Jean Put, Russische krijgsgevangenen in Limburg  1942-1945,
Leven en werken in oorlogstijd, Acco Leuven, 2002
   

Polosin Pjotr - Boek blz. 29, 69, 114-115, 360, 399-403

    

Pjotr  Polosin werd in 1922 geboren in Jelets, 300 km ten zuiden van Moskou. Nadat hij er het middelbaar onderwijs had doorlopen, vertrok hij in 1940 naar Marioepol aan de oevers van de Azov-zee, om er te gaan studeren aan het Hoger Technisch Instituut voor Scheepsbouw.

“ Datzelfde jaar moest ik mijn dienstplicht vervullen en stuurden ze mij naar Brest aan de Poolse grens. Te Kosov-Polesski werd ik opgeleid tot reserveofficier. De artillerieafdeling waartoe ik behoorde, bestond haast uitsluitend uit studenten en ingenieurs.

Bij het uitbreken van de oorlog werden we zonder militaire training ingezet. Wij moesten achteruitwijken tot Minsk. Omdat de Luftwaffe de colonnes op de grote wegen beschoot en bombardeerde, waren we verplicht in kleine groepen over veldwegen en door de bossen verder te trekken. In augustus 1941 werd ik in Wit-Rusland, 20 km van Bobroejsk, gevangengenomen. Nadat we eerst in een vesting hadden gezeten, brachten ze ons naar een transitkamp in de buurt van Minsk. Vandaar stuurden ze ons naar een kamp in Polen. Veel krijgsgevangenen ontsnapten uit het kamp. Er zijn ook massa’s gevangenen omgekomen van honger en uitputting. Alle dagen werden doden afgevoerd.

Kamp 304-IV-H - In de herfst van 1941 werden we per trein van Polen naar Saksen in Duitsland getransporteerd. Wij kwamen er als eersten aan. Kamp 304-IV-H (1) was een kamp in aanbouw. Er stonden stenen barakken, maar omdat ze krijgsgevangenen bleven aanvoeren, moesten er houten barakken bijgebouwd en ingericht worden. Tegen de winter moest het werk klaar zijn. Ik werd ingezet als schrijnwerker en maakte houten deuren, ramen en stapelbedden. Bij de eerste kou brak een tyfusepidemie uit. Tijdens de winter van 1941-42 vielen er tienduizenden doden. Wij moesten ze begraven. De Duitsers besloten de gezonden van de zieken te scheiden. God zij dank was ik na al die ellende nog bij de levenden.

In het voorjaar verhuisde ik naar de stenen barakken van het Vorlager. Na een ontsmettingskuur gaven ze ons andere kleren en kregen we ook beter eten. In de zomer van 1942 kwam een geneeskundige commissie op bezoek om gevangenen aan te werven voor mijnarbeid in België. Wie 20- 25 meter kon lopen, werd geschikt bevonden voor dat werk. Zo ben ik in september 1942 naar Beringen gekomen.”

In Beringen: het fietswiel - Jef Huybrechts werkte bij een loodgieter in Beringen. Hij was negentien toen de verordening verscheen dat jonge mannen opgeroepen konden worden om in Duitsland te gaan werken. Fons Deferme, de uitbater van de mijnhoeve ‘De Posthoren’, raadde hem aan werk te zoeken op de mijn. Jef kon op het houtterrein aan de slag, meer bepaald voor het opmeten van hout.

“Dat was in de tijd dat de Russen zijn gekomen. Bij ons in ‘t houtpark werkten er niet veel. Alleen zieken en Russen die tijdelijk afgekeurd waren voor het werk in de put. Samen met die mannen kwamen altijd een paar begeleiders mee. Een van hen heb ik goed gekend. Hij heette Peter. Dat was mijn beste kameraad. Hij was geleerd, hij kende verschillende talen. Hij sprak ook Vlaams, wel een beetje gebroken. Het was ne chique type. En beleefd dat die was! Niet te geloven. Ik legde mijn hand in zijne nek, maar dat zou hij nooit bij mij gedaan hebben. Nee, dat deed hij niet. Dat er toen armoede was, is op de foto goed te zien. Ik had een vest aan met kapotte mouwen. En ik liep op klompen. Peter was beter gekleed dan ik.

Hij is dikwijls thuis geweest. Ik woonde langs de Steenweg naar Beringen, ongeveer tegenover ‘De Posthoren’. Van het houtpark gingen we over het pad langs het schlammkot  tot aan de pinnekesdraad. We kropen naar buiten door het wiel van een velo. Ik had de rayons eruit gekapt. Ik trok de draad open en stak het wiel ertussen. Zo kon Peter zonder zijn kleren te scheuren erdoorheen kruipen. Nadien stak ik het wiel weg. We gingen door de wei naar huis, dat was niet ver. Hij at thuis met ons mee. En als we geëten hadden, gingen we langs dezelfde weg terug.” 

Foto: Jef Huybrechts en Pjotr Polosin

De zomer van 1944 - In de zomer van 1944 werden in Beringen de krijgsgevangenen niet meer via de Stationsstraat van het kamp naar de mijn gebracht. Geëscorteerd door Duitse bewakers namen ze de passerelle over de spoorweg om naar het kamp terug te keren. Onderweg ontsnappen was onmogelijk geworden. Maar er waren andere uitwegen en naarmate de geallieerden oprukten, namen steeds meer Russen de vlucht. Oscar De Moerlooze constateerde het iedere dag. “De laatste dagen van augustus zijn er veel Russen gaan lopen. Als die mannen niet terugkwamen van hun werk, zette ik achter hun nummer ‘Gevlucht’. Soms waren het er tien, twaalf. Ik kreeg die lijsten, ik stond in voor de pointage.”

Ontsnapt na de ochtendpost - Uit een brief van Pjotr Polosin aan Vasili Beljoekov: ‘In april of mei 1944 moest ik terug de mijn in. Ik maakte er kennis met Joeri, een jonge Rus. Zijn familienaam herinner ik me niet meer. We besloten om te gaan vluchten. Toen de mannen van onze barak de ochtendpost hadden, kwamen we na het werk als eersten naar boven en spoedden ons naar de badzaal. De kleerkastjes stonden tegen de houten schutting tussen de badafdeling van de Russen en de Belgen. We verplaatsten een paar kastjes, ik stampte een ruit stuk en klom door het raam. Joeri volgde mij. Zo kwamen we bij de Belgen. Vlug liepen we door de badzaal en vluchtten het houtpark in. Daar was ik goed bekend en zo kwamen we weg. Aan het Albertkanaal gingen we uit elkaar.

Ik liep naar het huis van Maria Deferme. Haar zus Edmée kwam naar me toe om me te helpen. Door een paar jongeren ben ik toen naar een klein dorp gebracht. Daar heb ik Louisa Van Hove (2)  ontmoet. Zij kende mij goed. André Pousanovsky is me in het huis waar ik ondergedoken zat, komen opzoeken. De Engelsen hadden intussen het Albertkanaal bereikt en een verzetsstrijder was bereid om ons naar de Engelse linie te brengen. ’s Morgens vroeg, in de dichte mist, liepen we over de sluizen naar de Engelsen. Een patrouille hield ons tegen en bracht ons naar de commandant. André Pousanovsky zei hem waar de kanonnen van de Duitsers stonden en wees de plaats van de mitrailleursnesten aan.”

Lucien Nulens: “Drie of vier dagen voordat de Russen vertrokken zijn, is Peter ontsnapt. Ik heb hem samen met Jean Custers naar de Zeventig Zillen  gebracht. Daar zijn leden van het verzet hem komen ophalen.”

De Odyssee van Pjotr Polosin - In 1991 kwam een Russische reporter naar Holven om over Vasili Beljoekovs belevenissen een reportage te maken. Het relaas werd een drietal keren door Radio Moskou uitgezonden. In de Siberische stad Abakan, 4.000 km van Moskou, hoorde Pjotr Polosin het verhaal. Deze oud-krijgsgevangene was in 1942-1944 barakoverste in Beringen. Er werd een passage uit zijn leven verteld! Een soldaat uit zijn barak, een vriend die hem tijdens de woelige bevrijdingsdagen het leven had gered, was hier aan het woord. Onmiddellijk schreef Pjotr naar Radio Moskou. Hij vroeg het adres van zijn landgenoot die hij in België had gekend. Er ontstond een drukke correspondentie tussen beide oude vrienden. In zijn brieven vertelt Pjotr aan Vasili zijn wedervaren vanaf de dag dat hij uit het kamp van Leopoldsburg vertrok.

Vijftig jaren later - december 1994
Pjotr Polosin op bezoek bij Vasili Beljoekov in Holven

Vasili, ik geloof dat het de dag na je bezoek aan het kamp was, dat de Belgen ergens in de bossen vijf Turkmenen of Tadzjieken aanhielden en met hen langs het krijgsgevangenkamp passeerden. Toen de Engelsen het groepje in de gaten kregen, kwamen zij hen ophalen bij de Russen. Na heel wat heibel namen de Engelsen dan maar iedereen mee. Zo ben ik bij de Engelsen terechtgekomen.

Naar Schotland - ’s Anderendaags voerden die ons naar Dieppe, vanwaar we in de avond met landingsvaartuigen naar Engeland vertrokken. De volgende morgen ging het met de trein naar Glasgow in Schotland. Daar begon mijn nieuwe ‘odyssee’. We werden in bruine Engelse uniformen gestoken met op de rug in een andere stof een soort ruiten aas. De Russische militaire missie bleek op de hoogte van het bestaan van dit kamp en na een tijdje kregen we geregeld het bezoek van Russische officieren. Je begrijpt dat ze probeerden ons om te praten. Ze legden de nadruk op ons patriottisme en dat onze ouders op ons zaten te wachten. Kortom, ze beloofden ons van alles. De Engelse officieren stonden erbij, maar zwegen.

Daarna werden wij, dit wil zeggen Russen, Polen, Joegoslaven en  Tsjechen, afgezonderd van de Duitsers en naar een ander kamp in Schotland overgebracht, waar we soms bij de boeren moesten gaan werken. En dan werden we totaal onverwachts op een trein gezet naar Leeds in Centraal-Engeland. Er werd met ons een bataljon gevormd en ik belandde op de staf. We kregen nieuwe Engelse uniformen, kaki deze keer. Elke week kregen we vijf shilling en we hadden volledige bewegingsvrijheid.

Op 15 februari 1945 vertrokken we vanuit de haven van Liverpool met drie schepen, alles samen zo’n tienduizend Russen. Op het dek kregen we de gebruikelijke reddingsoefeningen voor het geval we zouden zinken of getroffen worden door onderzeeërs. We voeren via Gibraltar en legden aan in La Valetta op het eiland Kreta (3) voor zoet water en vers proviand. Dan volgden de Dardanellen en de Bosporus met een stop van een uur of twee, en eindelijk Odessa.

Weer op Russische bodem - Op 5 maart 1945 stond ik weer op Russische bodem. In Odessa hebben ze ons niet lang vastgehouden. We werden met militaire treinen diep het land ingestuurd. Ik kwam terecht in Basjkirië bij de 40ste infanteriedivisie in het 26ste reserve fuseliersregiment. Alweer op de staf. Het militaire leven hernam zijn gang. Overdag exercitie, maar ’s nachts werden we door de contraspionage opgeroepen voor een ‘gesprek’. Hier ben ik Pavel Gratsjov uit Beringen tegengekomen. Hij was daar gaan lopen, maar werd dan gewond en lag ergens in een ziekenhuis, bij kloosterzusters. Hier zat hij in een ander regiment. Ik heb hier ook nog Michaïl Isakov en Leonid Kovalj, eveneens uit het kamp van Beringen, ontmoet.

Toen de oorlog met de Duitsers achter de rug was, begonnen ze ons hier voor te bereiden op de oorlog met de Japanners. In september 1945 was het echter ook afgelopen in het Oosten. Ze zijn dan begonnen met uit de reserve-eenheden bouwbataljons samen te stellen. Ik belandde met het 22ste bouwbataljon in de petroleumproductie in Basjkirië en deed weer dienst op de staf. We zaten er in uitgegraven kuilwoningen in de nederzetting Oktjaberski met twee bataljons, het onze en het zesde.

Veroordeling en straf - Eind januari 1946 werd ik aangehouden. Ik stond op 23 februari terecht voor het tribunaal in de stad Oefa en kreeg tien jaar strafkamp algemeen regime. In die tijd zaten al de gevangenissen en kampen propvol met gewezen krijgsgevangenen. Wie heb ik daar niet allemaal gezien?! Én generaals, én kolonels, én partizanen… Er was zelfs een gedecoreerde held bij! Beste vriend, je raakte er gewoon niet op uitgekeken.

Mijn eerste kamp was Karlag: de mijnen van Karaganda, 19 bis (gaswinning) en 17 bis. Vandaar stuurden ze mij als bajesklant naar de kopermijnen in Dzjezkazgan. Ik heb maar weinig in de mijn gewerkt, doordat ze me op de productieplanning hadden gezet.

Naar Kolyma - In de lente van 1949 zat ik in een doorgangskamp voor het Verre Oosten en tegen de herfst arriveerde ons konvooi in de haven van Vanino. Voor het transport blijft daar nog alleen de weg naar Kolyma  over. In Vanino ben ik nog Zjora (Georgi) Koesakin uit Beringen tegengekomen. Hij was al thuisgekomen in Toela in 1949, maar daar waren ze hem ’s nachts komen arresteren en ze hadden hem 25 jaar gegeven. In Vanino heb ik nog twee mannen ontmoet, die in Leopoldsburg bij de partizanen waren. Die hadden ook tien jaar gekregen.

In Magadan kregen we onze winterkleding en dan ging het met vrachtwagens naar het noordelijke mijnbouwdirectoraat in de nederzetting Jagodnoje. Hier beschouwde  men tien jaar als een lachertje! We werden meteen in nieuwe konvooien ingedeeld en ik belandde in de tajgà, in de bosexploitatie. Ergens in de zomer begon de chef van het kamp zich in mij te interesseren: wie ik was en vanwaar ik kwam?…
‘Kom jij echt uit Marioepol?’
‘Zeker, ik was er hogeschoolstudent voor de oorlog.’
Enfin, hij nam me mee naar de reparatiewerkplaats. Daar werkte ik eerst als kraanmachinist en daarna als paswerker-monteur 7de klasse (ontwerper). Op het bedrijf waren alle chefs, technici en ploegbazen voormalige gevangenen.

Op 5 maart 1953 stierf Stalin. Men begon de zaken opnieuw te bekijken en in april werd ik vrijgelaten. Maar aangezien het bedrijf vrij kon beschikken over de specialisten, werd ik gedwongen er te blijven werken, maar dan wel in loondienst. Om niet aan de drank te raken en mijn leven weer op te bouwen schreef ik me in voor de avondschool. Wie zijn tien klassen (volledig middelbaar onderwijs) afmaakte, genoot de voorkeur om vrij in het land te mogen rondreizen.

Naar huis - In juni 1954 was ik ermee klaar en ik diende mijn ontslag in. Op het bedrijf wou men mij niet laten gaan en men stelde me voor dispatcher te worden (een belangrijke, verantwoordelijke post). Maar ik voelde er niks voor omdat mijn moeder me net had geschreven dat ik naar huis moest komen en daar in geen geval nog langer mee mocht wachten. Mijn vader was al gestorven in 1948.

In augustus 1954 voer ik op de stoomboot Roejev weg uit Magadan. Op het schip werd ik bestolen: al mijn geld en mijn papieren weg! Zo stond ik dan zonder één kopeke in de haven van Nachodka. Een van mijn medereizigers gaf me honderd roebel. Ik belde het bedrijf in Jagodnoje op, want daar had ik nog geld te goed. Ze maakten me duizend roebel over, zodat ik dan toch kon doorreizen naar Jelets.

        Ik vertrok van huis in augustus 1940 om te gaan studeren
      en kwam terug thuis in de herfst van 1954.
      Dat was mijn terugweg naar het ouderlijk huis.”

(1) Kriegsgefangenen-Mannschaftsstammlager 304 (IV H), Zeithain bei Riesa
(2) Louisa Van Hove uit Kwaadmechelen was bediende op de mijn in Beringen
(3) Op het eiland Malta

Vernoemde namen bij Polosin Pjotr

Beljoekov 1, 2, 3
Custers Jean
Deferme Fons
Deferme Edmée
Deferme Maria
De Moerlooze Oscar
Gratsjov Pavel
Huybrechts Jef
Isakov Michaïl
Koesakin Zjora (Georgi)
Kovalj Leonid
Nulens Lucien
Pousanovsky André
Van Hove Louisa