Inhoud  Getuigenissen  Vernoemde namen  Kampen

Vanmolkot Rik, Georges Despaux, 80 Portrettekeningen en scènes 
uit het concentratiekamp buchenwald 1944-1945,EPO, 2006 
Bestelinfo

    

Uitgever: Uitgeverij EPO, in opdracht van Kunst en Democratie vzw, 2006

Kunst en Democratie,Arenbergstraat 1D, 1000 Brussel
Tel: 32 (0)2/551.13.90 ■ Fax: 32 (0)2/551.13.95 E-mail: info@kend.be ■ www.cdkd.be

Uitgeverij EPO, Lange Pastoorstraat 25-27, 2600 Berchem Tel: 32 (0)3/239.68.74 - Fax: 32 (0)3/218.46.04 E-mail: uitgeverij@epo.be - www.epo.be

Concept, onderzoek, samenstelling, vertalingen en redactie: Rik Vanmolkot met de medewerking van de Buchenwald Gedenkstätte en Naomi Tereza Salmon
Omslagontwerp: Joris Van de Weyer 
Vormgeving en druk: drukkerij EPO

Isbn 90 6445 373 X D 2006/2204/8 Nur680

Verspreiding voor Nederland: Centraal Boekhuis Culemborg & Scholtens Sittard

Deze publicatie verschijnt naar aanleiding van de gelijknamige tentoonstelling in Twee Bronnen te Leuven, 9 mei-11 juni 2006, een initiatief van de Stad Leuven in samenwerking met Kunst en Democratie

Vormgeving, tentoonstellingsarchitectuur en video: Naomi Tereza Salmon met de hulp van Dries Dejonghe, Rik Vanmolkot en Patrick Moreau en van de dienst culturele zaken en de dienst communicatie van de Stad Leuven

Met dank aan de Vlaamse Gemeenschap, de provincie Vlaams-Brabant en de Buchenwald Gedenkstätte

 

 
Inhoud
Voorwoord  Denise Vandevoort
Inleiding
Georges Despaux, une énigme, une vie Rik Vanmolkot
Een (on)mogelijke biografie  Naomi Terez Salmon

Titellijst
'Biografie' van Georges Despaux
Herrn Unterschreiber
Portrettekeningen van Belgen
Portrettekeningen van Franse gevangenen
Portrettekeningen van gevangenen met andere nationaliteiten
Portretten van onbekenden
Schetsen van personen, groepen
Scènes en zichten
Enkele vrouwenportretten
Een beeldhouwwerk
De terugkeer

Coda
Achterflap
 

Voorwoord

...

The opposite of love is not hate, the opposite of hope is not despair, the opposite of mental health and common sense is not madness, and the opposite of memory does not mean to forget, but it is yet, again and again, indifference.

Eli Wiesel, Nobelprijswinnaar voor de vrede 1986
Oud-gevangene van Buchenwald

Eigentlich weiss man nur wenn man wenig weiss. Mit dem Wissen wachst der Zweifel.

J.W. von Goethe

Je n'irai pas au paradis, ce n'est fait et inventé que pour les constipés bien pensants et j'ai toujours pensé tout de travers.

Georges Despaux
29 november 1967

  

Voor de familie Despaux
ter nagedachtenis aan Georges Despaux (1906-1969)

Inleiding

Concentratiekampen dienden in het Derde Rijk om politieke tegenstanders en andere ongewensten uit heel bezet Europa af te zonderen, in onmenselijke omstandigheden vast te houden en als slaven uit te buiten voor de oorlogsindustrie van het Derde Rijk. De kampen waren een universum van complete onzekerheid, waar zelfs volmaakte gehoorzaamheid geen garantie was op overleven. De terreur had er noch pretekst, noch justificatie nodig. In België was het gruwelijke Breendonk een voorpost van die concentratiekampen.

In totaal werden 3.097 Belgen in vier konvooien in 1944 naar Buchenwald overgebracht. Velen werden in buitenposten zoals Ellrich en Dora aan het werk gesteld. Op 15 november 1944 werden er 2.354 Belgen in Buchenwald geteld. De drie Leuvenaars die door Georges Despaux in Buchenwald in 1944-1945 geportretteerd werden (Henri Bollens, Cyriel Rasschaert en Henri Vanmolkot) kwamen in Buchenwald terecht vanuit Breendonk op 8 mei 1944, samen met nog 964 andere gevangenen vanuit België, onder wie talrijke uit het Leuvense.

Bekende(re) Belgen in Buchenwald waren de vrienden José Fosty en René Salme, die beiden tekenden in het kamp. Tekeningen van José Fosty zijn bewaard in het Prentenkabinet van Luik, die van René Salme in de Koninklijke Bibliotheek Albertina in Brussel. Ook de voormalige eerste minister Paul-Emile Janson kwam in februari 1944 in Buchenwald aan en verbleef in barak 56 (de zogenaamde Boulevard des Invalides). Hij stierf door uitputting, ondervoeding en ziekte. Er waren ook dokter Wynen (van het latere artsensyndicaat); Henri Glineur (communist, lid van het illegale internationale comité in het kamp, dat erin slaagde openlijke conflicten te bezweren tussen de verschillende nationaliteiten en levens te redden van communisten en verzetslui); Jean Fonteyne (lid van het verzet en advocaat bij het hof van beroep); Lucien Van Beirs (openbare aanklager en lid van het verzet); Georges De Bleser (politieman en o.a. lid van het Onafhankelijkheidsfront); Jean Burgers (hoofdredacteur van Les Cahiers du Libre Examen (ULB) en commandoleider van de verzetsgroep Groupe G, die door de SS in de kelder van het crematorium van Buchenwald opgehangen werd); professor Leopold Flam (VUB) enz.(1)

Op 16 april 1945, vijf dagen na de bevrijding, werden er bij de zowat 20.000 gevangenen in het kamp 2.900 Fransen geteld en 622 Belgen, onder wie Rasschaert en Vanmolkot. Henri Bollens stierf in het kamp. Daarnaast ook Russen (4.380), Polen (3.800), Tsjechen (2.105), Duitsers (1.800), Hongaren (1.240), Nederlanders (584), Joegoslaven (550), Oostenrijkers (550), Italianen (242), Spanjaarden en andere nationaliteiten (1.207). Onder hen 4.000 Joden.

In ons collectief geheugen herinneren we ons de concentratiekampen vooral als Auschwitz-Birkenau en de systematische uitroeiing van miljoenen Europese Joden en zigeuners. Mannen, vrouwen en kinderen. Mensen van alle leeftijden. Dat was de belangrijkste functie van de vernietigingskampen Auschwitz-Birkenau en andere zoals Treblinka II en Sobibor. In België was de Dossin Kazerne in Mechelen het verzamelkamp voor Joden en zigeuners die vanuit België naar het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau gedeporteerd werden. Er vertrokken er 25.257, slechts 1.207 van hen overleefden de deportatie.

De meeste Belgische slachtoffers werden na de oorlog erkend als politieke gevangene. Tot 6 november 1984 werd aan 41.257 personen in België dit statuut toegekend. 13.958 kregen het statuut postuum toegekend. Enkele cijfers om een idee te geven over andere kampen: in Sachsenhausen werden 7.792 Belgen geregistreerd, in Dachau ongeveer 2.000, in Dora ongeveer 2.500, in Mauthausen ongeveer 2.000 en in Ravensbrück ongeveer 2.000 vrouwen. Velen onder hen verbleven in verschillende kampen.

Over de politieke gevangenen uit het toenmalige arrondissement Leuven is een onderzoek in voorbereiding. Het Gulden Boek van de Belgische Weerstand vermeldt 430 namen van personen uit het toenmalige arrondissement Leuven die zijn omgekomen onder de naziterreur, onder wie 10 vrouwen. 80 onder hen waren afkomstig uit de stad Leuven, 8 van hen kwamen om in Buchenwald. 52 mensen uit het arrondissement werden gefusilleerd, van wie 33 in het Fort van Breendonk, 16 van deze gefusilleerden kwamen uit Leuven, 2 uit Heverlee en 2 uit Kessel-Lo. Van de huidige fusiegemeente Leuven kwamen 33 mensen uit Kessel-Lo om (van wie 4 in Buchenwald), 13 uit Heverlee, 6 uit Wilsele; 2 kwamen uit Korbeek-Lo.

Noot

Rik Vanmolkot

 

Georges Despaux,
 une énigme, une vie

Deze inleiding en situering van Georges Despaux is geen werkstuk van een (kunst)historicus, politicoloog of psycholoog. Zoek niet naar hoogdravende beschouwingen en antwoorden op de waaromvraag, die in uw gedachten zal opdui­ken. Dit is een - mijn - quasi-factuele weergave van wat er over Georges Despaux en de tekeningen die hij maakte in Buchenwald geweten is, gebaseerd op onderzoek en op herinneringen van wie hem (vaag) gekend heeft, op brieven, documentatie en ander materiaal dat aan het licht kwam tijdens een verkennende zoektocht in Frankrijk, Duitsland, Polen en België. Het is geen catalogue raisonné, daarvoor moet er verder onderzoek gebeuren. Beschouw het als het eerste deel van een 'work in progress'.

Het is een appreciatie van en voor een man die niemand echt kende en die men zich nauwelijks herinnert, maar die op zijn eigen onnavolgbare manier (met) de sporen van zijn gevangenschap geleefd en overleefd heeft. Een werkstuk ook dat aandacht vraagt voor de zovele anderen die hetzelfde meemaakten, er op hun manier mee omgingen, of dat niet wilden of deden.

 

Een bibliotheek, ergens in het Vlaams-Brabantse Hageland

Kortenaken, putteke Hageland, jaren 60. Hendrik (Rik) Vanmolkot (Leuven "1921 t1969) is er huisarts. Ik ben een van zijn kinderen, een tiener die zich afvraagt waarom in de bibliotheekvan zijn vader tussen de meesterwerken uit de Vlaamse en Franse literatuur, rijen kunstboeken en honderden Engelse pockets van Jack Kerouack, John Updike en tutti quanti - waaronder ook een gekaft exemplaar van Mein Kampf I extraits, - ver weg verstopt ook een map zat met zowat 170 portretten, schetsen en tekeningen op vergeeld papier (de 'map van Kortenaken'). Een eerste raadsel.

Wij, broers en zussen, die alle geheime plekjes in huis kenden, wisten niet juist waarover het ging. Er werd nooit over gesproken. Er zaten rare portretten tussen en gruwelijke scènes. Een van de tekeningen is een portret van Henri Vanmolkot (zie portret p. 41). Dat wisten we, want zijn naam stond erbij en we herkenden de trekken, maar papa heette toch Hendrik of Rik? Ook een andere man herkenden we, Engelbert Nitsch (zie portret p. 83), ook zijn naam stond onder het portret. Hij bezocht ons wel eens, een vriendelijke oudere man die Duits sprak, met een gemakkelijke lach en een grijze snor. Hij had een houten been waar de broekspijp omheen fladderde en waar hij soms een harde tik op gaf. Mateloos boeiend voor ons. Vele tekeningen vermeldden onderaan Georges Despaux. Een man die ook moeilijk stapte, met zijn klompvoet en die ons af en toe bezocht.

De eerste keer dat ik het woord Buchenwald hoorde uitspreken - en neen, het bleek niet het Duits voor boekenbos, een soort alternatief voor bibliotheek, zoals ik lange tijd dacht - was tijdens een toespraak op papa's begrafenis op 21 januari 1969. Er werd door allerhande ons onbekende mensen en 'officiëlen' plots over een heel andere man gesproken dan die we als vader hadden mogen kennen. En er werd gezegd dat zijn vroege overlijden te maken had met wat hij meegemaakt had in Breendonk (2) (weer een nieuw woord) en Buchenwald. En meteen werd de oorsprong van die tekeningen duidelijk. Maar hij was er niet meer om uitleg te geven over die periode in zijn leven waarover hij nooit of zelden gesproken heeft. Toen hij als 23-jarige de 37-jarige Georges Despaux leerde kennen die een levenslange vriend werd. Hij kwam zwaar ziek in Buchenwald aan, ongeveer tegelijk met Despaux. Zijn makkers droegen hem op een plank het kamp in en tilden hem de eerste weken iedere dag uit de barak en in de zon, omdat hij te zwak was om zelf te bewegen... Als bij wonder recupereerde hij, verliet de quarantainebarakken en werd ondergebracht in invaliden-zwakkenbarak 55. Hij werd als verpleger tewerkgesteld (hij had al enkele jaren geneeskunde in Leuven achter de rug), geaffecteerd bij het Kleines Revier van het Kleine Kamp van Buchenwald (de ziekenbarakken 53, 54 en 61). In die krappe ruimtes stierven in januari 1945 2.000 mensen, in februari 5.400, in maart 5.623... de kampleiding hield nauwgezet de cijfers bij.

Slechts in twee zelfgeschreven documenten maakt Vanmolkot allusie op die periode in zijn leven. Er was een brief aan zijn latere vrouw geschreven in Buchenwald twee weken na de bevrijding, op 25 april 1945:

'(...) Ik wil hier niets schrijven over het tragische beleven dat ik in Breendonck en Buchenwald meegemaakt heb. Enkel het vertrouwen in onze gerechte zaak en de herinnering aan onze geliefden (...) gaf ons de kracht en den moed te weerstaan. Nooit hebben wij het hoofd laten zinken, immer kop hoog!(...)' En ook een brief, zeer waarschijnlijk gericht aan zijn medegevangene uit Frankrijk, dokter Renet (zie portret p. 67), met wie hij samenwerkte in het kamp. Daarin weerlegt hij de beschuldigingen dat Renet zich in het kamp aan collaboratie zou bezondigd hebben. Hij doet dat in krachtige termen, die we niet van hem gewend zijn. Het is de enige brief die we terugvonden die rechtstreeks met zijn kampervaring te maken heeft. Hij schrijft over het werk dat ze verrichtten in het kamp en zingt de lof van de onbaatzuchtigheid en inzet van Renet (excerpten, eigen vertaling, 15 juli 1945):

'Ik was uiterst bedroefd te horen dat u het onderwerp van een roddelcampagne geworden bent, opgezet door lieden die anderen willen besmeuren om zichzelf wit te wassen. Het is met een diep misprijzen voor hen dat ik, uit het diepst van mijn wezen en van mijn geweten u al mijn sympathie aanbiedt en al mijn bewondering uitschreeuw voor u, niet alleen als vriend, maar ook als geneesheer. Zeker, weinigen hebben zich waardig gedragen of waren opgewassen tegen de vertrouwensposten in het kamp; maar u was geen van hen, u hebt niet aan uw opdracht verzaakt, geen uur, geen ogenblik. En ons werk in barak 55, onze medische samenwerking zou zeker een van de mooiste geschiedenissen van het kleine kamp uitmaken, mocht ze ooit in extenso opgetekend worden.

(...)

Of moet ik u eraan herinneren dat het dankzij u is dat meer dan 200 invaliden het 'appel' zittend in hun barak konden doorbrengen, in plaats van buiten in regen, slijk en sneeuw? Hoeveel mensen hebt u zo niet gered? Hoeveel jongeren en westerse Joden hebben we niet uit het tentenkamp gered, waar ik de meest vreselijke scènes heb gezien, en hebben we hen niet door Hermann de Kapo in de ziekenboeg kunnen plaatsen als niet-Joden? (Kapo = gevangene die werd aangesteld om toezicht uit te oefenen op zijn medegevangenen, nvdr.) Wat hebben we allemaal niet gedaan om een epidemie van erisipelas (wondroos) te voorkomen in het tentenkamp. Hebben we niet evenveel zieken kunnen hospitaliseren als uit de vier andere invalidenbarakken samen, in één week? Hoeveel tientallen keren per dag hebben we geen waterige stoelgang afgenomen in de meest lamentabele omstandigheden, op risico er zelf aan ten onder te gaan?

(...)

Of moet ik u herinneren aan de dag voorafgaand aan onze bevrijding? Hoeveel invaliden zijn er niet in onze barak kunnen blijven in plaats van geëvacueerd te worden (op dodenmars gestuurd, nvdr)? Ongeveer 700. En in barak 60? Slechts 50... Dankzij wie? Dankzij u, alleen dankzij u.

Of moet ik nog vermelden dat ik gezien heb hoe de oudste van onze barak, Erwin Pokorny (zie portret p. 89), u afranselde omwille van uw niet aflatende ijver om die arme drommels te redden, voor wie de evacuatie na één dag al een gewisse dood zou betekenen?

Ik weet dat u bovenmenselijk werk verricht hebt en dat we fier mogen zijn op het behaalde resultaat.

In de ziekenboeg kende men mij als de kleine duivel-doet-al van de 55; maar nooit zou ik zoveel goeds hebben kunnen doen zonder uw instructies, uw wijze machinaties, zonder uw moed en opofferingsvermogen... die geest die steeds een voorbeeld was voor alle Franse en Belgische dokters tot in de kleinste van hun activiteiten. (...)

Tot daar, beste dokter en beste vriend, een kleine en weinig gedetailleerde samenvatting, maar hopelijk genoeg om ons te herinneren aan die enorme taak die we samen ondernomen hebben voor het goed van de anderen, en zonder persoonlijk voordeel. Dat ze maar oppassen, diegenen die denken u ongestraft te kunnen beschuldigen omwille van de toewijding en de opoffering die u toonde... want er is slechts ÉÉN WAARHEID OVER BUCHENWALD.'

Van 1969 tot 1997 bleven de tekeningen stof vergaren in de familiebibliotheek in Heverlee. Af en toe bladerden we erin, maar dat riep meer vragen op dan antwoorden. De tekeningen belandden bij de volgende generatie, bij ons dus, toen de link met de vorige doorgeknipt werd, in 1997... Et tout le reste est littérature.

Tot zover de persoonlijke connectie, waarover een boek nog in voorbereiding is, met als centraal thema de relatie tussen die twee mannen en met als werktitel: '53547-48394: een vriendschap uit het beukenbos.' Klein detail: op twee foto's van het Kleine Kamp bij de bevrijding, die de wereld rondgingen in april 1945, zijn zowel Despaux als Vanmolkot te herkennen, schimmen van zichzelf.

    .......

  
 
 
 
 
(1) Zie hierover o.a. Les Belges à Buchenwald et dans ses kommandos extérieurs van Daniel Rochette en Jean-Marcel Vanhamme (met o.a. tekeningen van René Salme), uitg. Pierre De Meyere, Brussel, 1976.
(2) Het in 2003 verschenen boek En wat deed mijn eigen volk? Breendonk, een kroniek door Jos Van­der Velpen, uitgegeven bij EPO, Berchem, is o.a. opgedragen aan dr. Vanmolkot
 

Achterflap

Portrettekeningen en scènes uit het concentratiekamp Buchenwald 1944-1945 / bezorgd door Rik Vanmolkot

De 37-jarige Fransman Georges Despaux wordt op 1 februari aangehouden en kwam op 14 mei als politiek gevangene aan in Buchenwald vanuit Auschwitz. Daar raakt hij bevriend met een 23-jarige geneeskundestudent uit Leuven, die een week eerder uit Breendonk in het kamp aankwam. Ze overleven beiden het beruchte Kleine Kamp. 170 van de tekeningen die Despaux in Buchenwald maakte schenkt hij nu de oorlog aan dokter Vanmolkot, zijn vriend uit Leuven, inmiddels huisarts in het Brabantse Hageland, in Kortenaken. Beide vrienden sterven in hetzelfde jaar 1969.

Aan de hand van de tekeningen gaat de zoon van dokter Vanmolkot meer dan een halve eeuw later op zoek naar de oorspong en naar de maker ervan, een enigmatische persoonlijkheid van wie weinig geweten is. een onbekende gevangene met een apart verhaal.

Rik Vanmolkot (Leuven, °1953) studeerde antropologie en communicatiewetenschappen. Hij maakte deel uit van het team dat het cultuurjaar Brussel 2000 voorbereidde. Sindsdien werkte en werkt hij als freelance consulent en redacteur, o.a. voor Kunst en Democratie en voor de Koning Boudewijnstichting en andere besturen en organisaties en projecten, vooral in verband met de rol van cultuur in onze samenleving. Daarvoor werkte hij als onderzoeker aan de K.U.Leuven, voor de Verenigde Naties in Afrika en voor diverse privé-organisaties in China en Afrika. Voor EPO verzorgde hij de publicatie Concentratiekamp Buchenwald: 73 portretten van intellectuelen en kunstenaars (2003).

Getuigenis van

Vanmolenkot Rik sr 1, 2
 

Vernoemde namen

Vanmolenkot Rik sr

Kampen

Vanmolenkot Rik

Breendonk
Buchenwald 1, 2