|  
       
        
          Op 19 april 1943 overvielen
      drie jongemannen een deportatietrein die net uit de Mechelse Dossinkazerne
      was vertrokken richting Auschwitz.
            |  |  
            | ©ap |  
 Hoewel hun stoutmoedige plan gedeeltelijk mislukte, is deze reddingsactie
      uniek in de geschiedenis van de holocaust. Het boek dat de Duitse
      journaliste Marion Schreiber erover schreef, is ,,een sterk boek, een
      belangrijk boek, een noodzakelijk boek,'' zegt Geert van Istendael.
 Op die
      woensdag, 8 november 2000, zat de zaal van het Brusselse Goethe-Institut
      stampvol lang voor Jean-Pierre Rondas plaatsnam op de moderatorsstoel, om
      een gesprek te leiden dat -- denk ik -- een van de aangrijpendste uit zijn
      lange loopbaan is gebleken. Naast hem begroette hij: Marion Schreiber, tot
      1998 correspondente van het weekblad Der Spiegel in Brussel; de
      stokoude, maar zeer levendige en geestige Robert Maistriau; de iets minder
      oude, beminnelijke Brusselse advocaat Simon Gronowski; en een klein, vief
      dametje, Régine Krochmal, eveneens hoogbejaard, van beroep was ze
      verpleegster geweest. Ik moet toegeven dat ik die avond een paar keer mijn
      tranen nauwelijks meester ben gebleven.
 De namen van die mensen roepen bij de meeste lezers vermoedelijk niets op.
      Juist daarom is het boek dat ik hier bespreek zo belangrijk.
 
 Robert Maistriau is een van de drie jongelieden die op 19 april 1943 in
      Boortmeerbeek de twintigste deportatietrein overvielen die nog maar pas
      uit de Dossinkazerne in Mechelen was vertrokken richting Auschwitz. Simon
      Gronowski en Régine Krochmal zijn twee van de gedeporteerden die op
      Belgisch grondgebied uit de rijdende beestenwagens konden springen en de
      Duitse kogels wisten te ontkomen. Marion Schreiber is de Duitse vrouw die
      de moed heeft gehad om over die hele episode en de gebeurtenissen die
      ermee samenhangen een boek te schrijven. Het strekt Maistriau, Gronowski,
      Krochmal en veel andere getuigen tot eer dat zij oude haatgevoelens hebben
      laten varen en wilden meewerken om het plan van de Duitse journaliste te
      realiseren.
 
 De kern van het verhaal was me bekend. Maxime Steinberg heeft het er
      uitgebreid over in zijn standaardwerk La traque des juifs 1942-1944,
      volume II . Je kunt het lezen als een relaas van jeugdige heldenmoed
      of onbezonnen overmoed. Zeker is dat het in verzetskringen, vooral joodse,
      welhaast mythische dimensies aangenomen heeft en dat het daarbuiten
      nauwelijks bekend raakte.
 
 Wat zijn de feiten?
 
 Op 19 april 1943 omstreeks halfacht 's avonds treffen drie jongemannen
      elkaar op het Brusselse Meiserplein: Youra Livchitz, een jonge, briljante
      joodse arts van Bessarabische afkomst, Robert Maistriau, die zijn studie
      medicijnen heeft afgebroken en voor een metaalbedrijf werkt, en Jean
      Franklemon, die deel uitmaakt van een reizend theatergezelschap. Alleen
      Franklemon is communist. Maistriau zal kort na de overval lid worden van
      de roemruchte sabotagegroep G. En Youra Livchitz was kind aan huis in
      theosofische kringen. Geen van de drie was op dat moment lid van een
      georganiseerde verzetsgroep. Het verzet weigerde aan de overval mee te
      werken, niet om principiële redenen, maar omdat het de onderneming gewoon
      veel te gevaarlijk vond.
 
 Vanzelfsprekend koesterden Livchitz, Maistriau en Franklemon eenstemmig
      een diepe afkeer van de Duitse bezetter, zeker waren zij ervan overtuigd
      dat er iets moest worden gedaan, maar er was ook iets veel gewoners aan de
      hand. Zij waren alle drie op school geweest in het kleine koninklijk
      atheneum van Ukkel, een nieuwe onderwijsinstelling die evenzeer bekend
      stond voor haar strenge tucht als voor de grote intellectuele openheid van
      haar lerarenkorps. Drie leraren en veertien leerlingen zijn omgekomen in
      het verzet, van de zowat honderd leerlingen per schooljaar en een
      twaalftal leerkrachten.
 
 De drie vrienden fietsen naar het dorp Boortmeerbeek, in de omgeving van
      Haacht, tussen Mechelen en Leuven. Livchitz heeft een pistool van licht
      kaliber, op het laatste moment toch gekregen van een lid van Groep G, de
      andere twee hebben alleen wat tangen -- de wagons zijn met prikkeldraad
      beveiligd -- en een stormlamp. Die heeft Maistriau kunnen bemachtigen en
      hij heeft het glas ervan beplakt met rood papier. Dat is alles. Hun plan
      is van een verbijsterende eenvoud.
 
 Waar de trein uit de bocht zou komen om een recht stuk op te rijden,
      stelde Maistriau midden op de rails de stormlamp op. Nadat hij die had
      aangestoken, zag ze er inderdaad uit als een rode signaallamp.
 
 Voor rode signalen stoppen alle treinen, en de locomotief komt inderdaad
      tot stilstand. Maistriau slaagt erin één wagon te openen. Zeventien
      mensen kunnen zo ontsnappen. Een tweede wagon krijgt hij niét open.
      Intussen had Youra Livchitz een paar kogels afgevuurd op de Duitsers die
      de trein bewaakten. Die dachten enkele minuten lang dat ze met een sterke
      groep gewapende partizanen te maken hadden. Toen ze snapten dat ze niet
      tegenover een overmacht stonden, begonnen ze schietend de omgeving uit te
      kammen. Franklemon probeerde een van de achterste wagons te openen, maar
      werd verrast door een Schutzpolizist en zette het op een lopen.
      Alle drie de overvallers konden ontkomen.
 
 Het stoutmoedige plan -- vele jaren later noemt Maistriau zelf de overval extrêmement
      téméraire, uiterst vermetel -- mislukt gedeeltelijk omdat de mannen
      erop gerekend hadden dat alleen in de laatste wagon van het konvooi
      Duitsers zouden zitten. Maar er was nog een escorte in een wagon vlak
      achter de tender.
 
 De geschiedenis van het twintigste konvooi is daarmee niet ten einde. Op
      Belgisch grondgebied zijn meer dan tweehonderd gedeporteerden ontsnapt,
      veertien procent. Gronowski en Krochmal konden niet ontkomen bij de
      overval zelf, maar zijn uit de rijdende trein gesprongen. De wagons werden
      van binnenuit opengebroken. In Mechelen waren de gevangenen erin geslaagd
      een grote hoeveelheid breekijzers, hamers, beitels en zagen mee te
      smokkelen.
 
 Later viel meer dan één derde van de ontsnapten opnieuw in handen van de
      Duitsers. Ze werden een tweede keer gedeporteerd naar Auschwitz. Drieëntwintig
      mensen kwamen om bij hun ontsnappingspoging. Ze werden doodgeschoten door
      de Duitsers, of overleefden de sprong uit de rijdende trein niet.
 
 Nog geen jaar later arresteren de Duitsers Youra Livchitz. Hij komt in
      Breendonk terecht en wordt op 17 februari 1944 gefusilleerd. Franklemon
      zal Breendonk en Sachsenhausen overleven. Maistriau sleept zich door
      Breendonk, Buchenwald-Dora en Bergen-Belsen, waar de Amerikanen hem
      bevrijden.
 
 Zelfs wie in grote lijnen weet wat er gebeurd is, zal het verslag van
      Marion Schreiber met ingehouden adem lezen. Ten slotte is en blijft de
      reddingsactie van Boortmeerbeek uniek in de hele geschiedenis van de
      holocaust. In geen enkel ander Europees land werd ooit één enkele poging
      gewaagd om een deportatietrein aan te vallen. Voor één keer is het woord
      heldenmoed nu eens niet overdreven. Op zich is dat al een boek waard. Maar
      Marion Schreiber biedt veel meer.
 
 Zij schetst een prachtig beeld van het burgerlijke, vrijzinnige,
      intellectuele Brussel tijdens het interbellum en de harde bezettingsjaren.
      Zij laat ons Brussel zien voor de komst van de Duitsers en zelfs
      enigermate na 1940, als een joyeuze, tolerante stad, waar mensen van
      allerlei buitenlandse herkomst zich op hun gemak voelden, dankzij wat
      Marion Schreiber de vriendelijke onverschilligheid van de Belgen noemt. Ze
      heeft duidelijk waardering voor de combinatie van burgerlijkheid en
      anarchisme waardoor ons land vaak een licht chaotische aanblik biedt. Het
      is een karaktertrek die, ook vandaag nog, in Schreibers eigen land vaak
      genoeg met onverholen minachting bekeken wordt. Ze weet ook haarfijn aan
      te geven hoe de Duitsers er maar niet in slagen het bezette land te
      begrijpen en telkens opnieuw tot wanhoop gedreven worden door het in hun
      ogen onvoorspelbare en onbetrouwbare gedrag van de Belgen.
 
 Dat wil niet zeggen dat de oorlog in dit boek wordt beschreven als een
      zondags uitstapje, wel integendeel. De grimmigheid, de wreedheid en het
      borende fanatisme van de jodenvervolging worden de lezer hoofdstuk na
      hoofdstuk voorgehouden. Schreiber doet dat akelig meesterlijk, vooral door
      ondergeschikte Duitsers haarscherp te portretteren, echte onderdanen in de
      zin die Heinrich Mann aan dat woord gegeven heeft, bijvoorbeeld de koude,
      geborneerde en corrupte Kurt Asche, referent joodse zaken, die voor Reichssicherheitshauptamt
      werkt in het beruchte pand aan de Louisalaan. Maar ook op de reactie van
      de Belgen, goed en kwaad, van verzet en stille hulp tot verklikking, gaat
      ze uitgebreid in, zo is er bijvoorbeeld het verstoppen van kinderen in
      kloosters. Een van de aangrijpendste passages vind ik het verhaal van een
      joods meisje: ze vergeet nooit hoe ze op zekere middag door een non werd
      gegrepen en uit de kring van haar medescholieren gesleurd. Halsoverkop
      rende de non met haar weg, trok haar het huis in en snelde met haar de
      trap op, naar de zolder en uiteindelijk tot onder het dak van het
      klooster. De SD had een tip gekregen dat de zusters joodse kinderen
      verstopten. En nu doorzochten geüniformeerde SS-ers het klooster op zoek
      naar kleine meisjes met donkere haren...
 
 Schreibers conclusie is zeer lovend voor de Belgische houding tijdens de
      Tweede Wereldoorlog. Want joden bevrijden uit een dodenkonvooi is
      natuurlijk groots, maar wat als de eerste de beste omwonende die hen ziet
      meteen naar de Duitsers loopt? Welnu: iedereen die uit de doodstrein naar
      Auschwitz ontsnapte, kon rekenen op hulp van de Belgische bevolking.
      Niemand werd verraden. L'honneur des Belges, de eer van de Belgen.
 
 Kleine kritiek op een boek is altijd mogelijk. Ik heb geen zin om zout te
      strooien op slakken. Alleen dit. Schreiber noemt secretaris-generaal
      Gaston Schuind een lid van de Belgische regering. Dat kan ze zich
      eigenlijk niet veroorloven, want de ingewikkelde kwestie van de
      secretarissen-generaal is uitgebreid beschreven en geanalyseerd in de
      literatuur. Maar laat ik het hierbij houden.
 
 Dit is een sterk boek, dit is een belangrijk boek, dit is een noodzakelijk
      boek. Ik ben zeer verheugd dat het nu in onze taal beschikbaar is. Ik raad
      het iedereen aan, maar vooral jongeren en Nederlanders. Ik zou natuurlijk
      kunnen betreuren dat de studie van Steinberg tot op vandaag alleen in het
      Frans beschikbaar is. Maar de lezerskring voor zulke boeken, vertaald of
      niet, blijft altijd zeer beperkt.
 
 Veel Nederlanders zijn er zich niet van bewust dat in hun eigen land een
      zeer hoog percentage joden de oorlog niet overleefd heeft: vierenzeventig
      procent. Vandaag kijken veel Nederlanders me nog altijd verbijsterd aan
      als ik daarnaast het cijfer van de holocaustslachtoffers in België zet:
      achtendertig procent, net iets meer dan de helft. Het Amsterdamse
      Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie heeft in zijn achtste jaarboek
      (1997) een zeer interessante vergelijkende analyse gemaakt van de
      jodenvervolging in België en Nederland, maar ook voor die -- overigens
      uitstekende -- publicatie geldt dat ze slechts in kleine kring wordt
      gelezen. Daarom hoop ik dat Schreibers boek in Nederland wijd verspreid
      zal worden.
 
 En zeker in deze tijden hebben jonge mensen er alle belang bij te weten
      wat een totalitaire ideologie in hun eigen land, hun eigen streek, hun
      eigen stad heeft verwoest. Misschien hebben zij er nog meer belang bij te
      weten hoe doodgewone mensen, baanwachters, verpleegsters, dorpspastoors,
      arbeiders, de vervolging van hun buren, die net een beetje anders waren
      dan zij, niét aanvaardden, hoe zij er zich met de moed der wanhoop en
      vaak met grote vindingrijkheid tegen verzetten, ja, er hun leven voor
      hebben gewaagd. Die geschiedenisles geeft Marion Schreiber; ze is een
      lerares die meeslepend vertelt.
 
 En bedenk: de drie mannen die het twintigste konvooi overvielen, waren
      niet ouder dan vijfentwintig jaar. Jonge mensen kunnen ons nog iets leren.
 
 MARION SCHREIBER, Stille rebellen. De overval op de 20e deportatietrein
      naar Auschwitz. Vertaald door Jan Gielkens, Atlas, Amsterdam, 340
      blz., 24,67 euro (995 fr.). Oorspronkelijke titel: Stille Rebellen.
      Der Überfall auf den 20. Deportationszug nach Auschwitz
 |