om verscheidene gebedsvoorwerpen en studieboeken gevraagd wordt, alsook een pakje eten voor zijn kennis, Jesriël Weiss, geeft hij zijn adres op : nr 960, Transport 14. Hij neemt afscheid met: „En daarmede zeg ik u „vrede" en weest in grote vreugde. Ook ik zal zo zijn, met G-ds hulp. Die u lief heeft, Schragai".