“Ik ben op 22 juli 1923 geboren in het dorp Mostixo in Siberië. Toen de oorlog uitbrak, werkte ik in een kolchoz.
Ik werd opgeroepen en begon mijn legerdienst één jaar vroeger dan
voorzien was. In Tomsk kreeg ik mijn opleiding bij de artillerie. In maart
1942 stuurden ze ons naar het front. Vier maanden later, op mijn
verjaardag, werd ik gevangengenomen en in een vervallen kerk met honderden
soldaten bijeengebracht. We werden door de Duitsers in het bezette gebied
van Rusland aan het werk gezet. En ze deden ons hard werken!
Op het einde van 1942 voerden ze ons naar Duitsland. In een kamp in Saksen
werden de besten uitgezocht en die stuurden ze naar de mijnen in België.
Ik dacht, dit is het einde, dat is mijn dood. Maar ik vergiste me. We
werden in Beringen goed ontvangen. Bij onze aankomst kregen we soep. We
aten ze als matrozen, zonder lepel, met de kommen aan de mond. Ik herinner
me een meisje van 11-13 jaar dat ons soep bracht en de soepkommetjes
bijeenhaalde. Toen had ik de indruk dat ik geen gevangene meer was en dat
ik met zo’n mensen wel in leven kon blijven.”
Beringen: naar het oude stort - Begeleid
door mijnwachters trokken gevangenen die niet geschikt waren voor
ondergrondse arbeid, naar de oude stortplaats bij de kolenhaven. Daar
moesten ze het aangevoerde afval over het terrein uitspreiden. Nicole
Delarbre, een vijftienjarige jongen die op het Kioskplein
woonde, herinnert zich het Krankenkommando (1)
nog als de dag van gisteren.
Beringen
- winter 1942-1943: Russische
krijgsgevangenen op de oude
stortplaats
“Toen
ons ma dat in het oog kreeg, zette ze kruiken soep en stomp en wat we toen
hadden achter aan het tuinpoortje gereed. Jean Custers, de garde, liet dat
meepakken naar het oude stort. Daar aten die mannen op wat ons ma had
meegegeven en ’s avonds zetten ze de lege kruik weer aan het poortje
neer. Dat gebeurde de laatste maanden van 1942. Het is daar dat ik Pavel
Gratsjov heb leren kennen. ‘Paulic’ noemden we hem. Op het einde is
dat een officier geworden, maar in het begin was dat nog een armzalig
sukkelaartje.”
Pavel, kind aan huis - Bij het
uitbreken van de oorlog was Henri
Delarbre, de vader van Nicole,
ingescheept naar Engeland. Door zijn afwezigheid groeide zijn zoon in
Beringen-Mijn op tot een vrijgevochten jongeman die de omgang met de
Russische krijgsgevangenen boeiender vond dan de lessen in het college van
Beringen.
Nicole Delarbre:
“Iedereen had zo zijn geliefde Rus. De onze was de negentienjarige
Siberiër, Paulic. Dat was
mijn boezemvriend. Maandenlang is hij bij ons aan huis gekomen. Eerst kwam
hij met het Krankenkommando mee naar het houtpark. Later begeleidde hij de
Russen van de middagpost van het kamp naar de mijn. Voor hij met de mannen
van de morgenpost terugging, was hij anderhalf uur vrij.
![](../ft/ft-gratchov/tkst.h3.jpg)
Pavel Gratsjov,
Nicole en mama
Delarbre
Op
de hoek van de Statiestraat en de Steenweg stond een betonnen paal van de
omheining die hij een beetje kon verplaatsen. Langs daar kroop hij naar
buiten. Roef, de Steenweg over, en langs achter
kwam hij thuis binnen. Als hij binnenkwam kuste hij mama. ’t Was
precies een zoon. Mama had dan
eten klaargemaakt, soms was dat spek met eieren. Ze
waste ook zijn sokken. Hoe dikwijls is hij niet met twee blikskes
sardienen op zak terug naar het kamp gegaan. De facteur bracht ons onder
de oorlog regelmatig een pakske met blikskes sardienen. Papa die in
Engeland zat, liet die pakskes opsturen. Vanuit
Portugal kwamen ze naar ons land.”
![](../ft/ft-gratchov/tkst.h4.jpg)
Pavel (en
Aleksandr)
Mislukte ontsnappingspoging - "Ik ben gaan lopen met
Michaïl
Izakovitsj. Ik weet niet meer met hoevelen en ook niet
wanneer we ontsnapt zijn. Ik denk dat het in de maand augustus was.
Michaïl is het gelukt. Mij is het niet gelukt. Ik kwam tegenover een
Duitse officier te staan die zich gelukkig grootmoedig heeft gedragen. Hij
hield ons staande en richtte zijn pistool op mij.
Hij
riep: ‘Warum gehen Sie laufen?’
Wij bleven even staan, maar Michaïl
liep verder. Ik volgde hem. Zou die Duitser ons in de rug schieten? Hij
schoot in mijn been en ik viel. Hij riep dat ik moest opstaan. Hij schoot
een tweede keer, ditmaal in mijn hiel. Hij riep nog iets maar ik stond
niet recht. Ik bood geen weerstand meer, ik liet maar begaan. Het maakte
voor mij niet meer uit waar ze mij naartoe zouden brengen. Dat is gebeurd
niet ver van de mijn, midden op straat. Ik werd naar een ziekenhuis
gebracht. Een chirurg, een oude man, heeft mij geopereerd en een
gipsverband gelegd (2). Ik weet niet hoe
lang ik in het ziekenhuis ben gebleven. Enkele dagen, denk ik.
Naar Schotland - Toen is een Engelse officier met een
brancard naar mij toegekomen. Hij sprak niet tegen mij, hij vroeg mijn
toestemming niet. Ik werd meegenomen en daarna met een boot over het
Kanaal naar Engeland gebracht. Ik kwam in Schotland aan, in Edinburgh of
Glasgow, dat weet ik niet meer. Ze staken ons in een groot
gemeenschappelijk kamp. Daar zaten Russen, Duitsers en mannen van allerlei
nationaliteiten die aan de zijde van de Duitsers gevochten hadden.
In maart 1945 kwam een Russische
attaché, generaal-majoor Radov, naar het kamp. Hij verzamelde de Russen
en we kregen een Engels soldatenuniform. We werden naar de haven gebracht
en op een schip gezet. Er lagen twee schepen. Het ene had krijgsgevangenen
aan boord. Er werd gezegd dat het er 20.000 waren. Op de andere boot zaten
18.000 Ostarbeiter.
Pavels terugkeer - Onder escorte van een vliegdekschip voeren
we over de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee. Toen wij in de
Bosporus aankwamen, kregen wij een tijd rust. Via een megafoon werd ons
toegeroepen: ‘Waar gaan jullie heen?’
We
kregen als antwoord: ‘Jullie wacht allemaal de kogel. Stalin beweert dat
er bij hem geen krijgsgevangenen zijn, alleen verraders van het
vaderland.’
Velen
van ons zijn toen overboord gesprongen. De Turken slaagden erin hen op te
vissen en in bootjes naar de oever te brengen, naar Istanbul.”
De blijheid om de terugkeer was voor velen van korte duur. Terug in het
vaderland begon Pavel Gratsjov aan de
lijdensweg die ook Pjotr
Polosin en duizenden anderen te wachten stond. Vanaf het
ogenblik dat ze in Odessa voet aan wal hadden gezet, begon de pijnlijke
ontnuchtering.
De
Russische auteur Erenboerg schreef in zijn memoires wat zijn dochter Irina
had gezien, toen zij in Odessa voor het legerblad De Rode Ster werkte:
Russische krijgsgevangenen die met een troepentransportschip uit Marseille
waren gekomen, werden als misdadigers ontvangen en zouden naar kampen
gestuurd worden.
“Wij kwamen in Odessa aan en zagen daar de vernielde gebouwen van de
oorlog. In ons Engels uniform trokken we door de straten, zonder wapens en
begeleid door militairen met automatische geweren. De mensen bekeken ons.
Wij waren soldaten, maar zonder wapens en zonder papieren.
Nadien werd ik naar Bakoe gestuurd. Daar heb ik in een steengroeve gewerkt
en leistenen gehakt. Dan ben ik voor het tribunaal moeten verschijnen. Ik
werd veroordeeld tot tien jaar strafkamp en mocht vijf jaar lang mijn
verblijfplaats niet verlaten. Ik was zoals Pjotr
Polosin in de gaswinning terechtgekomen, een zwaar werk dat
heel schadelijk was voor de gezondheid. En daarna voerden ze ons helemaal
naar het noordoosten van Siberië, naar Kolyma. Dat was de hel.”
Kolyma de planeet - Begrensd door de Stille Oceaan, de
Noordelijke IJszee en een ontoegankelijk gebergte in het westen
is Kolyma een geïsoleerd gebied, een reusachtige natuurlijke
gevangenis. Omdat het gebied zeer belangrijk was voor de goudwinning,
deporteerden de sovjets tienduizenden gevangenen naar Kolyma. Ook voor de
exploitatie van bouwhout werden veel dwangarbeiders ingezet. Varlam
Sjalamov die zeventien jaar in Kolyma zat, schreef een aangrijpend boek
over zijn kampervaringen. Bij iedere temperatuur moest er gewerkt worden,
ook al vroor het meer dan 50 graden.
Het lied dat er door de gevangenen gezongen
werd, loog er niet om:
Wees
vervloekt, Kolyma,
Genoemd een vreemde planeet.
We worden hier gek.
Want van deze plek keert niemand terug.
Na zijn vrijlating in 1957 begon Pavel Gratsjov
te werken in de mijnen van Karaganda. Hij bleef er tot in 1961 en trouwde
er met een meisje uit Letland.
Vera, dochter van Vasili Beljoekov: “Pavel
had tien jaar gevangenisstraf gekregen met daar bovenop het verbod om de
volgende vijf jaar Siberië te verlaten, en zijn burgerrechten waren hem
ontnomen. Dat wil uiteraard zeggen dat hij na de straf daar moest blijven.
Bovendien had Pavel een
vrouw uit Letland leren kennen die, na de inlijving van de Baltische
staten bij de Sovjet-Unie, daar naartoe was gedeporteerd. Ze kregen twee
zonen. Om zijn gezin te onderhouden werkte Pavel in
een mijn. Na de periode van 10+5 jaar zijn ze naar haar geboorteland
teruggekeerd.”
![](../ft/ft-gratchov/tkst.h5.jpg)
Pavel Gratsjov met zijn vrouw en zoon
Jaren later - Vijfenvijftig
jaar na de bevrijding kwam Nicole Delarbre via Vasili
Beljoekov en Pjotr
Polosin opnieuw in contact met zijn vriend. Vanuit
Jelgava in Letland schreef Pavel Gratsjov
aan Vasili
Beljoekov: “Ik ben Pavel
waarmee jij samen was in het gevangenenkamp van de koolmijn in de stad
Beringen. Het kamp lag zowat anderhalve kilometer van de mijn. De kolen
die wij voor de Duitsers moesten uithalen werden via het (Albert)kanaal en
de Rijn naar de Ruhr in Duitsland gebracht.
Ik
ben in het jaar 1942 naar het kamp gekomen. In die tijd was gevangene Viktor
Motorjuk overste van het kamp. Ik zat in Barak 2, tegenover
de keuken waar Adamovski
hoofd van de keuken was. Jakov
Ossimon was ook bij ons. Hij was tolk. En Michaïl
Isakov was
overste van Barak 4. Vasili, ik schrijf je dit allemaal om je te
overtuigen dat wij samen in hetzelfde kamp waren. We werkten daar in de
mijn en op de bovengrond. Ik herinner me nog mijn kampnummer 6897 en het
SU-teken op de rug.
![](../ft/ft-gratchov/tkst.h6.jpg)
Nicole
Delarbre
Doe
de groeten van mij aan Nicole
Delarbre. Hij zit als een levendige Belgische jongen zeer
diep in mijn herinnering. Wat hield hij van de gevangenen! Ik had hem een
pilotka gegeven. Nicole had er
een sterretje opgemaakt. Hij had de muts altijd bij, hij kon er geen
afstand van doen. Fier stapte hij ermee heen en weer langs het kamp. De
Duitse schildwacht pakte ze af, gooide ze op de grond en stampte erop.
Ik ben bij hem aan huis geweest. Zijn mama was heel goed voor mij. Ze gaf
me eten en trakteerde me zelfs een keer op room. Mocht ze nog in leven
zijn, groet ze dan van mij. Doe ook de groeten aan Jean
Custers, de garde en aan het meisje Nini. Haar
familienaam herinner ik me niet meer. Ze kwam dikwijls met haar vader en
moeder naar het houtpark waar wij werkten. Ze hielp de krijgsgevangenen.
Daarna hoorde ik dat Nini opgepakt is
door de Duitsers (3).
Vasili,
als de Belgen ons niet geholpen hadden, waren wij er niet meer. Wij zijn
hen dankbaar omdat ze zo goed voor ons zijn geweest. Ik herinner het me
met tranen in de ogen, want niet iedereen kan dit nog schrijven.”
(1) Groep
arbeidsongeschikte Russische krijgsgevangenen (zieken, gewonden)
(2) Geopereerd door dr. Gerard in het
Sint-Franciskus Ziekenhuis van Heusden
(3) Nelly
Lecocq: zie Getuigenis Albert Geeraerts
|