Vertaling
door XX Konvooi van een uittreksel uit:
Lewkowicz,
J. - Des témoins racontent... Mme Moscowicz parle in, Regards,
n° 23, Bruxelles, 10-16.4.1981, p. 6-7 - raconté par Hena Moscowicz [née
Wessing]
|
Mijn
man (Tzwern Unyl,
nvdr) werd op een dag in januari 1943 gearresteerd. Hij werd verraden door “le
gros Jacques”, een joods collaborateur van de Gestapo te Brussel.
Mijn man had geprobeerd te ontsnappen maar was neergeschoten door
Gestapoagenten. Ik heb hem teruggevonden in het Sint-Pietersziekenhuis
toen hij al stervende was. Hij overleed kort daarna op 18 januari 1943.
Men
had me gewaarschuwd: “Vertrek, verberg u, de Duitsers weten dat u
bestaat, ze zoeken uw kinderen die al verborgen zijn!”
In
Gent
had een dame, een klant van mijn man, ons gezegd: “Wanneer u ongelukken
overkomen, dan kan u bij ons terecht, ik zal u verbergen”. Ik had er dus
het volste vertrouwen in maar toen ik mij naar Gent
begaf, bleek de dame niet thuis. “Ze komt terug, binnen een uurtje”,
bezwoer me een verkoopster. Ik bleef dus in een café in de buurt om haar
op te wachten. Toen het uur voorbij was, ging ik terug. Nog was er niemand
thuis. Ik liet een boodschap achter dat ik binnen het uur nog eens zou
terugkomen. 17 uur, een nieuwe poging, “Ja, mevrouw is thuis, ze is
boven”. Ik wil naar boven gaan maar de geluiden doen me schrikken. Het
waren geen stappen van een vrouw maar de laarzen van de Gestapo. Ik werd
opgepakt en meegenomen naar de gevangenis van
Gent
op 12 februari 1943. Ik ben verraden door die vrouw. Die werd trouwens in
1945 opgesloten wegens collaboratie. Zeven dagen later werd ik meegenomen
naar Mechelen,
het transitkamp voor joden in België. Ik kreeg er het transportnummer
736. Daar heeft men me lange tijd ondervraagd. “Geef ons de
adressen van uw medeplichtigen!!” Ik heb hen veel adressen gegeven …
adressen waarvan ik wist dat er niemand meer was, want de Gestapo had zijn
noodlottig werk al gedaan!
In
werkelijkheid werden we in Mechelen
nog redelijk goed behandeld. Er was wel een commandant die ons
terroriseerde met zijn hond. Maar we kregen goed te eten, we hadden
contact met de buitenwereld en we dachten dat we er langere tijd konden
blijven. Onze hoop was dat het kleine aantal arrestanten geen nieuw
konvooi zou rechtvaardigen. Ongelukkigerwijze had een vluchteling die was
teruggekeerd van Duitsland ons gewaarschuwd: “Jullie hebben geen enkele
kans, ze zullen jullie meenemen naar Auschwitz
en niemand van jullie zal terugkeren.”
De
avond van Pessach 1943, om 18u30, heeft men ons aan boord gebracht van het
beroemde twintigste konvooi; uiteraard wisten we toen nog niet dat het
konvooi zou worden aangevallen door weerstanders. Desondanks waren er
onder ons, de jongsten, die in een atelier werktuigen hadden gemaakt, in
zichzelf denkend “men weet nooit …”
Het
was Pessach, we weenden, denkend aan onze kinderen. Een jonge kerel had
zich aan het raam gezet. Hij droomde weg om te ontsnappen. Hij keek naar
buiten, zijn blik op oneindig, op het moment dat de trein stopte, rond
21u30. We wisten niet waar we waren. We wisten niet wat er gebeurde.
Geschreeuw, geduw, plotseling riep de jongeman aan het raam: “Langs
hier, langs hier!” en een jonge weerstander opende de deur van onze
wagon. Hij gaf ons geld en riep naar ons: “Red jullie”. Ik had schrik,
durfde niet te springen maar bedacht me: als ik nu niet spring, dan
blijven mijn kinderen helemaal alleen achter. De Duitsers begonnen te
schieten, ik sprong en verborg me in een talud toen een man riep: “Blijf
niet samen, wees stil en verspreidt u!”.
Ik
ben dus alleen vertrokken. Na wat gewandeld te hebben, ontdekte ik in de
verte een stal waar ik gebleven ben, zonder dat ik durfde bewegen of
iemand roepen. Om 5 uur ’s morgens ben ik beginnen stappen. Van op een
hoger gelegen plaats sprak een man me aan: “Vrees niet, zei hij, ik heb
het rode licht daar niet geplaatst gisteravond, het was het verzet. Ik zal
u niet verraden, volg deze weg en u zal bij een treinhalte komen.”
Meerdere vluchtelingen van het XXste konvooi ontmoetten mekaar daar, in
dat kleine stationnetje, vlak bij Haacht. We durfden niet naar mekaar te
kijken, en zeker mekaar niet aan te spreken. De jongeman die door het raam
had gekeken in de trein, had zich vermomd op z’n Vlaams. Later vernam ik
dat hij zich had laten doorgaan voor een Engelse parachutist. Ik ben
teruggekeerd naar Brussel en heb me kunnen verbergen dankzij een
weerstandsnetwerk.
In
mijn schuilplaats beloofde ik mezelf dat ik niet meer buiten zou komen
maar ik kon niet weerstaan aan mijn zin om te gaan wandelen. Op een dag
kwam diegene die me verborg, terug van de kerk. Hij wist niet dat ik
joodse was. Hij zei me: “De pastoor heeft ons gezegd: de oorlog, dat is
de schuld van de joden.” Ik moest veranderen van schuilplaats.
Vandaag
denk ik nog vaak terug aan die gebeurtenissen. Ik denk aan hen die geen
kans hebben gekregen om het XXste konvooi te ontvluchten. Ik denk vooral
aan mijn kinderen …
Uit
: Lewkowicz J., Revue
Regards, Des témoins racontent, Avril 1981.
Hena
Wasyng en haar twee zoontjes hebben de oorlog overleefd. Zij is in 1946
hertrouwd met Benjamin Moszkowitz. Hena Wasyng is overleden op 28 november
1996. Haar kinderen, Maurice en Bernard Tzwern wonen nu in Brussel.
|