Jean Put, Russische
krijgsgevangenen in Limburg 1942-1945,
|
|
Polosin Pjotr - Boek blz. 29, 69, 114-115, 360, 399-403 |
|
Kamp 304-IV-H - In de herfst van 1941 werden we per trein van
Polen naar Saksen in Duitsland getransporteerd. Wij kwamen er als eersten
aan. Kamp 304-IV-H (1)
was een kamp in aanbouw. Er stonden stenen barakken, maar omdat ze
krijgsgevangenen bleven aanvoeren, moesten er houten barakken bijgebouwd
en ingericht worden. Tegen de winter moest het werk klaar zijn. Ik werd
ingezet als schrijnwerker en maakte houten deuren, ramen en stapelbedden.
Bij de eerste kou brak een tyfusepidemie uit. Tijdens de winter van
1941-42 vielen er tienduizenden doden. Wij moesten ze begraven. De
Duitsers besloten de gezonden van de zieken te scheiden. God zij dank was
ik na al die ellende nog bij de levenden. In het voorjaar verhuisde ik naar
de stenen barakken van het Vorlager. Na een ontsmettingskuur gaven ze ons
andere kleren en kregen we ook beter eten. In de zomer van 1942 kwam een
geneeskundige commissie op bezoek om gevangenen aan te werven voor
mijnarbeid in België. Wie 20- In Beringen: het fietswiel -
Jef Huybrechts
werkte bij een loodgieter in Beringen. Hij was negentien toen de
verordening verscheen dat jonge mannen opgeroepen konden worden om in
Duitsland te gaan werken. Fons
Deferme, de uitbater van de mijnhoeve ‘De Posthoren’,
raadde hem aan werk te zoeken op de mijn. Jef
kon op het houtterrein aan de slag, meer bepaald voor het opmeten van
hout. “Dat was in de tijd dat de
Russen zijn gekomen. Bij ons in ‘t houtpark werkten er niet veel. Alleen
zieken en Russen die tijdelijk afgekeurd waren voor het werk in de put.
Samen met die mannen kwamen altijd een paar begeleiders mee. Een van hen
heb ik goed gekend. Hij heette Peter.
Dat was mijn beste kameraad. Hij was geleerd, hij kende verschillende
talen. Hij sprak ook Vlaams, wel een beetje gebroken. Het was ne chique
type. En beleefd dat die was! Niet
te geloven. Ik legde mijn hand in zijne nek, maar dat zou hij nooit bij
mij gedaan hebben. Nee, dat deed hij niet. Dat er toen armoede was, is op
de foto goed te zien. Ik had een vest aan met kapotte mouwen. En ik liep
op klompen. Peter was beter gekleed dan ik.
Foto:
Jef Huybrechts en Pjotr
Polosin Ik liep naar het huis van Maria
Deferme. Haar zus Edmée
kwam naar me toe om me te helpen. Door een paar jongeren ben ik toen naar
een klein dorp gebracht. Daar heb ik Louisa
Van Hove (2)
ontmoet. Zij kende mij goed. André
Pousanovsky is me in het huis waar ik ondergedoken zat,
komen opzoeken. De Engelsen hadden intussen het Albertkanaal bereikt en
een verzetsstrijder was bereid om ons naar de Engelse linie te brengen.
’s Morgens vroeg, in de dichte mist, liepen we over de sluizen naar de
Engelsen. Een patrouille hield ons tegen en bracht ons naar de commandant.
André Pousanovsky zei hem waar de
kanonnen van de Duitsers stonden en wees de plaats van de
mitrailleursnesten aan.” Lucien
Nulens: “Drie of vier dagen voordat de Russen vertrokken
zijn, is Peter
ontsnapt. Ik heb hem samen met Jean
Custers naar de Zeventig Zillen
gebracht. Daar zijn leden van het verzet hem komen ophalen.” De Odyssee van Pjotr Polosin - In 1991 kwam een Russische
reporter naar Holven om over Vasili
Beljoekovs belevenissen een reportage te maken. Het relaas
werd een drietal keren door Radio Moskou uitgezonden. In de Siberische
stad Abakan,
“Vasili,
ik geloof dat het de dag na je bezoek aan het kamp was, dat de Belgen
ergens in de bossen vijf Turkmenen of Tadzjieken aanhielden en met hen
langs het krijgsgevangenkamp passeerden. Toen de Engelsen het groepje in
de gaten kregen, kwamen zij hen ophalen bij de Russen. Na heel wat heibel
namen de Engelsen dan maar iedereen mee. Zo ben ik bij de Engelsen
terechtgekomen. Naar Schotland - ’s Anderendaags voerden die ons naar Dieppe,
vanwaar we in de avond met landingsvaartuigen naar Engeland vertrokken. De
volgende morgen ging het met de trein naar Glasgow in Schotland. Daar
begon mijn nieuwe ‘odyssee’. We werden in bruine Engelse uniformen
gestoken met op de rug in een andere stof een soort ruiten aas. De
Russische militaire missie bleek op de hoogte van het bestaan van dit kamp
en na een tijdje kregen we geregeld het bezoek van Russische officieren.
Je begrijpt dat ze probeerden ons om te praten. Ze legden de nadruk op ons
patriottisme en dat onze ouders op ons zaten te wachten. Kortom, ze
beloofden ons van alles. De Engelse officieren stonden erbij, maar zwegen.
Daarna werden wij, dit wil zeggen Russen, Polen, Joegoslaven en Tsjechen, afgezonderd van de Duitsers en naar een ander kamp in Schotland overgebracht, waar we soms bij de boeren moesten gaan werken. En dan werden we totaal onverwachts op een trein gezet naar Leeds in Centraal-Engeland. Er werd met ons een bataljon gevormd en ik belandde op de staf. We kregen nieuwe Engelse uniformen, kaki deze keer. Elke week kregen we vijf shilling en we hadden volledige bewegingsvrijheid.
Op 15 februari 1945
vertrokken we vanuit de haven van Liverpool met drie schepen, alles samen
zo’n tienduizend Russen. Op het dek kregen we de gebruikelijke
reddingsoefeningen voor het geval we zouden zinken of getroffen worden
door onderzeeërs. We voeren via Gibraltar en legden aan in Weer op Russische bodem - Op 5 maart 1945 stond
ik weer op Russische bodem. In Odessa hebben ze ons niet lang
vastgehouden. We werden met militaire treinen diep het land ingestuurd. Ik
kwam terecht in Basjkirië bij de 40ste infanteriedivisie in het 26ste
reserve fuseliersregiment. Alweer op de staf. Het militaire leven hernam
zijn gang. Overdag exercitie, maar ’s nachts werden we door de
contraspionage opgeroepen voor een ‘gesprek’. Hier ben ik Pavel
Gratsjov uit Beringen tegengekomen. Hij was daar gaan
lopen, maar werd dan gewond en lag ergens in een ziekenhuis, bij
kloosterzusters. Hier zat hij in een ander regiment. Ik heb hier ook nog Michaïl
Isakov en Leonid
Kovalj, eveneens uit het kamp van Beringen, ontmoet. Toen de oorlog met de Duitsers
achter de rug was, begonnen ze ons hier voor te bereiden op de oorlog met
de Japanners. In september 1945 was het echter ook afgelopen in het
Oosten. Ze zijn dan begonnen met uit de reserve-eenheden bouwbataljons
samen te stellen. Ik belandde met het 22ste bouwbataljon in de
petroleumproductie in Basjkirië en deed weer dienst op de staf. We zaten
er in uitgegraven kuilwoningen in de nederzetting Oktjaberski met twee
bataljons, het onze en het zesde. Veroordeling en straf - Eind januari 1946 werd
ik aangehouden. Ik stond op 23 februari terecht voor het tribunaal in de
stad Oefa en kreeg tien jaar strafkamp algemeen regime. In die tijd zaten
al de gevangenissen en kampen propvol met gewezen krijgsgevangenen. Wie
heb ik daar niet allemaal gezien?! Én generaals, én kolonels, én
partizanen… Er was zelfs een gedecoreerde held bij! Beste vriend, je
raakte er gewoon niet op uitgekeken. Mijn eerste kamp was Karlag: de
mijnen van Karaganda, 19 bis (gaswinning) en 17 bis. Vandaar stuurden ze
mij als bajesklant naar de kopermijnen in Dzjezkazgan. Ik heb maar weinig
in de mijn gewerkt, doordat ze me op de productieplanning hadden gezet. Naar Kolyma - In de lente van 1949 zat ik in een doorgangskamp
voor het Verre Oosten en tegen de herfst arriveerde ons konvooi in de
haven van Vanino. Voor het transport blijft daar nog alleen de weg naar
Kolyma over. In Vanino ben ik
nog Zjora
(Georgi) Koesakin uit Beringen tegengekomen. Hij was al
thuisgekomen in Toela in 1949, maar daar waren ze hem ’s nachts komen
arresteren en ze hadden hem 25 jaar gegeven. In Vanino heb ik nog twee
mannen ontmoet, die in Leopoldsburg bij de partizanen waren. Die hadden
ook tien jaar gekregen. In Magadan kregen we onze
winterkleding en dan ging het met vrachtwagens naar het noordelijke
mijnbouwdirectoraat in de nederzetting Jagodnoje. Hier beschouwde
men tien jaar als een lachertje! We werden meteen in nieuwe
konvooien ingedeeld en ik belandde in de tajgà, in de bosexploitatie.
Ergens in de zomer begon de chef van het kamp zich in mij te interesseren:
wie ik was en vanwaar ik kwam?… Op 5 maart 1953 stierf Stalin.
Men begon de zaken opnieuw te bekijken en in april werd ik vrijgelaten.
Maar aangezien het bedrijf vrij kon beschikken over de specialisten, werd
ik gedwongen er te blijven werken, maar dan wel in loondienst. Om niet aan
de drank te raken en mijn leven weer op te bouwen schreef ik me in voor de
avondschool. Wie zijn tien klassen (volledig middelbaar onderwijs)
afmaakte, genoot de voorkeur om vrij in het land te mogen rondreizen. Naar huis - In juni 1954 was ik ermee klaar en ik diende mijn
ontslag in. Op het bedrijf wou men mij niet laten gaan en men stelde me
voor dispatcher te worden (een belangrijke, verantwoordelijke post). Maar
ik voelde er niks voor omdat mijn moeder me net had geschreven dat ik naar
huis moest komen en daar in geen geval nog langer mee mocht wachten. Mijn
vader was al gestorven in 1948. In augustus 1954 voer ik op de
stoomboot Roejev weg uit Magadan. Op het schip werd ik bestolen: al mijn
geld en mijn papieren weg! Zo stond ik dan zonder één kopeke in de haven
van Nachodka. Een van mijn medereizigers gaf me honderd roebel. Ik belde
het bedrijf in Jagodnoje op, want daar had ik nog geld te goed. Ze maakten
me duizend roebel over, zodat ik dan toch kon doorreizen naar Jelets. (1)
Kriegsgefangenen-Mannschaftsstammlager 304 (IV H), Zeithain bei Riesa |
|
Vernoemde namen bij Polosin Pjotr |
|
|
|