D'hainaut,
Brigitte & Somerhausen, Christine |
De
evacuatie van het Dora-Mittelbau-complex |
De
leden van de Vriendenkring van de Politieke Gevangenen van Dora &
Commando's hebben eraan gehouden de geschiedenis van de verschillende
evacuaties zelf op te stellen. Zij hebben immers, gedurende deze fase van
hun gevangenschap, het penibele, afschuwelijke karakter ervan aan den
lijve ondervonden. De evacuatieroutes en de droevige ervaringen onderweg
waren overtalrijk. De Vriendenkring heeft getracht een zo volledig
mogelijk, exact overzicht samen te stellen. |
Leden van onze "Memoriaal Commissie": |
Om zich een duidelijk beeld te vormen van de verschillende
evacuatietransporten vanuit Mittelbau komt het erop aan zich niet blind te
staren op de kennis van de evacuatie van dit of dat kamp, maar moet men
goed de evacuatie voor ogen hebben van het hele complex in ruim een dozijn
transportkonvooien. M.b.t.
de materiële organisatie van de transporten, was de SS vooraf
immers al overgegaan tot een hergroepering van de gevangenen uit de
talrijke, minder bevolkte bijkampen. Die werden dan verzameld in de
grotere kampen zoals Dora, Ellrich en
Harzungen. Op de tweede plaats gaat
het om een herverdeling van het totale aantal te evacueren gevangenen
tussen de kampen van waaruit de grote konvooien moesten vertrekken. Deze
herverdeling bracht mee, dat elk konvooi niet alleen de gevangenen uit
één kamp omvatte (zoals algemeen wordt aangenomen), maar een mengelmoes
van gevangenen, komende uit verschillende richtingen. Beschikten
de kampen Dora, Ellrich en
Wieda over voldoende spoorwegwagons - op
voorwaarde dat de gevangenen voldoende samengeperst werden - om hun
onderscheiden transporten te verzekeren, voor de gevangenen van Harzungen
was er slechts één trein zodat vele duizenden te voet de baan opgestuurd
werden. Hetzelfde gebeurde ook in Blankenburg en Artern. Wat
de eindbestemming van de verschillende konvooien betreft, zijn we ervan
overtuigd dat de konvooileiders er zelf slechts een vaag idee van hadden.
Voor de treintransporten of voetmarsen werd slechts een algemene richting
gekozen, naar het noorden of naar het oosten of zuidoosten, zonder
eigenlijk goed te weten welk kamp bereikt moest worden om "de
goederen" te ontvangen. Bovendien
mogen we de zogenaamde "ziekentransporten" van vóór april 1945
niet als eindevacuaties beschouwen. Deze transporten boden eerder een
soort eindoplossing voor het probleem van de totaal-werkonbekwamen. We
weten dat Bergen-Belsen in dit systeem een centrale rol gespeeld heeft...
evenals de gewezen Boelcke-Kaserne
(Nordhausen), later en in
geringere mate. Het is waarschijnlijk niet helemaal toevallig dat vele,
grote, Mittelbau-konvooien uiteindelijk in Bergen-Belsen belandden. |
Voorbereidingstransporten en hun vertrekpunten |
De
evacuatietransporten van het complex Dora-Mittelbau grepen plaats van 4
tot en met 7 april 1945, met als voornaamste vertrekpunten: Dora,
Ellrich, Nordhausen,
Blankenburg, Wieda en Artern. De eerste centraliserende
bewegingen startten reeds op 2 en 3 april, tengevolge van het naderen van
de Amerikanen, die nog slechts Zo
kunnen we dan o.a. noteren: -
een overplaatsing van ongeveer 2.000 gevangenen van Dora en
Ellrich naar
Harzungen op 2 april 1945 (op 3 april in Harzungen geregistreerd); De
andere kleine bijkampen werden meer dan waarschijnlijk eveneens opgeslorpt
door een of ander kamp, maar we beschikken helaas niet over meer details
daaromtrent. |
Dora:
Een
eerste transport vertrok op 4.4.45, rond de middag; Het
eerste transport vertrok op 4.4.1945; Heel
het kamp werd geëvacueerd op 4.4.1945, tussen 11 en 14 uur: A.
Ongeveer 4.500 gevangenen op "dodenmars". De
twee kampen werden geëvacueerd op 6.4.1945: A.
Ongeveer 400 gevangenen van Blankenburg-Oesig (Kdo. Klosterwerk) Ongeveer
1.000 gevangenen van de SS-Baubrigaden van Wieda,
Nüxei,
Osterhagen en Mackenrode werden te voet geëvacueerd op 7.4.1945. Transport
naar Bergen-Belsen op onbekende datum. Dodenmars
naar Tsjechoslowakije op onbekende datum. |
Algemeenheden |
Bij
het lezen van de verschillende verslagen over de evacuaties lijkt het
alsof sommige getuigen elkaar tegenspreken op bepaalde momenten, wat
betreft de doorlopen localiteiten of ook m.b.t. chronologie van de
passages. We hoeven ons daarover niet te verwonderen. Alleen de Schreibers
hadden het geluk over iets als schrijfgerief te beschikken en bovendien
moest hun hoofd ernaar staan om iets op te tekenen. Vanzelfsprekend heeft
niemand al de namen van alle stations die men voorbijreed kunnen zien of
noteren, en vooral 's nachts was dat een probleem. Hetzelfde geldt m.b.t.
de tussen-data bij de passages: ook die konden meestal slechts bij
benadering opgegeven worden. Sommige
overlevenden hebben kort na hun terugkeer hun mémoires kunnen schrijven,
hetgeen een waardevolle basis biedt. Andere inlichtingen werden verkregen
door de herinneringen van de teruggekeerden met elkaar te vergelijken. De
meer gedetailleerde routes die we hier weergeven, zijn opnieuw
samengesteld aan de hand van gedetailleerde kaarten, waarbij ook rekening
werd gehouden met de toen bestaande spoorlijnen en de opgegeven
plaatsnamen. Sommige overlevenden hebben later zelfs de transportroute die
ze zich nog konden herinneren, opnieuw kunnen afleggen. We
moeten er natuurlijk rekening mee houden dat elke gevangene alleen zijn
eigen evacuatie heeft beleefd, zonder iets af te weten van de andere
omzwervingen... en die andere evacuatietochten alleen maar kent door het
verhaal van zijn kameraden. Dat geldt vooral voor de grote
"Dodenmarsen", waarbij de marsgroepen soms tot tientallen
kilometers lang waren. Zo werd bijvoorbeeld bij het vertrek uit Harzungen
de marsgroep opgesplitst in vier grote stukken die uiteindelijk elk een
verschillend lot kenden. Alleen
studie ter plaatse, met consultatie van de plaatselijke archieven (indien
die er zijn) kan de gegevens die we hier verwerken nog vervolledigen. O.i.
is dit wel niet meer noodzakelijk: naar onze mening volstaan de grote
lijnen van de evacuaties ruimschoots volstaan om de omvang aan te geven
van het drama dat de geëvacueerden ondergingen. We willen een
uitzondering maken voor het exact localiseren van de plaatsen waar de
ontelbare slachtoffers werden begraven, tijdens de evacuatietransporten.
Maar zelfs dan durven we een voorbehoud maken wat de identiteit van de
slachtoffers betreft. Ze beschikten immers over geen enkel
identiteitspapier en ook het nummer dat ze droegen biedt nog geen
zekerheid, vermits sommigen onder hen, tijdens de ontreddering, hun
kledingstukken verwisselden. |
De evacuatie van Dora |
Dora, het hoofdkamp van de "Mittelbau" werd op 4 en 5 april 1945 geëvacueerd. Reeds op 2 april waren vanuit Dora ongeveer 2.000 gevangenen overgebracht naar Harzungen. Voor deze gevangenen zou de eigenlijke evacuatie dus vanuit dit kamp starten. |
Eerste treintransport, met vertrek uit Dora, op 4 april 1945 |
Enkele
duizenden gevangenen uit Dora werden in de loop van de voormiddag
opgestapeld in wagons die opgesteld stonden in het kampstation. Bij hen
voegden zich ook nog 48 zieke gevangenen uit Blankenburg (Klosterwerk),
die per camion werden aangevoerd en er tegen 11 uur aankwamen. Ze werden
vijf per vijf samengeperst in de reeds overvolle wagons van de trein, die
klaar stond om te vertrekken. Vanuit Celle vertrok de trein pal noordwaarts, richting Soltau, maar draaide dan af naar één van de stations die in verbinding stonden met Bergen. Van hieruit werden de gevangenen dan te voet de weg opgestuurd naar het kamp van Bergen-Belsen, waar ze op 8 april aankwamen. |
Tweede treintransport, met vertrek uit Dora, op 5 april 1945 |
Dit transport groepeerde de 1643 gevangenen van commando B12 van Woffleben (afhankelijk van Ellrich) en ook gevangenen van Dora zelf. Deze trein vertrok ook westwaarts, langs Harzberg, Osterode en Nordheim om dan pal noordwaarts te rijden naar Hildesheim, Celle en Lüneburg. Dit transport vervolgde dan ongeveer gelijktijdig zijn weg met een groep uit Harzungen, die daar op 4 april was vertrokken, en kwam op 6 april toe in Neuengamme, zonder er echter onderkomen te krijgen. De trein ging dan op weg naar Hamburg, waar hij op 7 april passeerde. Het werd dan een trip op goed geluk af naar de Elbemonding, langs Glückstadt en Itzehoe, waarna ter hoogte van Brunsbüttelhoog het kanaal van Kiel werd overstoken, om daarna weer terug te keren naar Hamburg (8 april). Hier werden nog een aantal wagons met gevangenen van elders aangekoppeld. Evenals het konvooi van Harzungen keerde dit konvooi terug in zuidelijke richting. Daarbij werd ook gebruik gemaakt van een tweederangslijn van de Lüneburger Heide, langs Harburg, Buchholz, Handelo... waar op 9 april eerst 57 doden en daarna nog eens 60 slachtoffers werden begraven. Op 10 april werden in Wolterdingen nog 23 doden begraven. De volgende dag, op 11 april, passeerde de trein Soltau, maakte een bocht naar Münster en vervolgde dan naar een van de stations die Bergen bediende, vanwaar de gevangenen te voet overgebracht werden naar de kazerne van Bergen-Belsen. |
Derde treintransport, met vertrek uit Dora, op 5 april 1945 |
In
de namiddag van 5 april werd bijna het hele restant van de kampbewoners
verzameld. De niet te vervoeren gevangenen bleven nog in het Revier,
in tegenstelling tot sommige zieken uit de Boelcke-Kaserne/Nordhausen
die, na het bombardement op deze stad, reeds op 3 april deel uitmaakten
van een konvooi. De
toenmalige kolonel Woussen, evenals René Haas, hebben zeer uitvoerige
rapporten opgesteld over dit transport dat in Malchow zou eindigen. In
de namiddag van 5 april, rond 15.30 uur, werd het rangeerstation voor de
A-Stollen aangevallen door de Amerikaanse luchtmacht, terwijl het konvooi
op de appelplaats werd samengesteld. Rond 17 uur werden de gevangenen in
de gutsende regen naar het station geleid om in de wagons plaats te nemen
à rato van 100 man per open wagon. De trein vertrok rond 21 uur maar
moest kort daarop langdurig halt houden in Niedersachswerfen, nabij de Ammoniakwerke. Op
6 april bevond de trein zich in Ellrich en bleef er wachten tot rond 11
uur alvorens zijn weg te vervolgen via Walkenried en Tettenborn. Omdat de
spoorlijn tussen Osterhagen en Papenhöhe beschadigd was, vorderde de
trein slechts stapvoets. Op
7 april ging de trein heel langzaam via Osterhagen, Barbis, Papenhöhe,
(Herzberg) in de richting van Osterode. De zenuwachtige bewakers schoten
herhaaldelijk doorheen de wagonschotten, waarbij verschillende gevangenen
gekwetst werden. In
de vroege morgen van 8 april stopte de trein in het open veld op ongeveer a) Ongeveer 200 gevangenen die niet in staat waren om door te marcheren, werden ter plaatse met mitrailleurvuur afgemaakt. Geen enkele van de slachtoffers is geïdentificeerd en hun begraafplaats is ook onbekend gebleven. b)
Ongeveer 800 mannen, waarvan men dacht dat ze geen c)
De ongeveer 500 overblijvenden durfden het risico niet nemen te verklaren
dat ze moeilijkheden hadden om verder te marcheren. Deze colonne zette
zich dan in beweging voor een voettocht doorheen de Harz, langs
Osterode-Lerbach, Clausthal-Zellerfeld, Schulenberg, Oker, Goslar, zo'n |
De colonne van 800, die Bergen-Belsen bereikte |
Deze groep zou de eerste dag zijn voettocht inderdaad slechts tot Clausthal volbrengen, waar op 8 april de nacht werd doorgebracht. 's Anderendaags, 9 april, hervatte de groep zijn tocht in de richting van Oker. Tijdens dit traject zagen de gevangenen talrijke lijken in grachten, die meteen het spoor aangaven dat door de groep van 500 gevolgd was. Die hadden hun weg zonder ophouden moeten afleggen. Vanaf Oker ging het weer te voet verder tot Harzburg. In deze stad werden de gevangenen opnieuw op de trein gezet die hen naar Braunschweig zou brengen. Daar moesten ze weer te voet de stad doorkruisen tot bij een station in een voorstad. Ze werden opnieuw op goederenwagons gezet die gekoppeld werden aan een andere trein die 's nachts vertrok. Nog voor het aanbreken van de dag werden ze van de trein gehaald, een tiental kilometer voor Celle, dat in de loop van de nacht zwaar gebombardeerd was. De colonne vervolgde dan weer zijn weg te voet naar Celle, waar gewacht werd op nieuwe instructies, die echter uitbleven. Pas in de namiddag van 10 april ging het opnieuw te voet in de richting van Bergen-Belsen, langs Wolthausen, Eversen, Sülze, Diesten, Wohlde, Bergen en Belsen. 's Avonds werden ze dan nog tegengehouden door een wachtpost langsheen de weg, omdat de groep zich nu in de frontzone bevond. Kort daarop werd deze groep verenigd met het commando van Klein-Bodungen, dat eveneens op weg was naar Bergen-Belsen. Deze laatsten werden geëscorteerd door gevechtstroepen van de SS, die al velen in deze groep hadden afgeslacht. Er werd verder gestapt door de velden tot ongeveer 1 uur 's nachts. Toen werden allen samengeperst in een klein doorgangskamp, nabij een vliegveld. Op 11 april, rond 6 uur in de morgen, stapten ze opnieuw langs landelijke wegen. Ondertussen werden opnieuw velen omgebracht. Langs een omweg bereikte de colonne rond 14 uur de kazernes van Bergen-Belsen waar de gevangenen opnieuw geëvacueerden uit Dora, Ellrich en Harzungen ontmoetten. |
Voor een vergroting op het kaartje klikken |
De colonne van 500 die in Ravensbrück en Malchow belandde |
Deze
colonne had de omgeving van Osterode verlaten rond 2 uur 's nachts, in
noordelijke richting. Via Clausthal-Zellerfeld werd rond 21 uur Goslar
bereikt. De uitgeputte gevangenen die niet konden volgen, werden zonder
medelijden neergeknald. |
Nieuwe evacuatie |
Op 26 april
werden alle de in Ravensbrück verzamelde gevangenen opnieuw geëvacueerd.
Te voet vertrokken ze in groepen van |
Vierde en laatste konvooi, met vertrek uit Dora, op 5 april 1945 |
Volgens
de Duitse schrijver, Manfred Bornemann is de laatste trein uit Dora
vertrokken op de avond van 5 april. Deze trein evacueerde een deel van de SS-bewaking
evenals de specialisten van het Mittelwerk. De SS
profiteerde ervan om, samen met hen, ongeveer 450 gevangenen mee te nemen.
Waarschijnlijk ging het over een gedeelte van de gevangenen die in het Revier
achtergebleven waren. Het
bombardement op het station van Wolfenbüttel verplichtte het aanvankelijk
in noordelijke richting vertrokken konvooi, opnieuw in tegengestelde,
zuidelijke richting te vertrekken, om dan langs Magdeburg, Leipzig en
Dresden te rijden. Het overschreed ook de Tsjechische grens om daarna weer
in Oostenrijk te belanden. Hier werden de gevangenen opgenomen in het
concentratiekamp van Mauthausen of in het bijkamp Ebensee, rond midden
april 1945. |
De evacuatie van Harzungen |
Op
2 april 1945 werden verscheidene gevangenen van Dora en
Ellrich
overgeplaatst naar Harzungen, waar ze op 3 april werden geregistreerd. Op
4 april werd echter heel het kamp geëvacueerd, tussen 11 en 14 uur. Duizenden
onder hen werden de baan opgestuurd voor een "Dodenmars"
langsheen wegen die leiden in oostelijke richting, naar de Elbe. Duizenden anderen moesten naar Niedersachswerfen om er weer samengeperst te worden in de treinen, verspreid over ongeveer 30 wagons. De meerderheid moest er te voet naartoe, anderen werden per camion gebracht. De laatste 485 nog te been zijnde gevangenen uit het Revier werden per trein getransporteerd; ze stapten op aan het klein perron nabij het kamp. |
Op het kaartje klikken voor een vergroting |
De "Dodenmars", met vertrek vanuit Harzungen, op 4 april 1945 |
Deze
marsgroep was samengesteld uit duizenden gevangenen van Harzungen en de
talrijke gevangenen die de vorige dag waren overgekomen van Dora en
misschien ook wel van Ellrich. Hun aantal wordt geschat op ongeveer 4.500,
waaronder ook honderden Belgen hoorden. De
eerste dagen bleef het weliswaar uitgerokken konvooi toch enigszins
gegroepeerd, en werd het Harzmassief van zuid naar noord doorkruist. Het
ging langs Neustadt, Ilfeld, Hohnstein en Stolberg
naar Hasselfelde, waar een tweede maal overnacht werd. Vervolgens ging het
naar Blankenburg, waar overnacht werd in een verlaten kamp in de nacht van
6 op 7 april. Ondertussen
vervolgde het gros van het konvooi zijn uitputtende mars. Zij zouden
weldra gesplitst worden in groepen van 500 man, die niet allemaal dezelfde
weg zouden volgen. Vier
dagen later, op 17 april, werd een groot deel van hen per trein
overgebracht naar Schmiedeberg en van daar ging het weer te voet tot in
Landshut (Neder-Beieren) dat op 19 april bereikt werd. Zij werden door het
Rode Leger bevrijd. D.- Anderen gingen, eenmaal aangekomen in Langenstein (ten noorden van Blankenburg) opnieuw de westelijke richting uit en kwamen langs Derenburg in Minsleben aan. Daar werd dit gedeelte van het konvooi weer op de trein gezet, die kort daarop werd beschoten en gebombardeerd. Dit had ook verschillende vluchtpogingen tot gevolg. De trein bleef heel de nacht in de richting van Magdeburg ronddolen, zodanig dat men de volgende morgen ongeveer op het uitgangspunt was teruggekeerd. Iedereen moest uitstappen om weer de grote baan te bereiken in de buurt van Heudeber. Daardoor was een grote achterstand ontstaan tegenover de andere groepen. De groep vervolgde zijn weg via Danstedt, Ströbeck, Halberstadt, Schwanebeck, Oschersleben, Beckendorf, Borne en Biere, om in de late avond van 12 april het dorpje Eggersdorf te bereiken. Dankzij de opgelopen vertraging nabij Minsleben werden ze door de Amerikanen ingehaald, alvorens ze de Elbe konden oversteken. Nog dezelfde dag werden ze bevrijd in de omgeving van Eggersdorf, Biere en Schönebeck. |
Het treinkonvooi met vertrek uit Harzungen, op 4 april 1945 |
Het
gros van dit konvooi was in feite samengesteld uit enerzijds gevangenen
van Harzungen zelf, anderzijds gevangenen die de dag voordien uit
Dora en
Ellrich waren overgekomen. Ze begaven zich te voet naar het station van
Niedersachswerfen. Toch werden sommigen ook per camion gebracht, en de 485
zieken uit het Revier die zich moeilijk konden verplaatsen (onder hen 110
Belgen), werden met de trein naar hetzelfde station overgebracht. In
Niedersachswerfen werd dan een trein met 30 wagons samengesteld. Die
bestond deels uit open, deels uit gesloten goederenwagons en ten minste
één reizigerswagon voor de SS, de bewakers en enkele vrouwen die
hen vergezelden. Vanaf
Nordhausen nam de trein de richting Sangerhausen en Magdeburg. Vandaar
ging het dan weer westwaarts tot in Wolfsburg en dan noordwest, om via Ülzen
Lüneburg te bereiken. Voortdurend werd er halt gehouden, meestal
langsheen de bossen, waar vluchtenden werden gedood. Rond
6 april werd Neuengamme bereikt, maar het kamp wilde het konvooi niet
ontvangen, waarop het zijn weg vervolgde naar de voorsteden van Hamburg.
Maar uit angst voor deze stad, die zwaar gebombardeerd werd, herbegon de
trein een dolle zwerftocht. Hij keerde pal zuidwaarts terug, via een
secundaire lijn doorheen de Lüneburger Heide tot in Hildesheim dat door
bombardementen grotendeels verwoest was. Vervolgens ging het weer
noordwaarts naar Lüneburg. Er
werd halt gehouden in een groot station, waar zich een militaire trein
ophield, vol militairen, tanks en munitie. Hoogstwaarschijnlijk ging het
om een tankgroep die zijn opleidingsbasis van het nabijgelegen
Bergen-Belsen evacueerde. Kort nadat de gevangenentrein het station
verlaten had, werd het militaire konvooi door de geallieerde vliegtuigen
gebombardeerd en geraakt. Vanaf Lüneburg koos de trein opnieuw de tweederangslijn langs Buchholz en keerde dan weer zuidwaarts. Op 9 april werd in Wintermoor halt gehouden om 163 lijken te begraven. Langs Schneverdingen bereikte men op 10 april Soltau. Er
was geen rechtstreekse spoorverbinding met Bergen-Belsen. De trein moest
dan ook een bocht maken om het oostelijker gelegen Münster te bereiken en
dan weer zuidelijk af te zakken naar een station dat gebruikt werd door de
militaire basis van Bergen-Belsen.
Veel overlevenden denken dat dit het station van Celle was, maar dat
bevond zich op Op
10 april werden de overlevenden uiteindelijk overgebracht naar de door de
Wehrmacht ontruimde kazernegebouwen. Die bevonden zich vlak naast het
reeds overbevolkte zogenaamde kamp van Bergen-Belsen. Op
deze wijze hebben de geëvacueerden uit Harzungen ongeveer |
De evacuatie van Ellrich |
Vanuit Ellrich vertrokken twee treinkonvooien voor de evacuatie van het kamp. Het eerste konvooi vertrok op 4 april 1945, het tweede op 7 april 1945. Er waren nochtans al verscheidene gevangenen geëvacueerd op 2 april, hetzij naar Dora, hetzij naar Harzungen, waarbij ze dan deel uitmaakten van de evacuatietransporten vanuit die kampen. |
Het eerste treintransport met vertrek uit Ellrich, op 4 april 1945 |
Dit
konvooi omvatte ongeveer 1.700 gevangenen van Ellrich, een aantal
gevangenen uit Nordhausen (de avond voordien aangekomen), en ongeveer 700
(van de 1.500) gevangenen, die in de voormiddag vanuit Rottleberode waren
overgekomen. Volgens
de getuigenissen van de gevangenen Gaby Sprung, Roland Bossue en Joseph
Uytenhoef volgde de trein het volgende traject: Herzberg, Osterode,
Seesen, Salzgitter, Braunschweig, Helmstedt, Oebisfelde, Wolfsburg,
Gifhorn, Wittingen, Ülzen, Salzwedel. Daar werd, ongeveer De gevangenen van Ellrich bleven enkele dagen in het kamp van "Heinkel"-Oranienburg (Sachsenhausen); sommigen ontvingen zelfs een nieuw nummer. Rond 19 april werden ze overgebracht naar het moederkamp Sachsenhausen-Oranienburg, in afwachting van evacuatie bij het naderen van het Rode Leger. |
Nieuwe evacuatie |
Op 20 en 21
april 1945 werden alle kampen van Sachsenhausen-Oranienburg geëvacueerd
met als algemene richting: de bocht van Lübeck. De laatste
"marcheerders" verlieten het kamp op 21 april 's avonds.
Talrijke gevangenen konden niet meer geëvacueerd worden, namelijk zo'n
1.500 zieken (de medegevangenen-geneesheren hebben die niet verlaten)
alsook 3.000 anderen, waaronder vrouwen die eerder al uit Ravensbrück
waren geëvacueerd. 's Anderendaags, 22 april, na een hevig gevecht in de
omgeving, deden de Russische soldaten hun intrede in het kamp.
"In
de morgen van zondag 22 april ontwaakte het kamp zonder zijn bewakers,
terwijl in de omgeving hevige gevechten waren losgebroken. En toen, op een
moment van kalmte, weerklonk plots de kampklok, die de aankomst van de
eerste Sovjetsoldaten begroette. De anders zo vervloekte kampklok luidde
nu het uur van de bevrijding." De overlevenden van de laatste "Dodenmars" in het Mecklenburg-Land werden eind april 1945 bevrijd. |
|
Het tweede treintransport met vertrek uit Ellrich, op 7 april 1945 |
Op
7 april verliet een laatste konvooi Ellrich. Het omvatte naast de
gevangenen van Ellrich zelf, ongeveer 700 gevangenen van Rottleberode, die
op 4 april te voet waren overgekomen. (We weten dat de andere helft van de
Rottleberode-gevangenen, nog dezelfde dag van hun aankomst, vertrokken
zijn met het konvooi dat later in Oranienburg aanbelandde.) De
konvooitrein ging door de Harz langs het westen, via Herzberg, Osterode,
Seesen, Salzgitter, Braunschweig en Gifhorn. Hij zette dan koers naar het
oosten, naar Oebisfelde. Op 9 april stopte hij te Mieste, nabij Gardelegen. Omwille van de vernielde spoorlijnen kon het konvooi zijn weg
niet verderzetten. Op
13 april 1945 kenden de gevangenen van dit konvooi hetzelfde tragische lot
als die van het Wieda-konvooi. Zie verder onder 'Gardelegen'. |
De voetmars vanuit Wieda, met vertrek op 7 april 1945 |
Op
6 april 1945 werden de gevangenen uit de bijkampen Nuxei, Osterhagen en
Mackenrode te voet samengebracht in het kamp van Wieda. Deze SS-Baubrigaden
waren reeds sedert 1 januari 1945 overgegaan naar het Sachsenhausen-kamp. Op
7 april begaf een groep van ongeveer 1.000 gevangenen zich op weg om, te
voet, langs secundaire wegen de Harz te doorkruisen. Alleen de zieken
werden op de trein gezet. De
marscolonne trok door Braunlage. De eerste avond werd er halt gehouden in
een weide en de nacht werd doorgebracht onder de blote hemel. Op 8 april
vervolgde het konvooi zijn weg en 's avonds werd onderkomen gevonden in
een klein fabrieksgebouw, waar een commando van Dora tewerkgesteld werd.
Aimé Bonifas, die deze Wieda-odyssee rapporteerde, zegt dat ze vóór hen
andere gevangenen zag stappen. Het betreft waarschijnlijk delen van het
konvooi van Dora, dat op 5 april vertrok; die bereikte eveneens op 8 en 9
april een of ander station van de Noord-Harz. In
het station van Wernigerode werden de gevangenen opgeladen in een trein en
vervoegd door hun zieke makkers. Daarna werden verscheidene stations
aangedaan, waar langdurig halt werd gehouden. De trein reed ook door
Magdeburg, dat zopas een bombardement had ondergaan. (Zie ook de rapporten
van Woussen en Haas over het Dora-konvooi, op de avond van 5 april.)
Daarna werden weer secundaire lijnen gevolgd langs Gross-Ammensleben,
Neuhaldensleben en Roxforde. Omdat de lijn onderbroken was door een
bombardement stopte het konvooi in Letzlingen (op Op 11 april toonden de SS-bewakers tekenen van ongerustheid; ze hielden fluisterend overleg en hun bewaking verslapte. De gevangenen profiteerden ervan om de groep in de steek te laten; sommigen slaagden erin te ontsnappen (bv. Bonifas), maar het merendeel werd terug gegrepen in de omliggende bossen. |
Op
de avond van 13 april was Gardelegen nog niet bezet door de Amerikanen;
die waren er omheen getrokken in de mening dat de stad onbelangrijk was. Maar
gedurende de nacht leidde de SS een groep gevangenen uit
verschillende kampen: die van Ellrich en
Rottleberode, die in Mieste waren
aangekomen en ook die uit Wieda, Nüxei,
Osterhagen en Mackenrode die in
Letzlingen waren beland (met inbegrip van de terug opgepakte
vluchtelingen), samen nagenoeg 1.200 gevangenen. Allen werden
ondergebracht in een grote schuur, de Isenschnibbe, een beetje ten
noorden van Gardelegen. Geholpen door leden van de Wehrmacht en van
de Luftwaffe, die nog in Gardelegen verbleven, en door leden van de
Volkssturm, hebben de SS-bewakers dan de schuur in brand
gestoken en zij die wilden ontsnappen, neergeschoten. Enkele
tientallen hebben als bij mirakel deze krankzinnige afslachting overleefd.
Het was de Kreisleiter geweest die de moordpartij had bevolen,
waardoor hij de voorschriften van Himmler naar de letter liet uitvoeren. Op
14 april ontdekten de Amerikanen de euveldaad van de SS. Ze telden
1.016 lijken die in een greppel lagen, naast een aantal anderen die
neergeknald waren tijdens hun vluchtpoging. De
Amerikaanse overheid verplichtte toen de bewoners van Gardelegen om de
slachtoffers op een fatsoenlijke wijze te begraven. Elke bewoner kreeg
bovendien de opdracht om één van de graven te onderhouden. |
De evacuatie van Blankenburg |
De evacuatiemars met vertrek uit Blankenburg, op 6 april 1945 |
In
Blankenburg bestonden er twee verschillende kampen: in Blankenburg-Oesig
het kamp Klosterwerk, met een gemiddelde bezetting van 500
gevangenen, waarvan bijna drievierde Belgen waren, en in Blankenburg-Regenstein het kamp Turmalin met ongeveer 400 Joodse
gevangenen. Over dit laatste kamp hebben we minder exacte gegevens. Reeds
op 4 april, rond 11 uur, werd een groep van 48 gevangenen (waaronder 25 à
30 Belgen), uit het Revier per camion naar Dora vervoerd. Ze werden
onmiddellijk verdeeld (vijf per wagon) over de wagons van de
evacuatietrein, die in Dora startklaar stond. Het
gros van de gevangenen zou pas op 6 april evacueren; een twintigtal
mars-"ongeschikten" van Klosterwerk bleven in het kamp en
zouden naderhand bij de zwakkeren van het Harzungen-konvooi gevoegd
worden, dat op 6 april in dit kamp toekwam en later naar Beendorf werd
getransporteerd. Zij die te voet de dodenmars aanvingen, werden in groepen
van ongeveer 100 gevangenen verdeeld. Voor
zover we konden vernemen, werden de joden van Turmalin (392 man) de
morgen van 6 april, rond 5 uur, in drie colonnes verdeeld, en de weg
opgezonden naar Magdeburg, waar ze de gevangenen van Klosterwerk
zouden ontmoeten. De
"De
geëvacueerden waren zwaar geschokt door het koelbloedig neerschieten van
de verzwakte gevangenen door SS-bewakers, gedurende het hele
traject. Ze hadden een echte "hel van Dante" doorstaan. Zelfs
een paar honderd meter voor het inschepen, langs de Elbeoever, moesten ze
toezien hoe een Poolse gevangene een kogel in de buik werd gejaagd. Hij
werd neergelegd aan de rand van de put die door een medegevangene werd
gegraven op bevel van de SS. Hij leefde nog en was dus getuige van
het delven van zijn eigen graf. Toen joeg een bewaker hem nog een kogel
door het hoofd. Ook
aan boord van de rijnaak speelden zich taferelen af die pasten in het
kader van de verschrikkelijke Medusa-verhalen. We
waren dicht opeengepakt, rondom een Kübel die bijna overliep. Het
was een waar concert van kermen en angstige beklemming. Iedereen had
dorst, maar alleen zij die het aandurfden om de overvolle Kübel
naar boven te sleuren, kregen de kans om wat Elbewater, dat opspatte bij
de lozing, te drinken... onder het spottende gelach van de toekijkende SS-bewakers. Op zeker ogenblik opende een SS-bewaker een luik; hij dreigde in de menigte te schieten indien hij nog kreten hoorde. Een andere wierp een homp brood in de massa, wat natuurlijk een hevig gedrum tot gevolg had; er werd in het rond getrappeld om deze noodlottige, belachelijke schat te bemachtigen. Zij
die eerst op het schip waren geraakt, meenden een goede positie gevonden
te hebben door tegen de scheepswand aan te leunen. Maar ze moesten weldra
een toontje lager zingen want ze voelden nu het vocht dat doorheen de
scheepswand drong. Als ze naar het midden wilden opschuiven om de warmte
van de massa op te vangen, werden ze onverbiddelijk teruggeduwd." Onder
deze ellendige omstandigheden werd op de Elbe koers gezet in de richting
van Neuengamme/Hamburg. Maar in Lauenburg werd plots de Elbe verlaten en
het Elbe-Lübeckkanaal gevolgd. In de avond van 12 april werd in Lübeck
aangemeerd. Terwijl
de Turmalin-joden als eersten het schip moesten verlaten, moesten
de gevangenen van Klosterwerk, in de morgen van 13 april weer de
baan op... opnieuw met hetzelfde scenario van het neerschieten van de
zwaksten die niet konden volgen. Na een 27 km-lange tocht langs Schwartau
en Ahrensbök, bereikten de overlevenden een reuzegrote schuur in
Sarau/Glasau. In angstige spanning wachtten de uitgeputte gevangenen hier op het einde. De schrik zat erin. Tenminste 18 Belgen zouden in deze schuur sterven tengevolge van de ondervoeding en het gebrek aan geneeskundige zorgen. Ze werden als beesten begraven in een grote put. Zoals tijdens de hele evacuatietocht ontbrak het aan voldoende voedsel en drank. Slechts enkelen werden - bij uitzondering - in de buurt tewerkgesteld bij particulieren en konden wat aardappelen en zelfs een stuk vlees en een ei bemachtigen. De rest bleef hongeren en wachten... tot plots, op 30 april, de groep ontdekt werd door leden van het Zweedse Rode Kruis, die in het kader van de Bernadotte-acties opereerden in het gebied van Schleswig-Holstein. Na een appel werd voor de Belgen, Nederlanders, Fransen en Luxemburgers de vrijheid aangekondigd. Met vier camions van het Internationale Rode Kruis werden ze 's namiddags overgebracht naar Lübeck. Op
de kade van Lübeck lagen de Rode-Kruisschepen, de Magdalena en de
Lillie Matthiessen, aangemeerd. Ze hadden pakketten voor
krijgsgevangenen geleverd en bleven ter plaatse in de hoop een groep
politieke gevangenen naar Zweden te kunnen meenemen. Dankzij
onderhandelingen tussen de Zweedse graaf Folke Bernadotte (familie van
onze koningin Astrid) en SS-Reichsführer Himmler, evenals de
initiatieven van verscheidene leden van zijn staf, werden niet alleen de
Skandinaviërs (aanvankelijk zij alleen), maar naderhand ook gevangenen
uit de westerse landen onder hun hoede geplaatst en bevrijd. Vele
gevangenen van Neuengamme en Ravensbrück, die zich op andere schepen
bevonden (o.a. de Athen en de Cap Arcona) werden van die
schepen afgehaald en bij de Blankenburgse gevangenen gevoegd. De zeemijnen
en het mitrailleurvuur trotserend, voeren de schepen op 30 april weg en
bereikten de zuidkust van Zweden, op 2 mei, in de haven van Trelleborg. Daar werden de gevangenen in quarantaine geplaatst en fysiek en moreel weer opgeknapt. Ze waren er het voorwerp van grote zorg en aandacht vanwege de Zweedse bevolking. Ze werden midden juli voor het merendeel gerepatrieerd. Voor enkelen was de bevrijding evenwel te laat gekomen: zij stierven in de Zweedse hospitalen. |
|
Manfred
Bornemann geeft ons een beknopt relaas van de evacuatie van dit kamp, op De
gevangenen vertrokken waarschijnlijk te voet via Naumburg tot in Zeitz, We hebben geen verdere details over dit konvooi en vermelden het slechts om zo volledig mogelijk te zijn. |
De
Boelcke-Kaserne van Nordhausen was geleidelijk aan omgevormd tot
een infirmerie en sterfhuis voor de zgn. Muselmänner en andere
invaliden van de Mittelbau. Toen
Nordhausen op 3 en 4 april 1945
zwaar gebombardeerd werd, was ook de kazerne zwaar getroffen. Op
3 april hebben de Duitsers toen een deel van de overlevende gevangenen
overgebracht naar Dora en Ellrich. Zij zouden ook nog deel uitmaken van de
eerste evacuatie van Ellrich op 4 april en van de derde evacuatie van
Dora, op 5 april. Sommige
rapporten spreken ook over een transport van zieken uit Nordhausen, per
camion, naar Bergen-Belsen, zonder daarbij nadere details te verstrekken. Een
ander transport van 1.200 zieke gevangenen uit Nordhausen zou op een
ongekende datum vertrokken zijn naar Oostenrijk, via Dresden, Praag,
Salzburg en Innsbruck. Zij zouden door de Amerikanen bevrijd zijn op 30
april om 10 uur in Fischbach aan de Inn. Maar ook hier beschikken we nog
niet over verdere details. |